Om de revolutie te redden, verwelkomt Cuba reizigers en toeristen met open armen. En die komen genieten van zon en zee, van rum and Coca-Cola. Ze laten zich meeslepen door de vrolijke, zwoele Caribische muziek, en nemen sigaren mee naar huis die ?gerold zijn op de romige dijen van mulattinnen”.

GRIET SCHRAUWEN FOTO’S : JAN VERLINDE

Onze vrouwen voeren nog steeds een strijd tegen het machismo, maar hun situatie is toch veel verbeterd”, zegt Damiano. ?Als een man weigert in het huishouden te helpen of voor de kinderen te zorgen, is dat een grond voor echtscheiding.” Zelf is Damiano vier keer gescheiden, maar hij zegt er niet bij waarom. Hij vertelt liever over de turbulente geschiedenis van zijn geliefde Cuba, een geschiedenis die begon toen Christoffel Columbus er in 1492 landde. Columbus verkeerde in de waan dat hij Azië had gevonden, zoals zijn bedoeling was. Hij dankte eerst de Heer, verwonderde zich daarna over de buitengewone schoonheid van het land, plantte een Spaanse vlag op het strand, en stuurde een gezant landinwaarts, met de hartelijkste groeten voor de Japanse keizer. Maar hoe hij ook zocht, die gezant vond geen keizerlijke stad. Hij trof er enkel een vijftigtal hutten met blote indianen aan, die zegden dat hun nederzetting Cubanacan was. Ze hadden een plant die ze cohiba noemden. Ze rookten de bladeren ervan, die tabaco heette. Zoiets hadden die Spanjaarden nog nooit gezien. De zeelui namen tabak mee, en verspreidden woord en gebruik over de hele wereld.

Damiano gaat er prat op dat hij geboren is in ’59, het jaar van de revolutie. Hij is ingenieur elektronica : hoog opgeleid voor een gids. ?Veel jonge Cubanen zijn universitair geschoold, maar vinden geen werk volgens hun diploma. Ik ken een gynaecoloog die ruitenwasser is, en mijn vriend Miguel is een wiskundige die tabaquero werd. We zullen hem binnenkort ontmoeten.”

Zoals veruit de meeste mensen van zijn leeftijd of jonger, is Damiano nog nooit van het eiland afgeweest. ?Reizen is te duur voor ons”, zegt hij. ?Een gemiddeld maandloon is 250 peso’s, en daarvoor krijg je op de zwarte markt drie dollar. Daar kom je niet ver mee. Maar dat hoeft ook niet : wij wonen op het mooiste eiland ter wereld.”

Hij is niet de enige die er zo over denkt. Columbus sprak er al in die termen over, en vóór Damiano’s geboorte heette Cuba de Parel van de Antillen. Cuba was een lustoord voor de Amerikanen, die dol waren op het eiland van rum and Coca-Cola, hitsige muziek en hete vrouwen. Zij zagen de armoede van de ongeletterde boeren niet, en hoorden de kreten van gemartelden niet of de verhalen over mensen die door het regime waren vermoord. Fidel Castro, zijn broers en hun aanhangers, bonden de strijd aan tegen de dictatuur, de maffia en gokkers, voor wie Havana het Monte Carlo van de Cariben was. Castro belandde in de cel, waar hij de tijd doodde met boeken, onder het alziend oog van zijn cipiers. Hij mocht gerust Das Kapital van Marx lezen. Volgens Damiano zei een van de bewakers : ?Bestudeer dat maar grondig, want het kapitalisme zal Cuba rijk maken.” Damiano moet er nog om lachen, want in zijn cel ontdekte Fidel dat hij marxist-leninist was. Toen hij vrijkwam, zette hij zijn guerrilla verder, en twee jaar later viel Havana als een rotte perzik in de handen van de jonge jurist en zijn kompaan Ernesto ?Che” Guevara, een astmatische arts uit Argentinië. Castro en El Che hadden een Nieuwe Mens voor ogen : een geletterde patriot, hard werkend, onbaatzuchtig en gedisciplineerd. En een Nieuwe Maatschappij : een van gelijkheid en rechtvaardigheid, vrij van racisme, uitbuiting en onderdrukking. Ze verdeelden het land onder de boeren, en maakten van Cuba één grote school. Vijf jaar later kon iedere Cubaan lezen en schrijven.

Niet alle tien miljoen Cubanen waren blij met de hervormingen. Een half miljoen van hen vluchtte toen naar het buitenland, en nog steeds verlaten Cubanen het eiland in de hoop op een beter leven. Ze trekken vooral naar het nabijgelegen Miami, van waaruit ze het regime blijven bestoken. Ze hebben er anti-Castro-organisaties als de Hermanos al Rescate ofte Reddende Broeders, van wie Cuba in februari nog twee vliegtuigjes neerschoot omdat ze het luchtruim schonden en antipropaganda verspreidden. En ook de Verenigde Staten waren ongerust : een communistische revolutie in hun achtertuin was hen een doorn in het oog. Het Witte Huis stelde een totaal handelsembargo in dat nog steeds voortduurt , en de mislukte invasie van de Varkensbaai kostte Kennedy in ’61 bijna zijn kop en ontketende haast een wereldoorlog. Sindsdien mocht en mag er niets uit Amerika naar Cuba, en vanuit Cuba niets naar Amerika. Tot groot verdriet van verstokte rokers : alles met Havana erop was smokkelwaar en dus verboden.

Bekommerd om de gezondheid van iedereen die er werkt, heeft Hillary Clinton alle rookwaren uit het Witte Huis verbannen. Bill zou een fervent liefhebber van sigaren zijn. Niet van Cubaanse natuurlijk, maar de Hondurese Hoyo de Monterrey draagt zijn voorkeur weg, al beweert Hillary bij hoog en bij laag dat hij ze niet meer rookt maar er enkel op kauwt.

Niet alle Amerikanen zijn zo fanatiek als Hillary. De sigarettenverkoop loopt er wel terug, maar er is steeds meer vraag naar sigaren. Die waren altijd een symbool van weelde en macht, en werden geassocieerd met miljonairs à la Onassis en gangsters à la Al Capone. De afgelopen jaren zijn vooral jongeren tussen twintig en dertig jaar gretige afnemers geworden, en vertonen tal van publieke figuren zich met bol- of tuitknak in het openbaar : Bill Cosby, Tom Cruise, Harvey Keitel, Arnold Schwarzenegger, Jack Nicholson. Ook de dames laten zich niet onbetuigd : er zijn foto’s van Whoopy Goldberg, Demi Moore en Madonna met sigaar.

Sinds het Amerikaanse embargo hebben andere Zuid-Amerikaanse landen zich op de productie van tabak en sigaren gestort, zoals Honduras, de Dominicaanse Republiek en Nicaragua. Maar volgens kenners gaat er niks boven ?Cubanen”. Bolivar, Partagas, Romeo y Julieta, Punch, Cohiba, Montecristo : het klinkt als muziek in de oren. Deze raspaardjes der sigaren zijn vervaardigd uit de beste tabak ter wereld. Dat zou te danken zijn aan het unieke microklimaat, de manier van drogen van de tabaksbladeren, de vaardigheid van de sigarenrollers, en hun liefde voor het ambacht. Eén tabaquero kan in een werkdag van acht uur 150 sigaren rollen. Er zijn machines die meer produceren dan de mens, maar 70 procent van de jaarlijkse 11 miljard Cubaanse sigaren wordt nog ambachtelijk vervaardigd. Er gaat niets boven een handgerolde sigaar, al is die een stuk duurder.

Pinar del Río, ten westen van Havana, is voor tabak wat Bourgogne is voor wijn : het summum. Een streek met tropisch begroeide, ronde heuvels, roodbruine aarde, en het frisse groen van golvende tabaksvelden met planten tot op manshoogte. Een ananasplantage, een campesino met een ossenspan, een gaucho met een machete aan het zadel. Zoals overal op het eiland : veranda’s met schommelstoelen, mannen met sigaren, klepperende paardenhoeven, ratelende koetsen, en de geur van vers paardenmest. Weinig of geen auto’s. Wat Lada’s en Moskovitchs, en hier en daar een Chevrolet, een Plymouth of een Studebaker. Allemaal Amerikaanse sleeën met vinnen, in zuurtjeskleuren met roestvlekken, hoewel ze met extreem veel zorg worden onderhouden. Er zijn er geen nieuwe : sinds het embargo worden er geen westerse auto’s meer ingevoerd. De streek onderscheidt zich van andere op het eiland door de houten schuren met een hoog rieten zadeldak, de casas de tabaco, waar geoogste bladeren 40 dagen worden gedroogd nadat ze vier dagen lagen te drogen in de zon.

Camagüey, aan de oude spoorlijn, met een intact 19de-eeuws station, is een stil stadje met pittoreske pleinen en straten vol nostalgie en vergane glorie. Alleen in de hoofdstraat is het druk : veel voetgangers, fietsen van Chinese makelij, rijen geduldig wachtenden voor schijnbaar lege winkels. Opvallend is de afwezigheid van reclameborden en de aanwezigheid van slogans als socialismo o muerte, of Por la Paz, la vida y contra la agresión imperialista. En de foto’s van Che die sinds hij in ’67 vermoord werd in de Boliviaanse jungle de status kreeg van held, een icoon van de revolutie. Overal is zijn beeltenis te zien, zelden die van Fidel : el líder máximo leeft sober en teruggetrokken, en hij haat bewierroking.

Bij een neoclassicistisch gebouw met een façade van afbladderend vieux-rose wijst Damiano op een gedenksteen in de gevel : ?El Che sprak hier de arbeiders toe toen hij minister van Binnenlandse Zaken was.” Op het binnenplein klinken de stemmen van touwspringende kinderen schel, het zonlicht is er verblindend en de schaduwen zijn hard. Als we een openstaande deur binnengaan, worden Damiano en zijn compañeros door een mannenstem aangekondigd. Nadien enthousiast getimmer op houten tafels. Als onze ogen gewend zijn aan het schemerduister, zien we de werkers aan lange rijen houten tafels. Meer dan de helft van hen zijn vrouwen, de meesten met rood- of rozegelakte nagels. Miguel, de wiskundige vriend van Damiano, een mager manneke met een purperen uilenbril, slaat Damiano lachend op de rug. Miguel zal ons uitleggen hoe zo’n sigaar tot stand komt. Er zijn 80 handelingen voor nodig, een hele kunst.

?Kijk”, zegt Miguel. ?Een tabaksplant heeft vijf verschillende bladeren, die los van elkaar worden gedroogd. Het dichtst bij het midden groeien de donkerste en sterkste. De beste bladeren van het hart en de corona of kroon en van de centro fino zijn samen la tripa : het binnengoed van de sigaar. De grote middelste bladeren, centro gordo, worden om het binnengoed gewikkeld. Alle tabaksbladeren worden in de fabriek bevochtigd. De pakken gaan eerst naar deze rezagado, die ze soort bij soort legt. De tabaqueros kiezen de tabak die ze nodig hebben, en dan beginnen ze eraan.”

Met beheerste, snelle en vaardige gebaren brengen ze de snippers tripa in vorm. ?Daaromheen komt de hoja de foteleza, het blad dat de sigaar zijn specifieke smaak geeft, en een hoja de combustión. Dat blad is droger dan de vorige, en zorgt ervoor dat een sigaar gelijkmatig brandt”, zegt Miguel. ?Dan leggen ze de sigaren een kwartiertje in een pers om ze samen te drukken, en uiteindelijk gaat er nog een capa omheen, een buitenblad uit één stuk. Aan het mondeind wordt een kleiner stukje tabaksblad vastgekleefd met plantaardige lijm, de sigaar wordt langs een meettoestel gelegd en afgesneden op de juiste maat met een halvemaanvormig mesje. Nog een sigarenband eromheen, en : klaar voor een laatste inspectie. De escogedor kiest sigaren van dezelfde tint bij elkaar en stopt ze in een mooi houten doosje.”

In het atelier hangt een kruidig, vochtig aroma en een lichte walm. De meeste tabaqueros hebben een sigaar tussen de lippen of er ligt er een in de asbak, rookkrinkelend. ?Tijdens het werk mogen ze roken zoveel ze willen”, zegt Miguel, ?Maar ’s avonds mogen ze slechts één sigaar mee naar huis nemen.” Hij geeft me een verse sigaar, die nog vochtig is. Kan die al gerookt worden ? ?Je mag ze niet te lang bewaren”, zegt Miguel. ?Tenzij je een humidor hebt, een bewaarkast met het juiste vochtgehalte.”

?Tabaqueros zijn de elite van de Cubaanse arbeiders”, zegt Damiano, na het afscheid van Miguel met schouderklopjes. ?Hun status en aanzien zijn hoog omdat ze het best zijn opgeleid en geïnformeerd. Het is immers al minstens honderd jaar de gewoonte om voor te lezen in de ateliers. Op een verhoog zit een lector die ’s ochtends de krant voorleest : nationaal en internationaal nieuws, sport en cultuur. In de namiddag komen romans aan de beurt, klassiekers uit de wereldliteratuur.

Cuba draagt cultuur hoog in het vaandel. ?Niet enkel de sigarenrollers krijgen hun deel, ook de suikerrietkappers. Tijdens de oogst van suikerriet trekt de Cubaanse Nationale Opera door de velden. Ze trakteert de macheteros op werk van Cubaanse Latijns-Amerikaanse componisten, uit waardering voor hun harde en smerige werk, maar ook in de hoop hen te stimuleren tot een voorspoedige opbrengst”, zegt Damiano. ?Suiker is nóg belangrijker voor Cuba dan tabak : het is het grootste exportproduct. En daarmee gaat het niet zo best. Vorig jaar was de oogst 3,5 miljoen ton, de laagste score van de laatste 50 jaar. Door de arbeid van duizenden en duizenden slaven was Cuba vorige eeuw de allergrootste suikerproducent. Suiker deed het overgrote deel van de bevolking bloeden, en maakte enkelen steenrijk. De suikerbaronnen woonden in prachtige paleizen van een ongekende rijkdom. Een reiziger maakte eind vorige eeuw zelfs gewag van een badkamer met een kraantje eau de cologne voor de dames en eentje met rum voor de heren. Maar dat is sinds de revolutie gelukkig allemaal voorbij.”

En de Cubanen zijn er niet minder vrolijk op geworden. Er mag dan geen zeep zijn, geen tandpasta of geen boter, ze blijven lachen, zingen en dansen. Naast ons tafeltje en onder de tropische sterrenhemel zingen krasse zeventigers krakend Guantanamera, Cuba’s tweede nationale hymne. Ze begeleiden zichzelf op gitaren en trommen. De heupen van oud en jong draaien soepel en wulps op het ritme van rumba en salsa, tango en mambo. Ik kijk en geniet, ik nip aan een Cuba Libre en rook Miguels sigaar tot het bittere eind.

Volgens kenners zijn de sigaren uit Cuba het summum. Jaarlijks worden er 11 miljard vervaardigd, uit de beste tabak ter wereld. Eén tabaquero rolt 150 sigaren op 8 uur. Machines produceren meer, maar 70 procent van de jaarlijkse 11 miljard Cubaanse sigaren wordt handgemaakt : daar gaat niks boven, al is het een stuk duurder. Elke sigaar vergt 80 handelingen.

Havana was voor Amerikanen lang het Monte Carlo van de Cariben. De weinige Amerikaanse sleeën die er nog rijden, kraken, hoewel ze met veel zorg worden onderhouden.Er zijn er geen nieuwe sinds het embargo. Verder in het straatbeeld : nostalgie en vergane glorie, fietsen van Chinese makelij, veel kinderen en… sigaren.

Nu de communistische kameraden niet meer op bezoek komen, garanderen zon en zee een nieuwe bron van inkomsten. Vorig jaar bracht toerisme 100 miljoen dollar meer op dan suiker.

Salsa op Cuba, de pannen van het dak.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content