De buigzaamheid van licht

Pierre Darge
Pierre Darge Freelancejournalist

Enzo Catellani is niet zozeer bekommerd om de vormvan zijn lampen, dan wel om het licht zelf.

PIERRE DARGE

Men kan niet zeggen dat Enzo Catellani van kindsbeen af door lampen geobsedeerd was. Op zijn achtste verhuisden zijn ouders van Parma naar Bergamo, en dat bleek voor de jongen een moeilijke overgang : omwille van zijn dialect werd hij als een buitenstaander beschouwd, en dat zette hem buiten de groep. Zijn grote gevoeligheid maakte die kloof nog groter. Op zijn veertiende veegde hij de haarlokken bijeen in een kapperszaak, zes jaar later startte hij een eigen salon.

?Dat lukte vrij aardig, maar de voldoening bleef beperkt tot het materieel succes. Mijn klanten waren opgetogen en vonden me creatief, terwijl ik juist geleerd had om ze strikt op hun wenken te bedienen. Toen ik achtentwintig was, had ik het voor de buitenwereld gemaakt : in mijn zaak stelde ik vijftien man tewerk en het ging me financieel voor de wind. Maar ik zocht naar echte voldoening en startte met mijn broer een lichtatelier op. Dat ging een stuk minder vlot dan ik verwacht had. We zagen zwarte sneeuw en kwamen in de greep van de grote leveranciers : altijd meer verkopen voor een steeds kleiner wordende marge. Natuurlijk verkocht ik ook design, een paar grote namen en ontzettend veel kopies. Maar ook dat stoorde me weer : achter het woord design steekt het idee van een industrieel proces van een grote oplage en daardoor een lagere prijs. In de praktijk zag ik vooral hoge prijzen en weinig creativiteit. Eigenlijk maakten de meeste ontwerpers alleen maar een vorm, ze deden nooit wat met het licht zelf. Ze ontwierpen een lamphouder en legden de nadruk daarop. Voor die onderliggende vormen was er vaak een ingewikkelde mal nodig en dus een grote investering. Voeg daar de tussenpersonen en de hoge marges bij en je houdt een peperduur product over. Vlotte de verkoop niet, dan werden de groothandelaars en de invoerders grimmig, en werkten ze hun humeur uit op de detaillisten.”

Geconfronteerd met de groeiende ontevredenheid over de handel en wandel van de commercie én met zijn dringende behoefte om ruimte te maken voor zijn eigen creativiteit, besloot Catellani in 1987 om zelf de handen uit de mouwen te steken. Een jaar later stelde hij in Frankfurt zijn eerste creaties voor. Hij werd er opgemerkt door Renate en Peter Mese van Alta Linea distributie, en kreeg meteen een bestelling van 1400 stuks.

?Ik was tegelijkertijd verheugd en wanhopig. Dag en nacht sloofde ik me samen met een kameraad en een meisje uit de buurt uit om de bestellingen af te werken. Uiteindelijk geraakten we op tijd rond. Maar na de levering werden we geconfronteerd met kleine kinderziekten. Voor ik het wist, was ik een kleine producent geworden, met alles wat daarrond hangt. Dat zette me echter ook verder op weg. Ik wist nu precies wat ik wilde : een klein laboratorio waar ik met licht zou experimenteren en mijn bevindingen zou omzetten in kleine reeksen. Ik had jaren intens gefotografeerd, en dan leer je met licht omgaan, en merk je dat bijna de hele lichtindustrie op grote hoeveelheden licht is gebaseerd. Ik kon niet begrijpen dat men op een toilet twee keer 300 watt installeert, dat men restaurants verlicht als waren het spoorwegstations. Terwijl je met een povere 15 tot 25 watt zo’n mooie kleur krijgt die herinneringen oproept aan de kindertijd, toen nog spaarzaam met licht werd omgesprongen. Ik heb bijvoorbeeld iets tegen de halogeenrage, waarbij de gebruiker met een harde klad licht in het gezicht wordt geslagen. Halogeen is zeer wit, zeer agressief, het tegengestelde van wat men nodig heeft als men even wil uitblazen.”

We lopen door de straten van Bergamo, een versterkte stad op mensenmaat, een half uur rijden van Milaan. Kleine winkeltjes, gezellige restaurants. Pleintjes met een kerk, lachende meisjes in winterjassen die de kleine maar opvallende ontwerper enthousiast groeten.

?Je kan zoveel leren”, zegt hij bij de mozzarella met sla. ?Eigenlijk hoef je maar over één kwaliteit te beschikken : de gevoeligheid. Daar kan je alle richtingen mee uit, al de rest is techniek. Van in het begin probeerde ik me te behelpen met vormen die bestonden. Enerzijds had dat met ecologische overwegingen te maken, anderzijds wilde ik de grote investeringen ontlopen die nodig zijn om zelf vormen via mallen te maken. Bovendien is de uitdaging des te groter : je tekent niet in het wilde weg, maar gaat op zoek naar vormen die al aanwezig zijn, en combineert ze met andere vormen. En dat leidt vaak tot verrassende resultaten. In sommige gevallen neem je een bestaand stuk en voeg je daar door manipulatie een meerwaarde aan toe, een menselijke toets.”

Veel van de lampenkapjes die Catellani gebruikt, zijn eigenlijk zeer fijne, metalen filters. Een gaas dat in een elegante plooi wordt gelegd. Voor de ciclocina maakte hij gebruik van de koplamp van een bromfiets, de olstrass is niet veel meer dan een lamp waarover losjes een doek uit messing is gelegd.

In het stadscentrum runt Catellani een zaak waar alleen zijn ontwerpen te koop staan, netjes gerangschikt in ruw afgewerkte houten dozen. Daar heeft zijn miracolo een ereplaats gekregen. Het ontwerp bestaat uit een doordeweekse kaars, gemonteerd op een flexibele arm, die, in een sierlijke krul gevouwen, ook het geheel tot steun dient. Aan het uiteinde ervan zit een drukknop. Op de bijhorende kaart lezen we : ?Dit nieuwe verlichtingssysteem verkeert nog in een experimenteel stadium, zodat u niet mag verwachten dat het aansteken bij een eerste poging al meteen lukt. Oefen dus geregeld, tot de kaars gaat branden. BELANGRIJK ! Mocht u er toch meteen in slagen, bel dan onverwijld naar het nummer 65.56.05 om ons daarvan op de hoogte te brengen.”

Dit soort humor en ironie krijgt wel vaker een plaats bij Catellani. Zijn cataloog opent met de biografieën van ene Carlo Catellani en Logan Smith, die samen Catellani & Smith uitmaken. De eerste biografie is die van zijn broer, de tweede van een architect, ?gespecialiseerd in het restaureren van hippodromen”. Beide heren hebben elkaar zogenaamd tijdens de zomer van 1985 in Menorca ontmoet, ter gelegenheid van een internationale meeting van kenners van oude gin. De architect bestaat natuurlijk niet ; zijn naam is die van het lievelingspaard van de ontwerper. Maar de laatste paragraaf is weer helemaal ernstig : ?Hun anticonformistische geest koos voor een richting waarin een landelijke rust nagestreefd wordt, typisch voor wie de managersstress en de facturendruk al achter zich heeft gelaten. Een richting ook die een preïndustriële tijd oproept en uitgaat van werk waarbij het gebruik van handen en hersenen complementair zijn.”

Wie de tekst aandachtig leest, begrijpt dat Catellani zijn eigen zaak nu al te groot vindt, dat hij droomt van een kleinere winkel-met-atelier in het stadscentrum van Milaan. Een steenworp buiten Bergamo houden we halt in Villa di Serio, bij een graanschuur die ooit bij een watermolen hoorde. Een paar jaar geleden wist de ontwerper het bouwvallig pand op de kop te tikken. Hij liet het wat fatsoeneren, stak er een tussenverdieping in, en beschikt daar nu over een ruw bijeengebouwd laboratorio waar het hele productieproces te volgen is. Beneden worden de onderdelen gemonteerd, boven zitten twee secretaresses en een gelegenheidstekenaar die de bestaande productie in overeenstemming moet brengen met de Europese veiligheidsvoorschriften. Zijn eigen nest heeft Catellani achterin gebouwd, van de rest van het atelier afgeschermd door opeengestapelde, houten dozen die als archiefkast worden gebruikt en door clips bijeen worden gehouden. Daar staan zijn New York in a bottle, een groene fles gevuld met kleine lichtjes, zijn gehaktmolen waaruit lichtgevende draden steken, en zijn mannequinrompen die uit niets meer dan flexibele armen zijn opgebouwd en aangekleed zijn met een jeansjasje of een T-shirt.

Terwijl we door de kalender bladeren die hij in samenwerking met de fotograaf Carlo Orsi ontwierp, zegt Catellani lachend : ?Om het kind in mij te plezieren.” Later op de avond zal hij in een Milanees restaurant gecomplimenteerd worden met zijn flexibele wandverlichting, die als door de wind opzij wordt geblazen. ?Bien coiffé” zegt hij, verwijzend naar zijn verleden, en hij filosofeert over de beweeglijkheid van vele van zijn ontwerpen, over de flexibiliteit van het haar waarmee hij tijdens zijn kapperscarrière zo vaak te maken had. ?Ik zorg er niet alleen voor dat vele ontwerpen flexibel zijn, maar ook dat er verschillende soorten lampen in passen. Wie dat wil, kan om de zes maanden met dezelfde installatie een heel ander soort verlichting bedenken. In dit restaurant zou het uitzicht elk seizoen kunnen worden veranderd.”

De nieuwste reeks creaties van Catellani draagt de naam Luci d’Oro (gouden licht), en is ontstaan na experimenten die uitgevoerd werden om de belichting van de Santa-Maria-Assuntakerk in Maguzzano-Lonato te optimaliseren. ?We zochten naar een belichting die doet denken aan kaarslicht. Het beste resultaat bereikten we met de reflectie via ‘gouden’ schermen. Diezelfde techniek nam ik over in mijn nieuwe reeks. Want wat werkelijk telt bij een lamp, is hoe ze licht maakt.”

Hij praat honderduit over de warmte van licht, de kleur van goud, van de zon en van vlammend vuur. Over de harmonie die ontstaat bij een belichting die aangepast is aan de stemming. Over de sereniteit ook die hij teruggevonden heeft in dit laboratorio op mensenmaat.

?We zijn nu met negen hier en dat moet volstaan. Een kleine familie die aan haar eigen tempo werkt, een hechte ploeg waarvan de leden probleemloos tot acht uur ’s avonds doorwerken als dat nodig is. Omdat ik zelf producent ben, bepaal ik ook zelf het tempo. Dat wil ik niet opvoeren, omdat het verbonden is met de kwaliteit van het leven. Het succes heeft me vroeger in een stroomversnelling meegevoerd, ik weet nu waartoe dat leiden kan. Als er meer bestellingen komen dan we aan ons tempo kunnen bouwen, moeten de klanten maar even wachten.”

Uit zijn verwantschap met licht is ook zijn korte fotobiografia ontstaan, die voorin in de cataloog zit. Vier foto’s uit de werkplaats, beelden uit het montageproces. Het laatste toont Catellani op de rug, in de handen vier houten dozen waarin de lichtornamenten zijn verpakt. Hij stapt naar een deuropening waarachter niets dan licht is te zien, ongetwijfeld dromend van nieuwe experimenten met optische vezels, zijn jongste passie. Elders in het boek lezen we de Latijnse spreuk die hij graag tot de zijne maakt : ?Sine lumine, pereo”, zonder licht ga ik ten onder.

Enzo Catellani komt op vrijdag 8 maart om 20 uur naar het I.B. Lichtateljee, Torhoutsesteenweg 45, 8200 Brugge om er over zijn werk te praten. De toegang is gratis, maar reservatie op het nummer (050) 38.88.47 is gewenst. Op hetzelfde adres is tot eind maart een tentoonstelling van zijn creaties te zien.

Enzo Catellani : Ik heb iets tegen de halogeenrage, waarbij de gebruiker met een harde klad licht in het gezicht wordt geslagen.

Variabile : metaal met een menselijke toets.

Sottovento : als wind die door het licht raast.

O sole mio, uit de Luci-d’Oro-serie.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content