De charmes van een cliché
Uitgekeken op de Canarische eilanden? De Dominicaanse Republiek al gehad? Dan wordt het tijd voor een andere Caribische ervaring. Sint-Maarten/Saint-Martin heeft alles om de verwende zon-en-zee-toerist tevreden te stellen.
Negentig vierkante kilometer. Sint-Maarten/Saint-Martin is piepklein. Vanuit het vliegtuig gezien een dopje groen verloren in azuurblauwe zeeën: een zalig cliché. Een Caribisch eiland, gelegen op het scharnierpunt van de Grote en Kleine Antillen.
Opgesplitst bovendien in een Frans en een Nederlands deel. Dat alleen al bezorgt Belgische reizigers een wel bijzonder déjà-vu gevoel: een Nederlands-Franse “taalgrens” op 10 uur vliegen van huis, in een exotische omgeving.
Hoewel, veel Nederlands wordt er niet meer gesproken. Het Nederlandse Sint-Maarten heeft net als de andere eilanden van de Nederlandse Antillen een autonoom statuut en een parlement op Curaçao. Maar de hoofdstad Philisburg en omgeving zijn helemaal veramerikaniseerd. “In het historische Townhouse worden nog processen in het Nederlands gevoerd”, weet Stefaan, de Vlaamse JetAir-host ter plaatse. “Er is dan wel een tolk aanwezig om naar het Engels of Creools te vertalen.”
In Saint-Martin, een sous-préfecture van het Franse département d’outre-mer Guadeloupe, is de voertaal Frans. Taalproblemen of grensovergangen zijn er niet. Fransen en Nederlanders delen het eiland vriendschappelijk sinds de 17de eeuw, enkele Spaanse en Britse bezettingen niet te na gesproken. “Over hoe het eiland verdeeld werd, bestaat een mooie legende”, zegt Stefaan. “In 1648 vertrokken een Nederlander en een Fransman vanuit Oyster Pond. De eerste naar het zuiden, de tweede noordwaarts. Waar ze elkaar ontmoetten aan de andere kant van het eiland zou de grens komen. Omdat de Nederlander onderweg jenever dronk, ging hij een stuk trager dan zijn Franse collega die het bij wijn hield. Met het gevolg dat Saint-Martin groter is dan Sint-Maarten.”
Tegen 5 uur hebben de meeste zonnekloppers op het strand van Baie Rouge hun spullen gepakt om terug naar hun hotel te gaan. Maar de strandbar “Chez Marcel” blijft nog even open. De barman heeft het goed bezien: na het gedol in de snel aanrollende golven zijn we echt aan een koel drankje toe. Baie Rouge is een van de 36 stranden van het eiland. Het ligt wat verscholen tussen hoge rotsen. Op een ervan staat een droomvilla met zich over de zee. Ik kan me zo voorstellen dat Playboy-baas Hugh Hefner er, noblesse oblige, in mooi gezelschap leuke vakanties doorbrengt. Of misschien is dat het optrekje van autoracer Nelson Piquet, een van die andere celebrities met een huis op Saint-Martin.
Marcel roept uitgerekend dit moment uit tot happy hour en laat verse ananas en kokosnoten aanslepen voor romige Pina Colada‘s. “Les meilleurs au monde”, zegt hij, onbescheiden. Ik moet hem gelijk geven. In de hoofdstad Marigot runt Marcel ook een restaurantje.
Op dit eiland draait alles rond toerisme. De zoutmijnen zijn al 50 jaar dicht en vorige eeuw gingen de rietsuikerplantages na de afschaffing van de slaverij over kop. Begin deze eeuw kende Sint-Maarten/Saint-Martin bittere armoede en trokken de bewoners naar omliggende eilanden. Het in 1939 verworven statuut van vrijhaven veranderde de situatie. De cocktail van zon, zee, taxfreeshops en casino’s bleek voldoende om een toeristische explosie te veroorzaken. Stefaan citeert de cijfers. “Van 800 hotelkamers in 1985 tot 8000 in 1995. Er wordt nog altijd gebouwd. Maar nu legt men beperkingen op om het eiland te beschermen. Door de groei van het toerisme steeg ook de bevolking. Van enkele duizenden inwoners in 1950 ging het naar meer dan 70.000. Al zal niemand je exact kunnen vertellen wat een Sint-Maartenaar nu is. Er leven hier tientallen verschillende nationaliteiten.”
Vanuit Saint-Martin zijn er bootverbindingen met naburige eilanden als Saba, Anguilla en St.Barthélémy. Omdat de snelle ferry naar Saba – minuscuul maar naar verluidt prachtig, met een tropische flora en fauna – voorlopig stuk is, wordt het St. Barth, bekend van de cocktailpagina’s van Franse roddelmagazines. Een beetje Franse jetsetter heeft een villa op het eiland of brengt er tenminste de vakantie door. In het maar enkele straten grote havenstadje Gustavia (tevens de hoofdplaats) kunnen ze alvast shoppen om helemaal uitgedost op VIP-feestjes te verschijnen. Cartier, Hermès, Versace, Todd’s, Ralph Lauren en Dolce & Gabbana hebben er boetieks. Met de boot aankomen in Gustavia is een belevenis. In de haven liggen luxueuze zeil- en motorjachten. St. Barth is immers een populaire stopplaats op de zeilroutes tussen Antigua en de Maagden Eilanden. Het stadje zelf heeft nog Zweedse straatnamen en gebouwen. In de 18de eeuw was het eiland een tijdlang in Zweedse handen.
Taxichauffeur Raymond wil mij voor 10 dollar wel rondrijden. Door het elitaire karakter van St.Barth – er zijn stricte regels over hoeveel hotels en in welke stijl – bleef het eiland intact. Na iedere bocht ligt dan ook een adembenemend panorama. Raymond stopt telkens en vertrekt niet vooraleer ik een foto genomen heb. Ik kan hem er wel toe overhalen om van zijn geijkte route af te wijken en mij de tijd te geven om in Lorient het labo-annex-winkel van de op planten en essentiële oliën gebaseerde verzorgingslijn Ligne de St Barth te bezoeken. De producten in stevige glazen flacons stralen een chique exotiek uit, en haalden al de beautypagina’s van grote magazines. Zelfs de norse Raymond kent hun sterproduct: Huile Solaire Roucou, een zonneolie op basis van een Indiaans recept. “We noemen dat het schoonheidsgeheim van de Caraïben”, zegt hij.
De eilandjes in het Caribisch gebied worden vaak omschreven als de luxespeeltuin van de Amerikanen. In Philisburg (Sint-Maarten) begrijp ik waarom. Op weg naar het centrum passeer ik fastfoodketens, casino’s, hotelmastodonten. Het hartje van de stad is niet meer dan twee winkelstraten met de duurdere boetieks in Front Street, de goedkopere in de groezelige Back Street. Dagelijks doen mega-cruiseschepen de haven aan. Enkele duizenden Amerikanen worden dan een halve dag op Front Street losgelaten. Luidruchtig. Driftig op zoek naar koopjes. Naar taxfree polo’s van Ralph Lauren, naar Rolexen en Omega’s, naar juwelen, naar parfums en cosmetica van Chanel, Lauder, Lancôme en de andere groten.
Ik hou het daar anderhalf uur uit. Een rit langs de mooie kusten, weg van het gewoel, lijkt me een beter idee. Net voorbij Oyster Pond begint Saint-Martin. Omdat het toerisme hier later begon, is het beter ingeplant. Luxueuze laagbouwhotels in Creoolse stijl doen het landschap minder geweld aan. Saint-Martin is charmanter dan het Nederlandse deel. Met Marigot, de gezellige hoofdstad, met enkele drukke, geanimeerde stranden voor wie dat wil, maar ook nog voldoende, bijna verlaten paradijselijke hoekjes als Plum Bay en Long Bay.
Orient Beach of Baie Orientale moet het drukstbezochte strand van Saint-Martin zijn. Met kleurrijke strandzetels, een trampoline in het water, jetski-verhuur en Peanuts, een Belgische taverne. Jean-Marie en Marleen verkochten hebben en houden en deden nu eens echt waar iedereen alleen maar over fantaseert: op een exotisch strand een zaak openen. Ik krijg er Stella en eet er frieten. “Mijn man had 25 jaar een café in Moeskroen, ik werkte als secretaresse. We wilden weg”, vertelt Marleen. Ze reisden eerst naar Guadeloupe, gingen ook kijken naar La Réunion, maar kozen uiteindelijk voor Saint-Martin. “De sfeer is goed, weinig armoede, weinig racisme.” Meer dan 80 procent van hun klanten zijn Amerikaanse eendagstoeristen. “Ze komen van de cruiseschepen”, zegt Marleen. “Wie geen zin heeft om te winkelen, wordt hier met een busje naartoe gebracht. ’s Avonds schepen ze terug in.”
Het koppel heeft het geheel naar de zin. Hun volgende project: een eigen huis vinden (“de huurprijzen zijn hoog”) en, behalve Stella en Leffe, ook Witte van Hoegaarden naar hier krijgen.
Trui Moerkerke
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier