De betonmolens kunnen nauwelijks het tempo van de plannenmakers volgen. Sjanghai wil zo vlug mogelijk weer de ‘Parel van het Oosten’ worden.

Een indrukwekkende skyline van wolkenkrabbers, die kan concurreren met New York, is het eerste beeld van Sjanghai wanneer je de Huangpu rivier oversteekt, op de weg van de luchthaven op Pudong naar het toeristische centrum. Naïef misschien, maar het is niet meteen wat ik me had voorgesteld van China. Een collega, die de stad acht jaar geleden bezocht, is even verbaasd : hij herkent ze niet meer, alles is enorm veranderd. Ook de passage over de verkeerswisselaar in het centrum zorgt voor verwondering in ons gezelschap : die bestaat niet alleen uit vijf niveaus, maar is ook voorzien van bloembakken. Naar het schijnt, word je op die ring al eens aan een douche getrakteerd, wanneer de vrachtwagens één verdieping hoger de planten begieten.

In het centrum zelf verbaas ik me over het internationale karakter van de stad : op sommige plekken besef je niet waar je bent. Wanneer je door de Franse wijk wandelt bijvoorbeeld, die doet met zijn grote boulevards met bomen en art-decohuizen zeer Europees aan. Die internationale wijken zijn een restant van de Opiumoorlog in 1842, toen een twist tussen Groot-Brittannië en China over de rechten van opiumimport in het voordeel van de Britten werd beslecht. Het keizerrijk werd gedwongen om Sjanghai open te stellen voor de koloniale machten, die hun eigen wijken hadden en zichzelf bestuurden zonder inmenging van de lokale autoriteiten.

Door de ligging aan de Chinese oostkust gold Sjanghai als invoerhaven, het was de poort op de wereld. De stad groeide explosief en werd eind jaren dertig de op vier na grootste stad ter wereld. Aan de bloei komt abrupt een einde wanneer het keizerrijk ten onder gaat en China in een burgeroorlog belandt. Buitenlanders vluchten en de Parel van het Oosten verliest zijn glans. Mao roept in 1948 zijn Volksrepubliek uit en isoleert het land decennialang van de wereld. Sjanghai verzinkt in een comateuze toestand en ontwaakt pas als Deng Xiaoping begin jaren negentig het licht op groen zet voor economische hervormingen. In een sneltempo verandert het gezicht van de stad : in tien jaar tijd ontpopt Pudong zich van een arm landbouwgebied in de economische motor van China vol wolkenkrabbers en fabrieken. En ook Puxi, het toeristische gedeelte van de stad aan de overkant van de rivier, gaat gebukt onder zijn portie glimmende fallussymbolen. Letterlijk dan : Sjanghai is de laatste vijftien jaar al twee meter gezakt.

Van het echte China vang je een glimp op in de smalle achterafstraatjes, waar wasgoed hangt te drogen aan lijnen tussen kleine arbeidershuisjes en waar winkeliers hun vuil gewoon de straat op vegen. Veel minder gegoede mensen zijn genoodzaakt om oude, slooprijpe panden te kraken, omdat ze geen betaalbare huizen meer vinden. Hele huizenblokken moeten systematisch plaats ruimen voor rendabele luxetorens. Het lijkt wel of Chinezen niet meer herinnerd willen worden aan hun verleden, zo gefascineerd zijn ze door de karakterloze hoogbouw die in om het even welke metropolis zou kunnen staan. De hoofdacteurs zijn de grote investeerders, voornamelijk Chinese offshore firma’s en Taiwanese zakenlui, die meer geïnteresseerd zijn in een maximum aan verhuurbare ruimte dan in vernieuwende, creatieve concepten.

Groei zonder remmingen

“Jarenlang communisme heeft bovendien elk respect voor artistiek prestige en autoriteit uitgeroeid”, vertelt een Franse kunstenaar me. Hij doet al jaren projecten voor de Chinese overheid en kocht enkele jaren geleden een pied-à-terre in Sjanghai, “omdat hier van alles gebeurt, in een razend tempo.” Wat de kunstenaar fascineert en inspireert, verontrust Mark Neel, de Belgische consul : “Sjanghai ontwikkelt zich waanzinnig snel”, wat niet anders dan brokken kan maken, vreest hij. “De stad en het hele land leven met twee snelheden, de doorsnee Chinees kan niet volgen. Wat zal er gebeuren als de overheid haar controle loslaat ? Alles kan hier, Chinezen kennen geen remmingen, ethisch, religieus noch cultureel. Er is nog wat sociale druk van de familie, maar ook die zal verwateren.”

Niet alleen de mensen, maar ook de stad zelf kan de ontwikkeling niet altijd volgen en kampt met water- en energieproblemen : fabrieken worden wekelijks een dag stilgelegd, de overheid vordert geregeld het treintransport op om steenkool voor de industrie aangevoerd te krijgen en zelfs in de betere hotels kan de airco niet altijd op volle toeren draaien.

Sjanghai is een aanslag op je zintuigen : de vochtige warmte van wind en regen, die een klamme film achterlaten op je huid ; de vreemde, doordringende geuren van exotische kruiden en soms onherkenbare aroma’s, die je uit talloze eetkraampjes tegemoet waaien ; de eeuwige fluitjes van agenten die tegen beter weten een poging doen om het verkeer te regelen ; het irriterende geslef, geslurp en gerochel ; het onafgebroken gedreun van pneumatische hamers op de talloze bouwplaatsen,… Sjanghai is altijd in beweging.

Je hebt het gevoel dat je een gebouw kunt zien groeien, als je maar aandachtig genoeg volgt. Het lijkt alsof ze met de willekeur van champignons uit de grond schieten, maar er zit wel degelijk een structuur achter, leert het Urban Planning Museum. Een maquette van zeshonderd meter toont hoe de stad eruit zal zien in 2010, wanneer China hier zeventig miljoen bezoekers wil ontvangen op de Wereldexpo. Je kunt hier de evolutie van Sjanghai volgen, hoe het vissersstadje tweehonderd jaar geleden begon aan zijn groei.

Op het People’s Square vind je ook het Shanghai Museum, dat de essentie van het Chinese kunsterfgoed bevat en met zijn moderne architectuur (een rond dak op een vierkante basis) de zoveelste plek is waar heden en verleden elkaar ontmoeten. Net zoals bij een van de vele glazen-dozen-in-wording, waar ik arbeiders op stellingen van bamboe aan de zoveelste etage zie bouwen. Of in de City God Temple Bazaar, vlak bij de Yu-tuinen (een toeristische trekpleister van tuinen uit de zestiende eeuw), waar de typisch Chinese architectuur zowel Huxing, het bekende theehuis waar de Queen en Bill Clinton al eens van een kopje genoten, als een koffiebar van de Amerikaanse Starbucks-keten huisvest.

Het geld rolt

Sjanghai werkt op buitenlandse bedrijven als een magneet. Want behalve hardwerkende, goedkope arbeiderskrachten vinden die er een enorm marktpotentieel. “Voor het elfde jaar op rij ziet de stad haar BNP stijgen met meer dan tien procent”, zegt Don Bunkenburg, general manager bij Lufthansa voor Oost-China. De Duitse luchtvaartmaatschappij verzorgt 41 vluchten per week tussen Europa en China en verkoopt meer business dan economy seats op die vluchten. 119 van de 500 topbedrijven investeren in Sjanghai, dat een centrale rol speelt in de economische ontwikkeling van het hele land.

De overheid doet moeite om buitenlandse investeerders aan te trekken : onlangs hief ze bepaalde beperkingen op, zoals de verplichte joint venture met lokale partners. Sommige staatsbedrijven scheldt ze de schulden kwijt en laat ze over aan particulieren, om ze verder uit te bouwen en te laten renderen. In korte tijd wordt hier veel geld verdiend, door slimme zakenneuzen en officials die grond verkopen. Een halve eeuw communisme kreeg de Chinese flair voor gokken en handeldrijven er duidelijk niet uit. En al dat geld wordt met hetzelfde gemak terug uitgegeven. De meeste nouveaux riches lopen maar al te graag met hun succes te koop. Ze zijn dol op Europese luxemerken en vooral op logo’s : wanneer ik in Plaza 66 rondloop, een shoppingcenter vol luxemerken, valt vooral de hoge concentratie Chanel-zonnebrillen en Louis Vuitton-handtassen op. Dit is een van de weinige plekken in de stad waar ik met zekerheid kan stellen dat het geen namaak is. Hier lopen vrouwen rond die zonder verpinken een maandloon aan een handtas uitgeven. Ze hebben vertrouwen in de toekomst en onderscheiden zich met designerkleding en aangepaste accessoires van het uniform van de jeugd : jeans, (fake) sportschoenen en T-shirts met bij voorkeur Engelse opschriften.

Ik blader door de Shanghai Tatler, een glamourmagazine dat de lokale jetset portretteert : allemaal ” very stylish ladies who love Dior, Gucci en Armani“. Niet meteen een consequente stijlkeuze, maar merken zijn hier belangrijker. “Je kunt het vergelijken met een kind dat nooit iets heeft gehad en enkel kon dromen van speelgoed”, licht de Franse kunstenaar toe, “zet hem in een speelgoedwinkel en hij koopt alles wat hij kan.” Momenteel zijn de Chinese consumenten goed voor een dikke tien procent van de luxemarkt, over tien jaar zou dat verdriedubbelen, voorspellen de consultants van Merrill Lynch, zodat ze op hetzelfde niveau komen als de Japanse consument vandaag. China ontwikkelt zich als een sneltrein tot een van ’s werelds grootste economieën en heeft een grote, snel groeiende middenklasse.

En met die vooruitzichten begrijp je waarom de luxemerken zich verdringen om een plaats te veroveren in Sjanghai. Niet dat ze hun dure huur al meteen terugverdienen, want volgens Morgan Stanley zal het nog vijf jaar duren voor die aanwezigheid effectief rendeert. De consul bevestigt de theorie van de aanwezigheidspolitiek. “Plekken zoals Plaza 66 draaien nog geen hoge omzet”, meent hij. “De winkels zijn leeg.” Maar onze gids Jenny beweert dat er vooral rijke Chinezen kopen. En die zijn er genoeg, volgens haar : slimme zakenlui die in korte tijd geld verdienen als slijk en willen uitpakken met hun pas verworven rijkdom. “Toen Mercedes hier een garage opende, werden er de eerste dag tachtig wagens verkocht, vaak cash betaald.” Dat vertelt Jo Borrey me, een Belg die al meer dan twintig jaar in China woont en werkt. Wanneer ik met hem de toer van de luxemalls doe, zie ik nergens een file aan de kassa en de aanwezige klanten zijn duidelijk locals. “Logisch,” zegt Jo, “buitenlanders kopen hier niet, omdat luxeartikelen hier meestal flink wat duurder zijn.”

De race op de Bund

Behalve op de Nanjiing Road West heeft de luxesector ook zijn oog laten vallen op de imposante Bund, een boulevard langs de rivier met een schitterend zicht op Pudong. De Oriental Pearl TV Tower en de 88 verdiepingen hoge Jin Mao Building domineren er de skyline. Op de Bund klopte het financiële hart van de stad in de hoogdagen van de negentiende eeuw en hadden de oude koloniale machten hun hoofdkwartieren. Buitenlandse merken kunnen zich geen prestigieuzer locatie dromen en geven de indrukwekkende gebouwen na jaren verwaarlozing onder het communisme een nieuw leven. Het luxecomplex M on the Bund bestaat al sinds 1999 en had behalve galerijen ook het eerste westerse restaurant in de stad. Vorig jaar openden twee soortgelijke projecten : 3 on the Bund dat onder andere de Armaniflagship store huisvest en Bund 18, een commercieel project in een historisch gebouw van zeven etages, dat behalve tentoonstellingsruimtes, een bar, café en twee restaurants ook Cartier, Zegna, Boucheron en een hoop andere luxelabels tot zijn huurders kan rekenen. De huurprijzen zijn er naar het schijnt buitensporig, zelfs in vergelijking met Londen en New York, maar bewijzen het blinde vertrouwen van de luxesector in Sjanghai en China.

Een democratischer shoppingader is Nanjing Lu, Sjanghai’s Golden Mile of Chinese Meir : vijf kilometer winkels, theaters en restaurants, grotendeels verkeersvrij. In de N°1 departmentstore (nog altijd een staatsbedrijf) overvalt de Chinese koopwoede me : het is zaterdag én bovendien koopjesperiode. Je zou haast vergeten dat minder dan een op de vijf vijfduizend euro per jaar verdient. Al steeg dat de laatste vijf jaar wel met 36 procent, volgens een studie van Cap Gemini Ernst & Young (2003).

En net als de luxepoppen van Plaza 66, droomt ook de middenklasse van Europese merken en luxe. Verscheidene kledinglijnen hier hebben dan ook nietszeggende Franse namen, zoals Auprès, Laneige en Ver-shailles. Volgens de etiketten komt alles uit Parijs, maar ik zie er een Parisienne toch niet in rondlopen. Op naar de Xiang Yang gifts & fashion market dan maar, waar je behalve nice Dioo en real fake Rolex, ook kasjmieren sjaals, handwerk en andere souvenirs vindt. De markt is berucht voor namaak van goede kwaliteit, een traditie die vorige maand officieel moest eindigen : met de toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie tekende China het doodvonnis van de markt. De grootste producent van namaak kon het WTO niet aan tafel dulden. n

Tekst Sofie Albrecht l Foto’s Marc Goldchstein

Onder Mao verzonk Sjanghai voor een halve eeuw in een comateuze toestand.

“Het kan nog vijf jaar duren voor de luxehuizen rendement halen uit hun aanwezigheid.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content