Dagboek uit Lanzarote
Stel, je vliegt naar een Canarisch Eiland, maar in de haast vergeet je je rijbewijs. Ter plekke is openbaar vervoer haast onbestaande en zelfs om een scooter te huren, zijn er papieren vereist. Waarom zou ik anders een week liften op Lanzarote?
Woensdagochtend. In het transferbusje tussen luchthaven en hotel staar ik naar het desolate maanoppervlak van Lanzarote. Op het eiland waren in de 18de en 19de eeuw zo’n 300 vulkanen actief. Het is een bevreemdende combinatie, mijn slaperigheid en dit zonovergoten decor van een Bigas Luna-film. As en lava: de noordoostelijke uithoek van de zeven Canarische Eilanden heeft niets van de tropische clichés die ik in gedachten had. Plaatselijk wordt gezegd dat God Lanzarote vergat toen hij de wereld schiep.
In het vissersdorp Playa Blanca, sinds enkele jaren het meest zuidelijke toeristenoord van Lanzarote, neem ik een duik in het nog koude water. Voor me liggen verbrande stelletjes te braden op de honderden strandstoelen, daarachter de imposante privé-terreinen van reusachtige hotels. Ondanks de grotere faam van Tenerife en Gran Canaria is het toerisme ook hier niet weg te denken. Hotels, vakantiewoningen, junglerestaurants, karaokebars, auto- en fietsenverhuur, het is er allemaal, zelfs Britse en Duitse dokterspraktijken. De miljoenen toeristen die hier jaarlijks neerstrijken, kunnen paardrijden, diepzeeduiken, windsurfen, jetskiën, parasailen en meevaren met onderwaterexcursies. Aan alles is gedacht, behalve aan fatsoenlijk openbaar vervoer. Er zit niets anders op dan het eiland al liftend te bezoeken. Dat was even geleden.
Ik bots vooral op Britse en Duitse zonnekloppers. Hun groene en gele huurauto’s lijken allemaal op elkaar. Mijn eerste rit is met Scott en Sarah, pasgetrouwde dertigers uit Noord-Engeland. Ze zijn op weg naar de stranden van Femara aan de westkust. Meer hebben ze toch niet te zoeken op deze ” funny lump of rock“, zegt Sarah.
Het stel zet me af in het noorden, de streek met de meeste bezienswaardigheden. De innemende Jardín de Cactus bij het vredige dorpje Guatiza is een amfitheater in lavasteen met ruim 1400 cactussoorten. Zoals de meeste toeristische sites is het een ontwerp van de lokale architect en kunstenaar César Manrique.
Op de eindeloze autoweg langs de tuin, tussen lange heuvelruggen en groene cactusvelden, word ik pas na een halfuur opnieuw meegenomen. Javier is een jonge automechanicus op een brommer en heeft blijkbaar geen haast. Hij vergezelt me niet alleen naar de lavagrotten Cueva de los Verdes en Jameos del Agua (zie kader), maar ook naar de Mirador del Río, een 480 meter hoog uitkijkpunt, gebouwd in een rots bij Bateria. De steile beklimming is even spectaculair als het panoramische uitzicht, want in het noorden van Lanzarote waait een sterke zandwind uit de Sahara. We worden net niet van de brommer geblazen. Later toont Javier me de zonsondergang in zijn geboortedorp, Punta de Mujeres. Het verder oninteressante oord staart me aan alsof ik van Mars kom.
Als ik terugkeer naar Playa Blanca, een goede 60 kilometer, is het stikdonker. Auto’s zien me niet staan. De hemel is weids en gevuld met fonkelende sterren. Na drie kwartier houden twee Duitse dames met een terreinwagen eindelijk halt. Ze praten honderduit over het huis dat ze hier bouwen, jodelen mee met Spaanse levensliederen en vinden Antonio Banderas ” ein sehr netter Mann“.
Donderdag, 9:00. Geluk vandaag: ik heb mijn duim nog maar opgestoken en ik zit al in de gammele Seat van Carla. In de winter, het hoogseizoen, is de Catalaanse animatrice in een groot hotel bij Arrecife, de administratieve en commerciële hoofdstad. Ze wil opschieten en vloekt op een Britse ” hijo de puta” die rijdt als een ” camello“. Ondertussen gaat het landschap me steeds meer fascineren. Het steekt schril af tegen Costa Teguise, een megalomaan toeristenoord op de weg naar Teguise. Zelfs in de brandende zon maken de luxehotels en privé-villa’s een kille indruk. Ik stap uit bij Tahiche, aan het Monumento al Campesino, Manrique’s eerbetoon aan de boerenbevolking. Het abstracte beeldhouwwerk is zelfs voor de inwoners een raadsel, ik ontwaar een boer en een hond.
Later die dag bezoek ik de Fundación César Manrique. Manrique’s eigen woning vermengt de eenvoudige lokale bouwstijl met modernistische elementen en het lavalandschap. Rond de patio liggen onderaardse vulkaanbellen, die Manrique inrichtte als lounges. De architect overleed in ’92, maar zijn visie op de harmonie tussen mens en natuur wordt gekoesterd: Manrique was de belangrijkste criticus van het verwoestende massatoerisme, dat midden jaren ’70 landbouw en visserij voorbijstak als eerste bron van inkomstenbron. Manrique pleitte voor het bewaren van het cultuurhistorische erfgoed en de rijke fauna en flora. Onder zijn impuls werden grote delen van Lanzarote tot beschermd gebied uitgeroepen en werden strenge regels opgesteld inzake ruimtelijke ordening en de gehanteerde bouwstijlen. Nadat de Unesco het eiland eind ’93 erkende als Biosfeerreservaat, werd een bouwstop afgekondigd voor hotels. Manrique is niets minder dan een lokale held, al bleven de werven talrijk. De maatregel loopt over enkele maanden trouwens ten einde.
Puerto del Carmen, Lanzarote’s grootste toeristenoord aan de oostkust, is een surrealistische ervaring. De Avenida de las Playas, de promenade langs het kilometerslange strand, is bezaaid met restaurants, terrasjes, fotozaken en souvenirwinkels. Hier flirten gebruinde playboys en kortgerokte toeristes om het hardst. Het oord wordt door de lokale bevolking verfoeid, maar ik ben gecharmeerd. Het is zo’n idyllisch vakantiedorp waar je automatisch ‘La Isla Bonita‘ neuriet en waarvan je later zwijmelend postkaartjes bekijkt. Al kan dat ook te maken hebben met de vuurrode hemel en de piña colada in de Waikiki Cocktail Bar.
Vlaamse scheldwoorden schallen door het vulkaanlandschap. Het is vrijdag, rond twaalven, en ik loop al ruim een uur door Timanfaya, een sinds ’74 beschermd nationaal park van ruim 200 km². Zo ver ik kijken kan, zie ik alleen rotsvelden, as en lava. Eén grote kattenbak. Het was hier dat, vanaf 1730, dertig vulkanen zes jaar lang vuur spuwden. Ze herschiepen het vruchtbare zuidwesten van Lanzarote in een woestenij en vernietigden vele dorpen. In 1824 volgden nieuwe erupties.
Ik geniet pas van het hallucinante uitzicht nadat Robert me oppikt. De vijftigjare Brit waait een weekje uit en rijdt vervaarlijk links. De scherpe bochten kosten hem zoveel moeite dat ik maar zwijg. Aan het bezoekerscentrum, 400 meter boven de zeespiegel, stap ik dan ook graag over op een autobus. Het is de enige manier om de Montañas del Fuego, zoals de kraters genoemd worden, te bezoeken.
Terwijl de chauffeur handig manoeuvreert in nauwe lavaschachten, komt het dramatische landschap tot leven dankzij ooggetuigenverslagen en apocalyptische muziek. Hoe kun je niet onder de indruk zijn van de verwoesting die deze gigantische vulkanen hebben aangericht? Achteraf, in het bezoekersrestaurant, zijn de salsichas geroosterd op een metersgrote grill en verhit door de aarde. Even onder het oppervlak bedraagt de temperatuur immers al 350 graden. De maaltijd komt goed uit: de weg naar Yaiza, een pittoresk dorp van witte huizen en roze bloemen, wordt opnieuw een lijdensweg.
Gelukkig vindt een verbrande withuid snel vervoer. In Yaiza snelt een Canadese vrouw me te hulp. Ze neemt me mee naar La Geria, een haast kunstzinnig landschap van wijngaarden. De rijke wijnen die in deze winderige hoogvlakte worden gecultiveerd, zijn het resultaat van handenarbeid en vindingrijkheid. Alles begint met het graven van lavaputten, die de stronken beschermen tegen de wind en ’s nachts de dauw absorberen. Hier dwingen zowel natuur als mens respect af.
Dankzij een Colombiaan met een minibusje, een van de vele Latijns-Amerikanen op het eiland, speelt de avond zich af in Puerto del Carmen. De promenade blaakt er van neonlichten. Mijn tocht langs disco’s als Dreams, Emporium en Cesar’s, verscholen rond het winkelcentrum Atlantico, gaat van kwaad naar erger. De muziek heeft geen niveau en de lallende Britse jeugd al evenmin. Een dure taxi naar Playa Blanca is het enige alternatief.
Zondagavond, Femes. Het tussen twee heuvels verscholen gehucht op 15 kilometer van Playa Blanca telt slechts enkele huizen, maar de zonsondergang is er naar verluidt de mooiste van alle Canarische Eilanden. Ook Femes is slechts bereikbaar via één (steile) weg. Als ik om kwart over zes nog steeds kilometers verwijderd ben van ‘mijn’ zonsondergang, gooi ik me bijna voor een auto. De Spaanse chauffeur verstaat me voor geen cent, maar heeft genoeg aan mijn wanhopige blik. Even later beweegt de aarde onder me: in slechts enkele minuten zakt de zon in de brede horizon achter de zee.
Het weekend is begonnen in de Calle León y Castillo, de drukke winkelstraat van Arrecife. De chaotische hoofdstad is niet groter dan een Vlaams provinciedorp, maar heeft met zijn verkeersfiles, pastelkleurige huizen en straatleven alles van een Zuid-Italiaanse industriestad. Op de wijde promenade langs de Avenida del Generalisimo Franco stap ik in de slome bestelwagen van Pepe, een Canarische zeeman op rust. Terwijl zijn slakkengang een enorme file veroorzaakt, vertelt hij me onverstoorbaar over zijn liefde voor de zee. De wal heeft hem nooit kunnen bekoren, zegt hij melancholisch. Als ik hem vraag of hij dan geen lief heeft in elke havenstad, begint hij te lachen en draait hij de radio een stuk luider. Op mijn opmerking dat Lanzarote betoverend is, volgt het lokale standaardantwoord: “Vroeger was het mooier.”
De rit naar Teguise, genoemd naar de dochter van de laatste Guanche-koning en tot in 1852 de hoofdstad, heeft veel van een road movie. We bereiken het mooiste dorp van het eiland in volle siësta. ’s Zondags storten toeristen zich hier massaal op de markt, nu liggen de pleinen en stegen er vredig bij. De zonnestralen op de wit-groengeverfde huizen zijn verblindend. Op de Plaza de la Constitución duik ik onder in de Malvasía-winkel, genoemd naar de plaatselijke druif en vol Canarische specialiteiten: wijn, geitenkaas en gerookte zalm uit het dorpje Uga, maar ook confituur en huidcrèmes.
Deze namiddag, op de ellenlange weg langs de zuidwestkust, was zulke beschutting ver te zoeken. Tussen de zoutvelden van Las Salinas en de indrukwekkende El Golfo-krater ligt slecht zes kilometer, maar de middagzon verschroeit me bijna. Gelukkig houdt het landschap zelfs een kreupele op de been: aan de ene kant eindeloze lava- en rotsvelden in rode, bruine en grijze aardetinten, aan de andere kant de woeste zee die het eiland lijkt te verzwelgen. Als de golven metershoog opbeuken tegen de rotsen, lijkt het alsof het dondert onder het aardoppervlak. De strook kreeg niet voor niets de bijnaam Los Hervideros, ‘de stoofpotten’. Gevangen tussen deze twee gezichten van de natuurkrachten, kan ik me plotseling het noodlot van Atlantis voorstellen.
Maandagochtend. ” No a la destrucción”, “No mas hoteles”, “Fuera turistas” lees ik op de kartonnen borden aan de bouwwerven. Nergens is de impact van het toerisme zo duidelijk als op weg naar de idyllische (naakt)stranden van Punto de Papagayo. De zuidelijke uithoek van Lanzarote vergt een lange en soms moeilijke wandeling. Hier geen Britse pubs, ijskramen of strandstoelen, maar door rotsen beschutte enclaves met ongerepte witte stranden. De oprukkende hotels en de eerste asfaltwegen nemen elke twijfel weg: over enkele jaren bestaat deze droom alleen nog op ansichtkaarten en in films als ‘The Blue Lagoon‘. Voorlopig kan ik er ongestoord Robinson Crusoe spelen en naakt op het water proberen te dobberen.
Als even over tweeën meer volk arriveert en de zon haar hoogste punt bereikt, trek ik voor het laatst naar het noorden. Al bij de achttiende auto mag ik instappen: drie Spaanse jongens, een herdershond en een surfplank. Deze keer is het doel Haria, een valleidorp met honderden palmbomen, zo’n 40 kilometer verderop. Nergens in Lanzarote bevat de bodem zoveel grondwater als in deze ‘Vallei der Duizend Palmbomen‘. Ook de witte huizen, gedecoreerd met houten balkons, geven Haria een rijke aanblik. Toeristen zijn vooralsnog ver te zoeken: oude knarren met een onbestemde blik domineren de straten. Van de een krijg ik alleen een wantrouwige knik, van anderen een gastvrije “hola!” Het groene dorpsplein, de Plaza Leon y Castilla, doet met zijn eucalyptus- en laurierbomen en terrasjes sterk denken aan Zuid-Frankrijk. Alleen de jeu de boules ontbreekt.
Zoals op een klein eiland te verwachten valt, stoot ik op de terugweg op oude bekenden: Scott en Sarah, het stel dat ik enkele dagen geleden ontmoette. Op de weg van Haria naar Teguise ontdekken we bij toeval een mirador, een uitkijkpunt met een souvenirwinkeltje. Het geeft ons een weids uitzicht over Lanzarote’s groenste landschap. Het duo kwam er inmiddels achter dat het eiland meer te bieden heeft dan luilekkerstranden. We leggen een plechtige eed af en beloven terug te keren naar deze plek. Mét m’n rijbewijs, denk ik bij mezelf.
Na een ijsje rijden we stilzwijgend verder, genietend van de zonsondergang. De vuurbal is groot en gloeit. Net voorbij Arrecife, valt een stevige regenbui over de naar water snakkende velden. De volgende ochtend, op de luchthaven, lees ik op de tv-schermen dat het de eerste regenval was in één jaar.
Praktisch
Lanzarote ligt in de Atlantische Oceaan, op ruim 150 kilometer van de Marokkaanse kust en 1000 kilometer van moederland Spanje. De vluchttijd bedraagt ruim vier uur. Het eiland, 846 km², meet 60 bij 20 kilometer en telt zo’n 80.000 inwoners. Het klimaat is zonnig (gemiddeld 23°C) en droog. Waterschaarste is niet ongewoon. Drink geen leidingwater.
Bezoeken:
– Jardín de Cactus, Guatiza, dagelijks van 10 tot 17.45 uur.
– Jameos del Agua, Arrieta, dagelijks van 9.30 tot 18.45 uur: een tunnel geschapen door lavastromen naar de zee, na de uitbarsting van de Corona-vulkaan, ruim 4000 jaar geleden. Tegenwoordig speelt sfeermuziek in deze sprookjesachtige lavagrot, waarrond Manrique een exotische enclave en concertzaal schiep.
– Cueva de los Verdes, Arrieta, dagelijks van 10 tot 18 uur: lang netwerk van ondergrondse tunnels, afkomstig van dezelfde lavastromen. Het geleid bezoek (1 uur) spreekt tot de verbeelding en loopt zowel via nauwe doorgangen als torenhoge ‘kathedralen’ met lichteffecten.
– Mirador del Río, bij Bateria, dagelijks van 10 tot 18 uur.
– Museo Monumento al Campesino, Tahiche, dagelijks van 10 tot 18 uur: Manrique’s reconstructie van een boerderij, bij het gelijknamige monument.
– Fundación César Manrique, Taro de Tahiche, dagelijks van 10 tot 18, zondag van 10 tot 15 uur.
– Montañas del Fuego, bereikbaar vanuit Yaiza en Mancha Blanca, dagelijks van 9 tot 17 uur.
– El Grifo, San Bartolomé, dagelijks van 10.30 tot 18 uur: wijnmuseum bij La Geria met historische werktuigen en wijngaard van 40 hectaren.
– Castillo de San José, Carretera de Puerto Naos, Arrecife, dagelijks van 11 tot 21 uur: 18de-eeuws fort met het Museo Internacional de Arte Contemporaneo, met werk van Manrique, Picasso, Mirò en Tàpies, en een ideaal lunchrestaurant met uitzicht op de haven.
Restaurants:
– La Era, Trasera del Ayuntamiento, Yaiza, Tel. 928-83 00 16: verfijnde Canarische keuken, wijnbodega en bloemenpatio in 17de-eeuwse boerderij, verbouwd door Manrique.
– Antica Trattoria di Verona, Avenida de las Playas 53, Puerto del Carmen, Tel. 928-51 19 53: een van de betere Italianen op Lanzarote, met zicht op het immer drukke toeristenleven van Puerto del Carmen.
– Los Marineros, Plaza Varadero, Puerto del Carmen, Tel. 928-51 08 75: maritiem interieur, visgerechten en uitzicht op zee.
– El Notario, Ginés de Castro y Alvarez 6, Arrecife: populair lunchadres met tapas, salades en broodjes.
– Los Dos Hermanos, Plaza León y Castillo, Haria, Tel. 639-13 11 41: Canarische specialiteiten
– Lagomar, Calle Los Toros 6, Nazaret, Tel. 928-84 56 65: trendy restaurant (de Frans-mediterrane keuken kreeg twee Michelin-sterren) in het voormalige huis van Omar Sharif, een netwerk van rotsen, waterpartijen en lounges, ontworpen door Manrique en overdag een museum.
Info:
– Spaanse Dienst voor Toerisme, Kunstlaan 21, 1040 Brussel, Tel. 02-280 19 26.
– Patronato de Turismo, Blas Cabrera Felipe, Arrecife, Tel. +34-928-81 17 62.
– Weekend Knack reisde met touroperator JetAir en Sobelair en verbleef in het Hotel H10 Lanzarote Princess in Playa Blanca. De brochure Vliegvakanties Zomer 2001 van Jetair biedt op het eiland 23 hotels aan in diverse categorieën. Meer informatie bij uw reisagent.
Wim Denolf / foto’s Michel Vaerewijck e.a.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier