Dagen na Pasen
Al een dag of tien zit er iets donkers en zwaars op mijn schouders. Soms slaagt de lentezon er in om het te verjagen. Het wordt in ieder geval wat lichter met elke dag die voorbijgaat. Op tweede paasdag heb ik mijn oudste zoon en zijn vrouw uitgewuifd, die zijn voorgoed verkast naar de andere kant van de Atlantische Oceaan. Jazeker, Boston is maar zes uur vliegen van Brussel. Telefoon, e-mail en webcams maken afstand draaglijker. Natuurlijk is dat tegenwoordig schering en inslag, kinderen of ouders die aan de andere kant van de wereld gaan wonen. Rationeel kun je dat allemaal keurig plaatsen. Eigenlijk kijk je bewonderend naar die zoon die doet wat jij vroeger had willen doen, maar nooit hebt gerealiseerd. Ver weg een nieuw leven uitbouwen. Maar als het moment van het vertrek dan aangebroken is, voel je lijfelijk hoe moeilijk zo’n afscheid is. Van beide kanten. Het betekent bijvoorbeeld nooit meer zo maar eens even binnenwippen bij elkaar. Het betekent in twee verschillende werelden leven, dus een belangrijk klankbord kwijt zijn over de dingen van alledag.
Ik ben van het type dat op het moment zelf niet veel kan zeggen over wat zij voelt. Mensen moeten me dan met rust laten. Van de luchthaven ben ik recht naar het tuincentrum gereden, heb allerlei plantgoed aangeschaft en ben een paar uur in de grond gaan woelen. Heb het huis opgeruimd. Foto’s in albums geklasseerd. Onbeweeglijk in de zon gezeten als een hagedis tegen de zuidermuur van mijn huis. Stromen muziek over me heen laten gaan. De donkere celloklanken van Jacqueline Dupré bleken te kloppen met mijn stemming. Een paar dagen heb ik mij ingegraven in mijn nest, in de stilte. Alleen aan wie ik echt vertrouw, kan ik me dan laten zien zoals ik ben, alleen die enkelingen mogen dan binnen mijn schutskring komen. Langzaam, heel langzaam, kom ik dan weer bij mijn positieven.
In het besef dat mijn leven in de komende jaren weer helemaal anders zal lopen dan ik dacht. De reisduif in mij, die de jongste twee jaar wat honkvaster was geworden, zal weer wakker gemaakt moeten worden. Ik bereid me al voor op een beurt fingerprinting bij de Amerikaanse grenspolitie bij mijn eerste familiebezoek over de plas. Nu werd je recentelijk al niet allerhartelijkst verwelkomd ginder, maar het is er echt niet op verbeterd. Alles wat zich over de aardbol beweegt, lijkt verdacht geworden.
Nu is het bij ons niet anders, maak u geen illusies. Mijn Amerikaans-joodse schoondochter die er nogal zuiders en donker uitziet, en die Nederlands spreekt met een zwaar accent, kreeg in de ‘metropool’ Antwerpen geregeld te maken met regelrecht racisme, in de bijna vier jaar dat ze hier woonde. Op het werk, op de tram, in het flatgebouw. Overal zijn immers ‘bange blanke mannen’ (en vrouwen) die ervan overtuigd zijn dat alles wat ‘vreemd’ is, of anders dan zijzelf, onheil brengt. Mensen die hun hart laten overwoekeren door de taaie distels van angst en wantrouwen. Ze doen de deur en vooral hun hart op dubbelslot. Vooral niet praten, niet luisteren en niet willen zien. Zich opsluiten in zichzelf. En niet beseffen hoezeer ze mensen kwetsen die proberen in alle eerlijkheid een leven uit te bouwen.
Het is natuurlijk een gigantische paradox dat de angst voor het vreemde steeds maar groeit. En dat in een tijd waar informatie zo snel over de wereld gaat en waarin het de normaalste zaak is geworden dat mensen die elkaar vroeger nooit zouden zijn tegengekomen, hun leven aan elkaar verbinden. Het is hoogst merkwaardig dat het wantrouwen geïnstitutionaliseerd wordt, terwijl de technologie het fysieke reizen almaar versnelt en het ontmoeten van elkaar, over de grenzen heen, in cyberspace alledaags heeft gemaakt. Grenzen zijn blijkbaar meer dan formele afspraken tussen naties. Grenzen zitten in mensen ingebakken. Die mentale muren slopen, blijkt minstens even moeilijk als het neerhalen van muren van beton en staal.
TESSA VERMEIREN
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier