DANSENDE EILANDEN

Groen en blauw zijn het waarmerk van Melanesië. De zoetwaterpoelen op Espiritu Santo baden in een tropische intimiteit. © Mark Gielen en Karina Lambert

Zo ontzettend ver weg op de aardbol, zo zelden of nooit bezocht, zo etnisch rijk met dans en sculptuur, zo wonderlijk met atol, rif, regenwoud en vulkaan. De eilanden van Melanesië lokken magisch en zijn comfortabel te bereizen met een prachtschip.

Vrienden denken dat ik onderweg ben naar nergens : vier vluchten om in Honiara op het eiland Guadalcanal in te schepen op Le Soléal, een cruiseschip dat vierduizend kilometer langs de eilanden van Melanesië zal varen. Dat woord ontlokt hun een zucht van verlangen, maar ook blikken van onwetendheid : Melanesië ligt nergens. Of toch : ten oosten van Papoea-Nieuw-Guinea en de Bismarck-archipel bestaat dit stuk Stille Oceaan uit de Salomonseilanden, Vanuatu en het Franse Nieuw-Caledonië. Eindeloze zee, de leegste einders, af en toe groene streepjes land : alleen al voor die onmetelijkheid is het verrijkend om op het schip tien dagen de horizon te ondergaan. En wat een hemel ! Het klinkt angstaanjagend, maar de vergelijking is te indrukwekkend om haar niet te bezigen : boven de horizon hangen wolkenformaties die gigantischer zijn dan nucleaire paddenstoelen. Hoe kunnen wolken zo overweldigend mooi zijn ? Ver weg regent het, hier schijnt de zon, zelden verschijnt weer zo’n groen streepje aan de einder : land van koraal en rif, begroeid met palmen, bewoond door de eerste mensen.

Dans, mooie mensen, dans

Welcome is een werkwoord. Bienvenue ook. Omdat ieder stuk eiland in elk van de drie landen toebehoort aan gemeenschap, dorp en chef, gaat iedere welkom gepaard met ceremonieën en dans. Kapitein en teamleider, laat staan de gasten aan boord, stappen bij landing niet zomaar een dorp of bos in. Iedere ontvangst is een ritueel : officiële begroeting, uitwisselen van woorden en geschenken met de big man van de gemeenschap, bloemen om de hals, een drankje kokossap, een muziekband en steevast een of meerdere dansen, die telkens anders, kleurrijker, gestileerder, wilder of sensueler zijn. Dansen staan voor de dagelijkse dingen des levens, voor belangrijke gebeurtenissen of rituelen van geheime genootschappen, voor de aanroeping van voorouders en mythische figuren, die met bijna bovennatuurlijke gebaren tegemoet getreden worden. Ze staan voor vruchtbaarheid of gewoon, met tamtam en zang, voor een betoverende ritmiek, nu eens traag en monotoon, dan weer wild en opzwepend, maar altijd even verschillend als de talenrijkdom op de eilanden. Terwijl muzikanten op panpijpen blazen, op Santa Ana in de Salomonseilanden, vechten rode Melanesiërs en zwarte Polynesiërs symbolisch een oorlog uit. Op Loh, in de republiek Vanuatu, springen demonen uit het bos, kerels met brullende tronie verrassen de bezoekers.

Maar niets is sensueler dan de waterdans : nooit zijn handen ritmischer, jubelender en vrolijker geweest, nooit zijn ze meer in harmonie geweest met de zee dan op het strand van Espiritu Santo. Het zijn drummende meisjeshanden en bassende vrouwenhanden, die in het water slaan, met opspattende druppels die miljoenvoudig zingen en dansen. De handen laten uit de diepte geluiden opborrelen, die een nooit gehoord ritme provoceren, ba ba boem boem boem, betoverend, sprookjesachtig, want de vrouwen dragen ook bloemen en kransen, ze lachen mooi, het zijn godinnen in een fabel van juichende muzieknoten die alles laten klinken wat de oceaan hun biedt, de rijkdom van de golven, de vissen en de wind alsook de rampspoed van de orkanen die over de eilanden razen. Deze waterdans, driehonderd jaar geleden overgewaaid uit het verre Gaua – toen James Cook het eiland in kaart bracht – is een exclusief voorrecht voor de vrouwen, dat ze al van kleins af oefenen met speelse vingers in een oceaan van azuurblauwe en smaragdgroene schoonheid.

Afgelegen aan boord

Conferences zijn de voetnoten bij een cruise. Sophie verhaalt de lotgevallen van graaf de la Pérouse, een Franse ontdekkingsreiziger die schipbreuk leed op het extreem afgelegen Vanikoro en in het niets verdween : verdronken, opgegeten, niemand die het weet. Hij is een van de pioniers die de Stille Oceaan, de machtigste waterruimte op aarde, heeft verkend : van Magellaan tot Cook hebben ze kaarten getekend, stammen ontmoet, onderhandeld, gemoord of zijn ze zelf gedood. Omdat we in hun spoor varen, bezoekt het schip Vanikoro met zijn primitieve museum, vergasten de dorpelingen ons op een dans, maak ik een wandeling door het woud naar een grot vol vleermuizen, nemen we afscheid van zoveel gastvrijheid en varen met de zodiac het cliché van een zonsondergang tegemoet. Als de avond valt, is het ontdekken gedaan en krijgt het genotvolle leven aan boord de overhand : een douche na de zoveelste natte landing, een boek in de bibliotheek of een cocktail in de bar op het achterdek, de glimlach van het personeel, een massage of wellnesskuur, en de verscheurende keuze tussen het buffet op het zesde of à la carte op het tweede dek, zo dicht bij het deinende wateroppervlak, met gerechten die vaak thuishoren in een sterrenrestaurant. Dineren aan boord van Le Soléal, uiteraard met gepaste wijnen, is geen obligate bezigheid, maar een klein feest in de leegte van de oceaan.

Initiatie

Gastvrijheid krijgt een extra dimensie als je weet dat niet eens lang geleden kannibalisme nog gangbaar was op sommige eilanden. Bij een grot op Malekula in Vanuatu zegt Chantal : “long ago cannibalism here”. Ze lacht, ze weet dat de tijden veranderen en ik voel me goed in haar gezelschap. Uit de bomen vallen mango’s, die heerlijk smaken. Huisjes tussen palmen, ambachten, grote tamtams met grootogige geesten. Ik stap onder een sacrale boom waar alleen mannen mogen lopen. In een veld onder een stevig bladerdak dansen kleine jongens en volwassen kerels een dreigend ritueel. Het zijn Grands Nambas, naar de vorm van hun peniskoker. “A dance only the initiated can understand“, zegt hun zegsman, nadat hij een biggetje kreupel tegen de aarde heeft gesmakt om de geesten gunstig te stemmen. Maskers, voetbellen, speren, varkenstanden als symbool van status, magische tamtams en het stampen van blote voeten op de aarde, pluimen op het hoofd, woeste gebaren, hitsige ritmen, bloeddoorlopen ogen, zwart en geel ingesmeerde lijven vol kracht en soepelheid, een schoon raadsel, ontzagwekkend, dramatisch, gestileerd. Een man met peniskoker steekt me een bloem achter het oor, als bescherming tegen boze geesten. Ook dat is welcome.

Vuurhemel

Als een hoefijzer ligt de krater in zee : terwijl de pianist klassiekers van Mozart en Chopin tokkelt, schuift het schip voor de allereerste keer de caldera van Ureparapara binnen, tot Le Soléal aan drie kanten door vulkaanflanken is omsingeld. Een afgemeten huzarenstukje. Aan land turen dorpelingen naar het buitenaardse wezen dat hun biotoop is binnengegleden. Wat denkt de visser die in zijn sloep opkijkt naar dat monster van staal en luxe ? David en Goliath. Melanesië mag dan koraal en zand zijn, het is ook vulkanisch : geen berg is actiever dan de Yasur op Tanna, een van de zuidelijkste eilanden in Vanuatu, dat voor de onafhankelijkheid nog Nieuwe Hebriden heette. Achter in de pick-up is het dertig kilometer hobbelen en botsen naar de krater. “This is the lost corner of the world“, lacht mijn gids : “van alle planten en bomen zijn de vruchten weggeslagen door de tyfoon die het eiland heeft geteisterd. Helaas, de oogst is mislukt”. Banyanbomen en reuzenvarens staan langs de piste, het contrast tussen groene vegetatie en zwarte aarde verblindt. De vulkaan doemt op uit de regenwolken, de aarde wordt kaal, rood en zwart, een aslandschap weggeplukt uit Mad Max. Nog even stappen en we staan aan de rand van de krater. Wat begon als puffen, is nu bulderen en blaffen. De wereld hoest, lichtflitsen exploderen uit de diepte en magmabrokken spatten omhoog tot de toenemende duisternis het uitspansel rood kleurt. Hier is het universum ontstaan, zegt de legende, hier keren de geesten van de overledenen naartoe. En doen de Pacifische en Australische tektonische platen hun ruwe werk. Het is de schone hel. Als we op de terugweg in de donkere avond afscheid nemen van de zwarte silhouet, lijkt die met haar bloedrode aura op de tempel van een vuurgod.

Caledonisch afscheid

Na de uitbarstingen is de Melanesische kosmos opnieuw rustig, de zee is glad en blauw in al haar exotische tinten. De eilanden van Nieuw-Caledonië zijn oasen van koraal en zand, van nieuwe dansen, van mangroven en nederzettingen, van weidse hemels. Op Lifou, vermaard omdat het met drie brilvogels endemische soorten herbergt, toont Marie de ceremoniële woning van de chef, ze bereidt lokale gerechten en we lopen een eindje naar de kapel van Maria van Lourdes. In de baai dobbert verleidelijk Le Soléal, dat prachtschip dat passagiers naar deze zelden bezochte eilanden voert. Nouare is een koraaleiland met schildpadden en koraalslangen. Tussen de bomen van Casy blinken duizenden planten op rode aarde, en op Amédée doorbreekt een vuurtoren de horizontale lijnen van atol, palmen en de horizon van de oneindige oceaan. Daarna blijven enkel de grootste lagune op aarde en de bergen van Grand Terre, waar het schip aanlegt in hoofdstad Nouméa. Het cultuurcentrum Tjibaou, naar een ontwerp van Renzo Piano, met erfgoed van lokale Kanakken, maar ook hedonistische stranden, eethuizen en shoppingcenters maken onweerlegbaar duidelijk dat de reis voorbij is en de mens helaas ook in de verst afgelegen uiteinden van de wereld de natuur voor altijd heeft veranderd.

ponant.com

Tekst Mark Gielen & foto’s Mark Gielen en Karina Lambert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content