Het is een glorieuze herfstdag en zoals gewoonlijk als het warm is, zijn de New Yorkse schooljuffen met hun kindertjes op stap. Op het veer naar Manhattan zitten twee vrolijk-rumoerige klassen. Ik tel vijftig kinderen en vier volwassenen. Er is slechts ƩƩn blanke snoet, die van een lerares. De rest is zwart. Wat later loop ik door Battery Park op weg naar de subway. Ik kom opnieuw twee groepen tegen. De eerste bestaat uitsluitend uit Aziatische kinderen in blauw-witte uniformen. In de tweede dobberen slechts ƩƩn blank en twee zwarte kopjes in een zee van bruin tinten. De meeste kinderen spreken Spaans. Ik neem de trein naar de Upper East Side. Langs Central Park zie ik opnieuw juffen met hun leerlingen. Wat een verschil met een half uur geleden. In deze buurt, de rijkste van Manhattan, bevinden zich de duurste privƩ-scholen van de stad. De klasjes zijn hier beduidend kleiner. Ze tellen tien tot vijftien leerlingen met elk twee, drie begeleidsters. De overgrote meerderheid is blank. Na al die tijd ben ik er nog steeds niet aan gewend. Natuurlijk zijn er raciaal gemengde scholen in New York. Maar elke dag zie je ook netjes volgens huidskleur gescheiden klassen. Het is vreemd om zien in een stad waar bruin, zwart en blank op het eerste gezicht zonder al te veel problemen samen de boel doen draaien.

Waar de verschillende kleuren gaan slapen na het werk, is een ander paar mouwen. Een groot deel doet dit nog steeds in wijken waar hun eigen tint domineert. New Yorkse ouders moeten normaal hun kinderen naar de stadsschool van hun eigen buurt sturen. Aangezien de meeste buurten nauwelijks gemengd zijn, zijn de stadsscholen dat meestal ook niet. Ouders die de privƩ-school van hun keuze kunnen betalen, sturen hun kroost naar waar ze willen. Tenzij die instelling al volzet is natuurlijk.

Apart of segregated onderwijs, gescheiden op basis van huidskleur, werd in Amerika onwettelijk verklaard in 1954. Maar vandaag, 45 jaar later, is de kloof tussen wet en realiteit nog steeds niet verdwenen. De eenkleurige klassen vallen me vandaag extra op.

Gisteren is Daisy Bates overleden. Ze was 84. Zij leverde in 1957 een verbeten maar succesvol voorhoedegevecht om negen zwarte kinderen toe te laten in de exclusief blanke Central High School in Little Rock, Arkansas, de thuisstek van Bill Clinton. Woedende blanken gooiden stenen door haar ruiten. KKK’ers zetten een brandend kruis op haar dak. De bloeiende krant die ze met haar man uitgaf, ging overstag. Ze kreeg doodsbedreigingen. Maar niets intimideerde het kleine, zwarte, elegante dametje. Mevrouw Bates was voorzitster van de NAACP ( National Association for the Advancement of Colored People). Vanaf de dag dat het Opperste Amerikaanse gerechtshof segregatie verbood, probeerde ze zwarte kinderen in blanke scholen te laten inschrijven. Als de scholen weigerden, wat ze altijd deden, schreef ze er een artikel over in haar krant. Zowel de gemeentelijke autoriteiten als de staat probeerden de schooldesegregatie in Arkansas zo lang mogelijk uit te stellen, zogezegd om de integratie ordelijker te doen verlopen. De NAACP zette hen het mes op de keel door tegen hen een proces te beginnen. Mevrouw Bates liet aanvankelijk 75 zwarte kinderen in Central High School inschrijven. De schooldirectie herleidde dat aantal tot negen. Ze werden geacht emotioneel het rijpst te zijn. De gouverneur van Arkansas, Orval Faubus, liet de Nationale Garde van Arkansas uitrukken. “Als u die zwarten toelaat,” zo bedreigde hij de schooldirectie, “zal er bloed vloeien”. Hij voelde zich zeker van zijn stuk. De gouverneurs van alle zuidelijke staten en 85 procent van de bevolking van Arkansas stonden achter hem. Op de eerste schooldag werden de zwarte leerlingen aan de schoolpoort opgewacht met bajonetten. Ze kregen de smerigste scheldwoorden naar het hoofd geslingerd. Mevrouw Bates en haar man stonden aan hun zij. De volgende dag weigerde de Nationale Garde hen weer toegang tot de school. President Eisenhower besloot zijn federale troepen erop af te sturen. De volgende morgen werden de zwarte kinderen aan het huis van mevrouw Bates afgehaald door een militair konvooi. “We weenden van blijdschap toen ze wegreden”, vertelde Mevrouw Bates.

De zaak was daarmee niet opgelost. De kinderen mochten de school binnen maar ze werden er onafgelaten uitgescholden, bespuwd en bedreigd. Elke dag na school vluchtten ze naar het huis van mevrouw Bates. Ze omarmde hen als ze beefden van de schrik en droogde hun tranen. “Wandel met opgeheven hoofd en rechte schouders”, zo zei ze hen. “Om het even wat ze doen, reageer niet: laat hun haat niet in je hart.”

Mevrouw Bates zou later nog vaak van zich laten horen in de strijd voor gelijke burgerrechten. De 9 leerlingen, de Little Rock Nine die later allemaal naar de universiteit gingen, krijgen deze maand van Clinton de Congressionele Gouden Medaille. Een kleine prijs voor een titanengevecht dat misschien wel gewonnen is op de rechtbanken maar nog lang niet op de schoolbanken.

Jacqueline Goossens vanuit New York

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content