‘Dat trekt me aan in New York: de vibe, de snelheid’
Tim Coppens was eerder deze maand de gastontwerper van de mannenmodebeurs Pitti Uomo in Firenze. De in New York gevestigde Belg is klaar om Europa te veroveren. “De cultuur is anders in New York dan in Parijs, maar dat geeft niet. Je moet er gewoon mee leren werken.”
Tim Coppens is tien jaar geleden naar New York verhuisd. Maar vandaag treffen we hem op de achterbank van een taxi in Firenze. De ontwerper is dit seizoen eregast van Pitti Uomo, ’s werelds belangrijkste trefpunt voor professionals in de mannenmodesector. Diezelfde avond showt hij in de Ippodromo del Visarno voor het eerst in Europa, na vijf jaar New York Fashion Week. Een collectie die tegelijk ruig is en high fashion, deels geïnspireerd door Mad Max, met elementen uit de sportkledij, Italiaanse tailoring en skatecultuur.
Hij lanceert in Firenze ook een boek, samen met de Belgische marmerspecialist Van Den Weghe. Het is een soort schetsboek geworden. Ik wilde tonen hoe een collectie tot stand komt, en het verhaal van mijn merk vertellen.” “We kennen elkaar al heel lang, ” zegt Tanguy Van Quickenborne van Van den Weghe, “en Pitti was een goede aanleiding om eindelijk eens met Tim samen te werken.”
Van Den Weghe maakte marmeren exemplaren van protectiepads voor de knieën en ellebogen van skaters en BMX’ers, een onderdeel van de show in Firenze. Die worden allicht niet geproduceerd, het gebruikte marmer is flinterdun, broos en breekbaar.
Coppens, die op zijn 41 nog het silhouet heeft van een skater (zwarte jeans, geruit houthakkershemd), schakelt voortdurend van Nederlands naar Engels, en terug. Maar hij is toch een echte Belg gebleven, vinden de niet-Belgen in Firenze. Een échte Belg, in het vocabularium van de mode, is eigenzinnig, radicaal, innovatief en toch bescheiden.
SKATER BOY
“Ik ben voor het eerst naar New York gegaan toen ik aan de Academie van Antwerpen studeerde, ” zegt Coppens, “tijdens mijn tweede jaar. Dat was een openbaring : New York, en nergens anders, was de plek waar ik mezelf zag wonen. Ik dacht toen al : oké, ooit komt het ervan.”
“Aan de Academie deed ik vooral mijn eigen ding. Ik ben er in aanraking gekomen met mode, dat wel, maar ik wou niet absoluut de mode in. Die vier jaar in Antwerpen was ik nog het meest gepassioneerd door skaten. Mijn vrienden waren skaters. In modekringen kwam ik veel minder.” (Coppens, die afstudeerde met een vrouwencollectie, zat in de klas met onder anderen Kris Van Assche, Bernhard Willhelm en Haider Ackermann : toch wel een gouden jaar, red).
“Het grappige is dat die wereld van skaters en streetwear nu heel cool en trendy is, terwijl daar vroeger in de mode toch wat werd op neergekeken. Er stond een muur tussen : het waren aparte werelden. En nu is dat één geheel.”
“Mijn eerste baan bij een groot bedrijf was bij Adidas, in Herzogenaurach. Ik ontwierp technische sportswear, en zocht naar manieren om functionele elementen te integreren in kleren voor alle dag. Daarmee was ik voor op de tijd : als ik de dingen die ik vijftien jaar geleden deed nú zou brengen, was dat allicht relevanter.”
“Voor ik naar New York verhuisde, wou ik weg uit de sportswearindustrie. In die tijd, in mijn ogen, was sportswear een onuitwisbare stempel op je cv : je bent hier goed in, en nu ga je voetbaltruitjes ontwerpen voor de rest van je leven. Dat zag ik niet zitten. Ik hield van het eclecticisme van New York : hoe de mensen daar verschillende stijlen durfden te combineren : een trainingsbroek van Adidas, gedragen met een coole frak. Dat is, nog altijd, very New York. New York heeft attitude: ik vind dat belangrijk, en het is wat me aantrekt in die stad – de vibe, de snelheid. I love that city.”
LEERSCHOOL
“Ik ben er gaan werken bij Ralph Lauren. Dat was misschien niet het meest New Yorkse merk, maar ik heb er wel veel geleerd. Ralph Lauren is huge. Ik heb enorm veel respect voor wat die man heeft opgebouwd. Het is een goede leerschool. Ralph Lauren is veel meer dan een shirt met het logo van een polospeler. Nu is dat al wat duidelijker, maar destijds zag je in Europa alleen die polo’s, en dat was het dan. In de skatescene was Lauren enkele jaren heel populair, net als Tommy Hilfiger. Die stijl resoneerde heel hard met wat er in New York leefde : hip-hop, streetwearlabels als Supreme. Ik vond dat enorm fascinerend.”
“Bij Lauren leidde ik RLX, de atletische lijn van het huis. Dat was, zeker in het begin, geen grote business. Ralph wilde zo’n atletische collectie lanceren omdat hij ergens een buitenverblijf had en een outfit wou om te gaan fietsen. We hebben die lijn uitgebouwd tot iets met substantie. Ik haat het woord athleisure, maar RXL was daar een voorganger van. Die aparte lijn bestaat niet meer.”
Is Tim Coppens een Amerikaans merk?
Veeleer een New Yorks merk. Amerika is een groot land. Je bent ook geen Europees merk. Je bent, bijvoorbeeld, een Antwerps merk, of een Gents merk. Antwerpen heeft een andere mentaliteit dan Gent, en een andere look. Ik merk dat als ik in Brussel land, eerst mijn zus ga bezoeken in Gent, en vervolgens mijn vrienden in Antwerpen. Esthetisch zijn dat heel andere steden. Maar ik denk dus dat we een New Yorks merk zijn, met sterke Europese roots weliswaar. Ik vind die connectie met Europa nog altijd heel belangrijk, ook omdat het twee zulke gescheiden werelden zijn. Ik weet wel, je hebt sociale media, iedereen praat met iedereen, en toch.
Hoe verschilt Amerika van Europa?
De manier van denken is anders. In New York denken ze anders dan in Parijs. Wij werken voornamelijk met Europese fabrikanten, en daar communiceren we anders mee dan met Amerikaanse bedrijven. De cultuur is anders. Dat geeft niet. Je moet er gewoon mee leren werken. Bij Ralph Lauren was ik in het begin geschokt door het enorme aantal mails dat daar werd verstuurd, de hoeveelheid mensen in cc, de politiek van e-mailverkeer. Maar daar leer je dus mee werken. Ik vind het soms beperkend hoe Amerikanen naar Europeanen kijken, en omgekeerd. Het gaat sowieso de slechte kant op, zowel in Amerika als in Europa.
Donald Trump heeft je nog niet gevraagd om voortaan in Amerika te produceren?
Dat zouden we niet eens kunnen. Amerikaanse denim en T-shirts zijn amazing. Daar hebben ze ook goede fabrieken voor. Maar mijn product heeft iets anders nodig. Voor mijn soort kleren hebben de Amerikaanse fabrikanten geen feel. Daarom is het zo belangrijk om in Europa te blijven werken.
In Europa ben je vooralsnog heel klein.
We hebben nog niet echt op Europa gewerkt. We hebben een showroom in Parijs tijdens de modeweek, voor de verkoop aan boetieks, maar de visibiliteit is heel klein. We showen tijdens New York Fashion Week, ons persbureau focust op Amerika. Maar er zijn veel winkels in Europa die belangrijk voor ons kunnen zijn. Daar willen we aan bouwen. Firenze is een enorme opportuniteit om ons merk te tonen aan mensen die het nog niet kennen.
Je bent sinds kort creatief directeur bij sportsweargigant Under Armour, en je ontwerpt daar de lijn UAS. Ligt dat in het verlengde van wat je vroeger bij Adidas deed ?
Neen, dit is echt een lifestylelijn. Bij Adidas lag de nadruk veel meer op functionaliteit. UAS wordt het high-end gamma van Under Armour. Voorlopig zijn de kleren alleen in Amerika te koop. De perceptie van Under Armour is nog altijd heel atletisch. Maar we zijn op de goede weg. In september hebben we met UAS voor het eerst tijdens New York Fashion Week geshowd. Op termijn komen er aparte winkels. Dat zal niet voor morgen zijn, maar het hoeft ook geen jaren te duren.
Denk je aan winkels voor je eigen merk?
Ik houd van architectuur, en van de materialen die in architectuur worden gebruikt: beton, marmer. Als ik aan mijn winkel denk – er zijn geen concrete plannen – en hoe die er moet uitzien, dan heb ik New York voor ogen, een industriële stijl. Marmer is heel ruw, maar het is ook verfijnd. Diezelfde tegenstelling zie je ook in mijn kleren.
Hoe zie je de mannenmode evolueren ?
Het gaat alle richtingen uit, heel eclectisch. Als je naar de jongens hier kijkt (we zijn intussen aanbeland in hotel Mirage, waar de lobby overstroomt met modellen en een frisse buslading jonge Chinese toeristen, red.), die zijn all over the place. Ze groeien niet op in één stad, met één welbepaalde visie. Ze reizen de wereld rond. Mijn eerste trip naar New York destijds was een big deal. De kids van nu zijn waarschijnlijk al vijf keer in New York geweest, en in Dubai, en in Tokio. Hun invloeden zijn anders. Ik ben nog opgegroeid in een bubbel. De huidige generatie is veel eclectischer. Ik vind het interessant om daar mijn weg tussen te vinden. En er is plaats voor mijn visie. Mannenmode is veel minder die eenheidsworst van weleer. It opens up, en je kunt alle richtingen uit.
Tekst Jesse Brouns
“Sporttruitjes ontwerpen voor de rest van mijn dagen, dat zag ik niet zitten”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier