Automaten beleefden vorige eeuw hun Gouden Tijd. Vandaag zijn het gegeerde verzamelobjekten. Zo’n zestig van de fraaiste eksemplaren uit privé-verzamelingen zijn momenteel te zien in Gent en later in Brussel.

PAUL DOSSCHE

Omstreeks 1530 verscheen de term “automaat” voor het eerst in de Franse literatuur. Het woord gaat eigenlijk terug op het Griekse automatos, wat zoveel betekent als : vanzelf bewegend. Het was niet toevallig dat het woord in de renaissance opdook. In die periode waren zoekers en geleerden bezig met allerlei experimenten, onder meer in de mechanica. Als resultaat daarvan zou weldra bijvoorbeeld het uurwerk uitgevonden worden.

De eerste automaten werden echter niet in de 16de eeuw gemaakt. Ze waren al bekend in het Oude Egypte, bij de Grieken en de Romeinen. Ze werden toen nog aangedreven door water, wind of vuur. Veelal hadden deze automaten te maken met het meten van de tijd. Men had bijvoorbeeld uitgekiend dat een bepaalde tijd nodig was om een waterbakje vol te laten druppelen. Dan trad een mekanisme in werking dat een klokje deed klinken. Zo wist men dat een bepaalde tijdsperiode om was.

De automaten van de renaissance daarentegen werden aangedreven met een veer, net zoals een uurwerk. Men moest ze opwinden om ze te laten werken. Het meten van de tijd speelde ook bij deze automaten nog een belangrijke rol. Denk aan de figuurtjes van het uurwerk op het San Marcoplein in Venetië. Denk ook aan de koekoeksklokken van het Zwarte Woud.

Het Gouden Tijdperk van de automaten viel echter op het einde van de 18de en gedurende heel de 19de eeuw. Een mooie selektie van zo’n 60 automaten uit die periode, aangevuld met een paar recente eksemplaren, is momenteel te zien in Gent en later op het jaar in Brussel. De stukken komen allemaal uit privé-verzamelingen in Frankrijk, België, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Want deze automaten zijn gegeerde verzamelobjekten geworden.

Jacques de Vaucanson (1709-1782) lag met zijn kreaties van de “Fluitspeler” en de “Tamboerijnspeler” aan de basis van het sukses van de moderne automaten. Spijtig genoeg is er van zijn werk niets meer overgebleven. Wel bestaat er nog een “Joueuse de tympanon” van zijn Oostenrijkse tijdgenoot Kintzing (1746-1816). Het werk, dat een rijk geklede dame voorstelt, die met twee hamertjes een snaarinstrument bespeelt, wordt bewaard in het Musée du Conservatoire des Arts et Métiers in Parijs. Geneviève en Claude Laurent, een echtpaar uit Grenoble, dat zich met de restauratie van automaten bezighoudt, hebben een repliek gemaakt van deze “Joueuse” en die is in de tentoonstelling te zien. Onder de rok van het fraaie figuurtje zit heel het mekanisme verborgen dat de automaat doet bewegen en dat de muzikale klanken voorbrengt. Het systeem werkt met rollen, die “afgelezen” worden, net zoals bij een beiaard of een straatorgel. Iets primitiever is “Le Mongol”, de oudste automaat van de tentoonstelling (ca. 1830) waarvan de maker niet (meer) bekend is. Deze Mongool klopt alleen met zijn hamertje op zijn cimbaal als je aan een zwengeltje draait.

De automaten waren een beetje de spiegels van hun tijd. In de 19de eeuw waren bijvoorbeeld ook het circus en klowns, goochelaars, muzikale beren en hypnotizeurs, dankbare onderwerpen voor de automatenbouwers. Gustave Vichy (1839-1904) bouwde onder meer een “Goochelaar” en een “Klown met diabolo”. In de tentoonstelling zijn die te zien in kopies uit 1980 van André Soriano. Dat er de laatste tijd nogal wat kopies van oudere stukken gemaakt worden, komt omdat met die oude mekanismen voorzichtig moet worden omgesprongen. De schitterende “Charmeuse de serpents” van Roullet & Decamps van omstreeks 1900 kan men niet meer in werking zien, ook al is het mekanisme nog intakt.

Wie men wel nog ziet bewegen, is de “Marquis noir fumeur” van de hand van Leopold Lambert (ca. 1890). De zwarte markies kan ook nog roken. Om veiligheidsredenen wordt dit schouwspel de kijker spijtig genoeg onthouden. Een andere “Tête de nègre” van omstreeks 1920 siert een bewegend schilderij. Als men aan een staafje trekt, gaat het figuurtje bekken trekken en met de ogen rollen. Amusant maar wel een beetje denigrerend en kolonialistisch. Maar ook dat hoorde bij de geest des tijds. Nog zo’n politiek geïnspireerde automaat is de “Buisson La Marseillaise” van Blaise Bontems (ca. 1910). De man was ooit begonnen als taxidermist of opzetter van vogels, maar weldra ging hij mechanische vogels maken. De twee die op zijn struik zitten, gaan manhaftig de Marseillaise fluiten als je een Frans (!) muntje in het gleufje steekt. Hedendaagse, met elektriciteit aangedreven automaten zijn er ook, zoals de “Vaisseau improbable” van Jean-Pierre Hartmann (ca. 1990). Het is een wonder ding, half insekt, half vogel, waarvan de bewegingscyclus niet minder dan 25 uur duurt.

“Automaten”, in het Museum Arnold Vander Haeghen in de Veldstraat in Gent, tot 28 mei. In de Hallepoort aan de Zuidlaan in Brussel, van 11 juni tot 22 oktober. Info : tel. (075) 41.89.85. Er worden speciale kombinatietickets trein/expo-bezoek aangeboden.

De goochelaar. Moderne kopie (1980) door André Soriano naar een model van Gustave Vichy.

Zwarte gentleman-roker uit 1870 : typerend voor de tijdgeest.

Pierrot die een serenade brengt aan de maan : romantisch tafereel uit 1890.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content