DAKLOOS IN MIJN HOOFD

Gabriel Rios in zijn East Broadway, Chinatown. © FOTO'S BART MICHIELS

HET NEW YORK VAN SINATRA IS NIET DAT VAN GABRIEL RIOS. “IK WIL HET NIET MAKEN. IK WIL IETS MAKEN. IETS GOEDS.” VERVELLEN VAN POSTERBOY TOT ARTIEST, DAT IS WAT HIJ IN NEW YORK ZOEKT.

Hij heeft er net een song over geschreven, zegt hij. Een song over zijn relatie met de stad waarin hij nu één jaar woont. Vroeger deed hij dat nooit. Songs schrijven over een herkenbare realiteit. Songs stonden best zo ver mogelijk van die realiteit. Ze waren het liefst absurd, surreëel. Hij noemt het zijn Belgische bagage. In New York schrijft hij over wat hij ziet en voelt, over de emotionele rollercoaster die de stad in zijn lijf in gang trapt, over het op- en neerschieten tussen euforie en het knagende gevoel niet goed genoeg te zijn. New York is als een permanente test van je talent, een soort liveversie van so you think you can sing ? “Het is wat me naar New York dreef”, zegt Rios. “Het verlangen mezelf te meten met een grootstad. Mijn ego is sowieso groot genoeg, mijn ambitie is dat ook. Mijn ego heeft behoorlijk wat concurrentie nodig en die vind je in New York op iedere hoek van de straat. De hele stad ademt muziek. Wat ik wilde weten was : wie ben ik in een stad waar niemand gives a shit ? Kan ik me staande houden in die zee van rondzwalpend talent ?”

Het antwoord daarop, zegt hij, is dubbel. De song die hij zonet schreef, gaat erover. “Het is fantastisch omringd te zijn door schitterende singer-songwriters, als bijvoorbeeld Jeff Taylor met wie ik geregeld samenwerk, maar tegelijk is het ook verwarrend de massa mensen te zien die hetzelfde willen als jij. Ze verhuisden naar New York om precies dezelfde redenen, met precies dezelfde dromen. Stilaan ontdek ik dat het idee beter te willen zijn me niet verder brengt. Het weekt alleen nutteloze agressie los. Misschien is dat wel de kerngedachte van onze generatie, zoals je ze ook op Occupy Wall Street hoort : we zullen het met een pak minder moeten doen, dat alleen tempert het egoïstische streven. Ik hoef het niet per se te maken. Ik wil in staat zijn goede songs te schrijven, op te treden, te toeren en daarmee voldoende te verdienen om geen drie andere jobs te moeten doen. Meer hoeft het niet te zijn. Al moet ik toegeven dat het soms wel steekt, dat ik niet elke dag mijn muziek op de radio hoor.”

We zitten aan de toog die ook dienst doet als glazen toonbank van de Classical Coffeeshop in Hester Street. Carmine Morales – zijn vader was van Puerto Rico, zijn moeder een Italiaanse – schenkt er koffie. Eén dollar per kop. Al 34 jaar. Hij is een baken van standvastigheid in een wijk die een en al verandering lijkt. East Village is het nieuwe Soho aan het worden. Naast de traditionele Joodse kledingwinkels, openen hippe, perfect vormgegeven winkels en bars de deuren. Met de familiefoto’s in zwart-wit aan de muur, de stapel cassettes naast de versterker, de gesigneerde poster van Rocky Marciano boven de percolator is de minibar van Morales meer bij de tijd dan hij ooit geweest is. De man zelf veegt met de lippen op elkaar de toonbank schoon en prutst daarna aan de radio. Een sliert van big band, klassieke jazz en uitgepuurde gitaarsolo’s golft door het café. “Dit is waar ik van hou in New York”, vertelt Rios. “Dit soort koppigheid. Gewoon je ding doen. Zonder poespas. Ik denk dat we daar terug op zoek naar zijn : pure eenvoud. Een soort traagheid. Maar het fascinerende is dat het contrast in New York nooit ver weg is. Op een dag bots je op zo veel uiteenlopende mensen en nationaliteiten. Ik zit nog steeds in de fase dat ik er met open mond naar kijk ; ik zit ook nog steeds in de fase dat ik geniet van die fase. Naar het schijnt heb je vier jaar nodig voordat het echte New York je in het gezicht slaat. Het kan hard aankomen, heb ik gehoord.”

DE LUST VAN HET CREËREN

Vanuit het raam van zijn appartement kijkt hij uit over East Broadway. Overdag is het de drukste straat van Chinatown – Chinezen prijzen er de meest bizarre wortels, kruiden en chirurgische ingrepen aan en negeren je verder totaal – ’s nachts lijkt het een in der haast verlaten stad. Enkel de bergen kartonnen dozen en plastic zakken vol afval herinneren dan aan de intense menselijke bewoning. In de zetel voor het raam schrijft Rios. Ook daar dwingt New York hem toe : structuur en routine. Iedere dag van elf tot vijf probeert hij te werken. Songs schrijven in het ritme van de kantoorjob. “Tot zover de legende van de rockster”, grijnst hij. “Het idee dat je de nacht nodig hebt om creatief te zijn, ben ik kwijt. Er is geen tijd om mezelf te verliezen in drank of drugs. Wat doe ik ? Making shit out of thin air. En als ik dat niet doe, is er niets, dan ben ik gewoon een andere nobody. New York heeft geen veilig vangnet, je moet het zelf creëren. Ik ben hier lid van een creatief groepje. Niets officieels, maar iedere dinsdag komen we samen in iemands woonkamer. Iedere dinsdag stellen we onszelf een doel. Bij mij is dat een song schrijven, bij iemand anders een hoofdstuk van de volgende roman. Ik heb die druk nodig. In België was die nooit zo dwingend. Ik zat in een comfortzone. Ik werd geboekt, had mijn publiek. Erg behaaglijk allemaal, maar ik werd er lui van. Het had ook iets absurds. Ik woonde in De Pinte, omringd door koeien en vriendelijke buren en probeerde songs in het Engels uit mijn brein te persen. ’s Nachts kon ik niet slapen door de stilte. In Puerto Rico was ik gewend aan permanent lawaai. Dat heb ik alvast in New York gevonden : ’s nachts denderen de vuilniswagens onder mijn raam voorbij.”

Het is zijn derde appartement in New York. Toen hij pas verhuisde, woonde hij met model en actrice Delfine Bafort in Dumbo in Brooklyn, net aan de overkant van de rivier. Na de breuk verhuisde hij naar Harlem, naar het appartement van zijn zus. Een paar maanden sliep hij in een groot uitgevallen kast, tussen de muur en de wasmachine. “Van glamour schiet er dan niet zo veel over, maar het verplichtte me wel voor de eerste keer in mijn leven grondig na te denken over hoe ik dat eigenlijk zag : het leven. Ik had altijd eerst het ticket gekocht om te zien waar het mij bracht. Zo ben ik op mijn zeventiende in België beland en op mijn eenendertigste in New York. Het is een manier om de angst een stap voor te zijn. Angst besluipt je op doodse momenten. Ik ben nooit bang of onzeker als ik aan mijn muziek werk. Schrijven is zo intens, het is een fantastische trip die me volstort met natuurlijke drugs. Dat is de lust van het creëren. Het is tussendoor dat angst en onzekerheid me bespringen. Als het werk af is en het bij normaal licht veel vlakker is dan je in je wilde fantasieën dacht. Of als ik ’s nachts weiger te slapen omdat ik klem zit in mijn eigen hersenspinsels. Wat helpt om daaruit te ontsnappen, is zo dicht mogelijk in de buurt komen van een normaal leven. De routine waarover ik het had.”

De roommate met wie hij een appartement op East Broadway deelt, is zijn afrit naar het normale leven. Op warme herfstdagen als deze smeert ze sandwiches met tonijn en eiersalade om te picknicken in Central Park. Eerst woonde Rios met haar broer samen. Hij werkte in een bank. Allebei kennen ze hem zoals hij in New York is : een singer-songwriter die probeert een publiek aan te boren. En als ze trouwen – zoals zijn vorige roommate binnenkort – speelt hij ten dans op hun huwelijk. “Ik heb het leven van anderen altijd al exotisch gevonden. Waarschijnlijk omdat ik zelf nauwelijks wortels heb. Ik ben dakloos in mijn hoofd. Ik heb geen vriendin, geen kinderen, geen job waarvoor ik uit mijn bed moet. Ik moet dat voor mezelf creëren. Trouwens, het oude romantische ideaal van de artiest op zijn creatieve eiland, heb ik achter me gelaten. Ik vind het een opluchting niet over muziek te moeten praten.”

DUIZELINGWEKKEND HOOG NIVEAU

Die vrijdag, 21 oktober, treedt hij op in de Rockwood Music Hall op Allen Street met Kobe Proesmans aan de drums en de rest van de band waarmee hij in New York geregeld repeteert en samenspeelt. Meestal staat hij alleen op het podium van de Rockwood Music Hall. Op het kleinste podium van de twee. Die vrijdag is hoofdpodium voor Rios, de Puerto Rican from Belgium. Maar zelfs die main stage is niet bijster groot. Ook daar is het makkelijk prikken door de glamour. “Absoluut,” knikt hij, “het niveau van jezelf belangrijk achten, is zeer laag. Als ik alleen speel, gaat het erom mijn gitaar in te pluggen en te zingen. Er is niets magisch aan, zoals op een groot podium staan en nauwelijks een overzicht hebben over het publiek. Maar ik vind het bijna opwindender. Het is een andere vorm van magie : je kunt je niet verstoppen. Alles gebeurt op enkele meters van de toeschouwers, open en bloot. Plus : het niveau van de andere bands en artiesten is duizelingwekkend hoog. Het stimuleert om beter te worden, scherper te schrijven, dieper te gaan.”

Tussen oudere nummers, als Broad Daylight of Dauphine, probeert Rios nieuw werk uit. Het podium als testlab. Het maakt niet zo veel uit, voor de meesten klinkt het allemaal even onbekend. Het YouTube-filmpje Gabriel Rios, Dauphine, live at Rockwood Music Hall op 3 februari 2011 werd driehonderd keer bekeken en heeft een commentaar. ” Nice. Reminds me of Death Cab for Cutie. I’ll have to check out Gabriel Rios.” “Death Cab for Cutie ?” De vergelijking verwart Rios meer dan het beperkt aantal kijkers. “Ze weten me niet goed te plaatsen. Het is die Belgische invloed. In België is er geen muzikale standaard. Je kunt er om het even wat doen. Dat koester ik aan mijn jaren in België. Ik besef ook dat wat ik in België heb meegemaakt, me geen tweede keer zal overkomen. Ik trok het winnende lot. Mijn plaat kwam uit, ik werd onmiddellijk opgepikt en ik mocht rechtstreeks op festivals spelen. Geen wonder dat ik dacht : dit is het. Maar ik merkte na twee albums dat een deel van de job niet meer voldoende was. Het pure entertainment sprak me veel minder aan. Ik wilde geen popidool zijn. Misschien als ik nog groter was geworden, dat ik dat wel aanvaard had. Ik weet het niet. Nu ben ik in die andere wereld beland. Van songs waar aan geschaafd en gesleuteld wordt. Dat wil ik doen. Daar wil ik goed in zijn. Misschien ga ik compleet de mist in, spoel ik hier al mijn geld door de goot en eindig ik totaal berooid in diezelfde goot.”

“Er zijn van die dagen,” zal hij later zeggen, als ik hem in Gent ontmoet, “waarop de stad me naar de keel grijpt en dat ik me terugtrek in mijn appartement.”

Zoals in de clip van You will go far ?, vraag ik. Daarin zie je Rios als een hond in een te klein hok door zijn kamer dwalen, door het raam staren, touwtje springen om niet met zijn hoofd tegen de muur te bonken. “Soms heb ik genoeg aan de wereld in mijn hoofd. Voor mij is die even reëel als de echte wereld. Het heeft iets schizofreens. Maar ik ben geen heremiet die meesterwerken op zijn zolderkamer componeert. Zo goed ben ik niet.”

Of hij zo goed wil worden, vraag ik. Hij aarzelt. “Als ik aan een genie denk, dan denk ik aan een dichter als Rimbaud. Ik geloof niet dat je een dichter kunt worden omdat je dat wilt. Maar als je heel hard je best doet, kun je wel een singer-songwriter worden. Weet je, ik ben opgevoed met het idee dat we allemaal een missie hebben in het leven. Ik kan dat niet van mij afschudden. En voor de eerste keer in mijn leven, merk ik dat dat ook niet hoeft. Zelfs al is het leven zinloos, dan geef ik het graag een betekenis. Wat is het alternatief ? Dat we de wereld leegzuigen tot er enkel een lege schil overblijft ?”

Zijn moeder bracht hem de liefde voor de poëzie bij. Zij las hem voor uit Rimbaud en Rimbaud voedde zijn droom om de wereld te zien, om te leven van kunst en liefde. “Ik wilde naar Parijs en belandde in België. Gelukkig, denk ik achteraf. België is een veilige plek. Je kunt er veel ontdekken en uitproberen zonder jong te sterven. Ik weet niet of ik het leven dat ik in België heb gehad in New York had kunnen leiden zonder er een prijs voor te betalen. New York is perfect voor mij als 33-jarige. Ik hoef niet langer te bewijzen dat ik wild ben in de zichtbare wereld, ik ben wild genoeg in mijn eigen hoofd. It drives me crazy, some-times.”

Gabriel Rios’ nieuwe album, 2Compilations, is sinds 14 november op de markt.

DOOR TINE HENS

“IK GELOOF NIET DAT JE EEN DICHTER KUNT WORDEN OMDAT JE DAT WILT. MAAR ALS JE HEEL HARD JE BEST DOET, KUN JE WEL EEN SINGER-SONGWRITER WORDEN.”

“IK MOET TOEGEVEN DAT HET SOMS WEL STEEKT, DAT IK NIET ELKE DAG MIJN MUZIEK OP DE RADIO HOOR.”

“IN BELGIË ZAT IK IN EEN COMFORTZONE. IK WERD GEBOEKT, HAD MIJN PUBLIEK. ERG BEHAAGLIJK ALLEMAAL, MAAR IK WERD ER LUI VAN.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content