In het noorden van Australiƫ leven de twee toppers van de voedselketen in een wat ongemakkelijke harmonie. De mens leeft er namelijk van krokodillen. En andersom.

In de noordelijke grensstreek van AustraliĆ« – een uitgestrekt gebied van tropische savanne, weelderig regenwoud en krioelend moerasland – wordt de top van de voedselketen gedeeld door twee soorten in een wat ongemakkelijk pact: de ene is een brutale nieuwkomer op de evolutielijn, de andere een oude overlevende uit het dinosaurustijdperk. Concreet: enerzijds de mens met zijn grote hersenen, die er een gewoonte van gemaakt heeft om zijn omgeving ongegeneerd aan te passen aan zijn noden en verlangens; anderzijds de zoutwaterkrokodil met zijn kleine hersenen, gedreven door een sterk ontwikkeld overlevingsinstinct en gesterkt door stevige tanden en veel kracht en geniepigheid, waardoor ze massale uitroeiingen en ijstijden heeft kunnen overleven.

Het eerste contact tussen deze twee succesvolle soorten werd zo’n 40.000 jaar geleden gelegd (redelijk laat dus in het 180.000-jarig bestaan van de hagedisachtigen), toen de eerste aboriginal voet aan wal zette op het Australische strand. Die stap was het startsein voor een turbulente interactie, waarbij de ene soort de andere ijverig achternazat – een strijd die zich doorzette tot de twintigste eeuw. Net zoals in de afgelopen eeuwen in Europa, werden in die periode ook in AustraliĆ« natuurlijke ecosystemen uit evenwicht gebracht en vervangen door menselijke monoculturen. Maar Noord-AustraliĆ« bleef hiervan gespaard door zijn geĆÆsoleerdheid en het harde klimaat. Toch was ook daar in de strijd tussen mens en dier de weegschaal gaan doorwegen ten voordele van de mens.

De jacht op de krokodil kende zijn hoogtepunt in de jaren ’60, met de export van honderdduizenden krokodillenhuiden. In het begin van de jaren ’70 steeg de bezorgdheid om de slinkende en steeds ongezondere populatie, en werd de willekeurige jacht op de krokodillen verboden. Maar de zoutwaterkrokodillen, hun overlevingsreputatie waardig, herpakten zich en hun aantal groeide al weer snel aan tot meer dan 150.000 volwassen exemplaren. Ze doen het zelfs zo goed dat er rond de krokodillen een ware industrie ontstond vanuit de filosofie dat consumptie en bescherming elkaar niet bijten als de jacht voortdurend en nauwkeurig onder controle wordt gehouden. Voor veel bewoners van het dunbevolkte noorden zijn de krokodillen op dit moment een bron van inkomsten: van bootuitbaters die toeristen de springkunsten van wilde krokodillen laten zien, over aboriginals die met het water meegesleurde eieren verzamelen, tot het legertje onderzoekers dat betaald wordt om de mysteries te ontsluieren die nog rond deze beesten hangen.

Het gevaar dat krokodillen nog steeds betekenen voor de mens, wordt vergoelijkt door hun waarde als toeristische attractie en als leveranciers van hun felbegeerde vlees en huid. Voor een beest van zo’n wild kaliber heeft de krokodil een opvallend zachte en mooie huid, waarvan al meer dan een eeuw het meest delicate en dure leer ter wereld wordt gemaakt. De Parijse en Milanese catwalks liggen ver van de Australische wateren, maar de meest verfijnde koffers, schoenen en accessoires hebben we te danken aan de zoutwaterkrokodil: elke huid is zo uniek als een vingerafdruk, duurzaam, en met een steeds variĆ«rend patroon. In tegenstelling tot zijn alligatorneefjes en Afrikaanse verwanten heeft deze krokodil een beenderloze huid, en van alle soorten de kleinste en mooiste schubpatronen.

Wie gewend is om met zoutwaterkrokodillen (of Salty’s, zoals ze ter plekke genoemd worden) te werken, krijgt met de jaren een steeds groter ontzag voor deze design-meesterwerken van moeder natuur. Van de 22 bestaande krokodillensoorten zijn zij de grootste en de wildste. Ze kunnen maar liefst zeven meter lang worden en 1500 kg wegen. De Salty’s zijn de enige soort die in zout water kunnen leven, zelfs in de open oceaan. Wat soms gevaarlijk misleidend is, want ze gedijen net zo goed in zoet water. Niet zelden werden mensen die zich veilig waanden in zoet water door deze krokodillen aangevallen. In feite leven er net zoveel Salty’s in zoet als in zout water.

Om met deze prehistorische wezens te kunnen werken, moet je speciale vaardigheden hebben. De krokodillenindustrie kostte al veel ledematen en levens. Vaak moeten dieren gevangen genomen worden die al meer dan een dozijn mensenlevens op hun geweten hebben en minstens evenveel gewonden. Zo’n krokodillenjacht betekent lange dagen en nachten optornen tegen sluw verstand, of althans sterk instinct. Zoutwaterkrokodillen zijn waardige tegenstanders die je geduld en vastberadenheid tot het uiterste op de proef stellen.

Omdat hun aantal in de late jaren ’60 zo was geslonken, werden er kwekerijen gebouwd. Die groeiden uit tot ware ranches toen de wilde populatie weer toenam. Het verhaal van de zoutwaterkrokodil is een successtory die bewijst dat je een diersoort niet uitroeit als je kiest voor een strikt gereguleerde consumptie en als je ze kweekt in de natuurlijke omgeving. Bovendien help je op deze manier het natuurlijke ecosysteem, en zo andere niet-commerciĆ«le diersoorten beschermen tegen de gevaren van monocultuur, mijnbouw en verstedelijking. Voor krokodillen weren wereldwijd vernieuwende en succesvolle beschermingsmethodes ontwikkeld. Op dit moment bieden kwekerijen en ranches onderdak aan zo’n 70.000 exemplaren, van jonggeborenen tot reuzen van zes meter.

Een doorsneedag in de grootste krokodillenkwekerij van Australiƫ, de Cairns Crocodile Farm, dicht bij de prachtige Great Barrier Reef, is niet saai te noemen. In het broeierige regenseizoen zijn zowat alle activiteiten geconcentreerd rond het bouwen van een nest om te broeden, wat gebeurt tussen december en maart. Elke ochtend, na een kop sterke koffie, maken drie leden zich klaar voor een zenuwslopende expeditie door het grote moerassige broedgebied, met als doel op zoek te gaan naar nesten en eieren te verzamelen.

Hun materiaal bestaat uit een plastic kuip, waarin ze de gevonden eieren kunnen dragen, een potlood om de eieren te markeren zodat ze in de gevonden positie kunnen blijven liggen, een radio om hulp in te roepen mocht er iets fout gaan, en – belangrijk – een bamboestok. Die stok is onontbeerlijk omdat de vrouwtjes (en soms ook de mannetjes) hun nest agressief verdedigen door zichzelf uit het water te katapulteren en alles op hun weg met een overweldigende kracht te bijten. Zonder de stok om de aanval op te vangen, zouden deze eierzoektochten pure kamikazes zijn. Nadat de eerste aanval is afgeweerd, wordt de berg opgestapeld groen opengemaakt waar zoutwaterkrokodillen hun nest van bouwen. Daarna worden gemiddeld zo’n vijftig eieren weggenomen ter grootte van eendeĆ«ieren. Heel voorzichtig, zonder ze om te rollen, want een foute beweging kan de embryo’s doen stikken. Vervolgens worden de eieren nog 85 dagen in een broedmachine gestoken, tot ze openbreken.

Als je de eieren in hun nest zou laten, zouden de meeste stukgaan door vloed, hitte of hongerige hagedissen. Om het nageslacht te verzekeren, kan elk vrouwtje dan ook tot negentig eieren per jaar leggen, en dat vijftig jaar lang.

Eenmaal uit het ei, worden de kleine krokodillen zo’n drie jaar nauwlettend in het oog gehouden. In grote kooien in hun natuurlijke omgeving kunnen ze uitgroeien tot twee meter. Daarna wordt elk exemplaar nauwkeurig onderzocht op kwaliteit voor het wordt geslacht en verwerkt tot leer, vlees en andere bijproducten. Krokodillenvlees wordt wereldwijd geserveerd aan meer avontuurlijke restaurantgangers, en de hoofden, tanden en poten worden verkocht als souvenirs. De galblaas wordt in Chinese medicijnen verwerkt om kanker te behandelen. Het is een beetje ironisch dat een van de weinige wezens die de mens nog een trapje lager kunnen krijgen in de voedselketen juist kunnen bijdragen tot het behandelen van de meest gevreesde menselijke ziekte, kanker.

Tekst en foto’s Jeff Rotman

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content