De buik van het huis
Van halfdonkere kelderkeuken tot blinkend kooklaboratorium vol design centraal in onze woning : een Brusselse expo toont hoe de kookplek geleidelijk het hart van het huis en zijn bewoners veroverde.
Wie had vroeger het succes van de keuken in onze hedendaagse wooncultuur durven voorspellen ? Ooit keek iedereen immers neer op het kookhuis, dat eeuwenlang verstopt zat in de kelder. Rijkelui werden bediend, en arme lieden hadden te weinig centen om uitgebreid te kunnen koken. Bovendien dachten sommigen in de prille jaren van de ruimtevaart dat we tegen het jaar 2000 helemaal niet meer zouden eten. De astronautenpil zou het voedsel vervangen. Gelukkig liep het niet zo en hebben we tegenwoordig een overdaad aan voedsel waarmee we heerlijk kunnen koken. Meteen werd de keuken ook sociaal geherwaardeerd : we spenderen er nu veel meer tijd en ontvangen er zelfs onze gasten. Dat hebben we dan weer overgenomen van de landelijke keuken, waarin zich heel het huiselijke leven afspeelde. Er werd gekookt, voor kinderen gezorgd, geknutseld en soms zelfs geslapen. Dat laatste is er wel niet meer bij, maar wie voldoende plaats heeft, koppelt aan zijn eethoek nu toch ook een zithoek.
In de Brusselse Fondation pour l’Architecture loopt er een leuke tentoonstelling over de evolutie van de kookplek, met originele documenten, ontwerpen en levensechte decors. Het verhaal vangt aan met de Victoriaanse keuken in de kelder. Daarna kwam er een eerste modernisering, vooral toen in de jaren twintig en dertig Duitse ontwerpers prefabmeubelen bedachten voor zowel flats als rijtjeshuizen. Bij ons was Cubex de fabrikant van de eerste moderne keukens in de jaren dertig, die in tal van Brusselse burgerhuizen nog steeds in gebruik zijn. Ook Bruynzeel uit Nederland was populair. De ontwerper daar was Piet Zwart, die eveneens werkte met modulaire systemen die overal kunnen worden toegepast. De keuken die Le Corbusier en Charlotte Perriand in 1949 ontwierpen voor de Unité d’habitation in Marseille, werd op de expo heropgebouwd.
Een tweede doorbraak kwam er met de open Amerikaanse keuken in de jaren vijftig en zestig, toen de muren naar de eet- en woonkamer werden gesloopt. Een revolutionaire stap, waardoor de huisvrouw niet langer als een bediende werd afgezonderd en ook de kokende man en de kinderen hun intrede deden in de keuken. Bovendien verhoogden talrijke toestellen het comfort, zoals de vaatwasser en de koelkast.
Door al deze vernieuwingen dachten sommigen dat de kookplek in de eenentwintigste eeuw een heus laboratorium zou worden. Dat is deels zo. De koelkast met een beeldscherm in de deur of de keukencomputer bestaan, maar toch blijft de keuken in de eerste plaats een leefruimte, het kloppende hart van de woning : de helft van de mensen eet er, negentien procent nodigt er vrienden uit, en veertien procent kijkt er zelfs naar de televisie. Ze is dus de huiskamer bij uitstek en heeft dan ook niet één stijl. Zo is, in al dat moderne geweld, de landelijke keuken helemaal terug, waarin alle robotica aan het oog wordt onttrokken. De veelheid aan stijlen is ook te zien op de portretten van een vijftigtal Belgen in hun kookparadijs. Om ten slotte ook de kleintjes te boeien, toont de expo eveneens een collectie keukengerei voor kinderen.
De tentoonstelling De Keuken loopt van 21
november tot en met 25 maart in de Fondation pour l’Architecture, Kluisstraat 55, 1050 Brussel.
Door Piet Swimberghe
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier