COTE D’OPALE

De verlatenheid, de natuur en een rijke keuze aan eethuizen, waar royaal en smakelijk wordt gegeten, maken van de Côte d’Opale een ideale bestemming om even uit te waaien.

HET FRANSE DEPARTEMENT PAS-DE-CALAIS, net over onze grens, is zo’n 120 km lang en breed en strekt zich uit van Calais tot Berck-Plage. Hoewel Arras de rijkste historische stad is, trekken toeristen vooral naar de kuststreek, die vermaard is om zijn heldere, lichtgroene, roze en hemelsblauwe tinten. Om de schoonheid van deze typische kleuren te roemen, doopte kunstschilder Edmond Lévêque de kust in 1911 tot La Côte d’Opale, naar de mooie glinstering van de halfedelsteen. Door de kanaaltunnel en de verlenging van de snelweg A16 herontdekken Engelsen en Belgen de verdiensten van deze kuststreek, zoals ruimte en ongerepte natuur. Je kan er lange wandelingen maken over krijtklippen, door duinen en langs oneindige stranden. Buiten het seizoen is het er heerlijk rustig. De streek is bovendien bezaaid met eethuizen waar nog smakelijk en uitgebreid wordt gegeten.

Vertrekpunt is hotel Copthorne in Coquelles bij Calais, op anderhalf uur rijden van Gent en drie minuten van de tunnel onder het Kanaal. Het hotel is zichtbaar van de snelweg A16, beschikt over 118 comfortabele kamers en een gezondheidscentrum. Een eerste stop maken we boven op de steile krijtrotsen van Cap Blanc Nez. Daar, hoog boven de zee, kan je bij helder weer Engeland zien. Verder naar het zuiden ligt Cap Gris Nez. Tussen deze twee speerpunten leidt een kronkelweggetje langs de kust en langs vissersplaatsjes zoals Wissant. Men vist hier nog ambachtelijk met vissersbootjes die men flobarts noemt. De schuiten gaan met het tij mee en worden na de vangst door een tractor op het strand getrokken. Vanuit heel wat vissershuizen worden schaal- en schelpdieren verkocht. Voor de rest heeft Wissant niet zoveel te bieden. Voor meer comfort en kwaliteit is men verplicht om verder naar het zuiden af te zakken. Men komt langs Cap Gris Nez, vanwaar de Duitsers in de oorlog V I-raketten lanceerden naar Engeland. De betonnen bunkers zijn de grijze getuigen uit dit roerige verleden. Het Kanaal is hier slechts 28 kilometer breed en dagelijks passeren zo’n 500 boten.

Verder langs de kust naar Audresselles, waar het strand er eindeloos en verlaten bij ligt. Het vissersdorp heeft nog één flobart in gebruik. De meeste vissers trekken ’s ochtends vroeg naar Boulogne en gaan de zee op in grote schepen. ChezMimi wacht een glaasje picon, aangelengd met bier. In dit bescheiden eethuisje, waar de tijd is blijven stilstaan, zijn zeevruchten troef.

Verder naar het zuiden maken de krijtklippen geleidelijk plaats voor duinen. Een populaire stop is Vent Arrière in Wimereux. Het eenvoudige, drukbezochte restaurant heeft zijn onderkomen in een poppenhuis, dat achter de duinen is gelegen. Vroeger was er een épicerie-buvette met aan de ene kant kruidenierswinkel en aan de andere kant café. Eric Lehman is de patron. Hij is een ruige maar joviale zeebonk, die vroeger als visser aan de kost kwam. Specialiteiten zijn krab (38 FF), schotel met zeevruchten (210 FF) en rog (75 FF). Wij proefden van zeevruchten en in look- en peterselieboter gebakken jakobsschelpdieren: beide waren van uitmuntende kwaliteit. Maar de rog met groenten was te lang gekookt.

Wimereux is een aangename kustplaats met nostalgische allure. In het begin van de eeuw waren er zo’n 70 hotels, die hoofdzakelijk door Engelsen werden bezocht. Veel van die oude gebouwen zijn gespaard gebleven van de betonkoorts die elders aan de Franse kust lelijk heeft huisgehouden. Al slenterend ontdek je interessante gebouwen. Heel wat huizen hebben gevels afgedekt door keramische pannetjes en vaak is het houtwerk in pastelkleur geschilderd. Gaat men de dijk op, langs het strand met het veilige kinderbad, dan komt men langs hotel Atlantic en het vermaarde restaurant La Liégeoise. Enkele huizen verder ligt La Goëlette, een nieuw en bijzonder adresje. Marie Anot restaureerde een villa uit het begin van de eeuw en deed dit met smaak en toewijding. Er zijn twee kamers aan de voorkant met onbelemmerd zicht over de zee (400 FF per nacht, in de zomermaanden komt daar 100 FF bij). De twee kamers aan de achterkant zijn goedkoper. Epicerie Le Terroir is te vinden in de hoofdstraat. In deze uitgesproken Franse kruidenierswinkel kan men tevens terecht voor dagverse soep, zeldzame wijnen en sterke drank. Kruidenier is Auguste Corteyn. Ben je op zoek naar iets bijzonders, zoals een Mouton Rothschild uit 1893 of een fles Armagnac uit je geboortejaar, dan zal Auguste Corteyn het gevraagde bovenhalen. Vraag je hem naar zijn lievelingswijn, dan wijst hij naar een fles Mouton Rothschild uit 1989. Het prijskaartje vermeldt 2400 FF.

Vijf kilometer zuidelijker ligt Boulogne-sur-Mer, de eerste vissersplaats van Frankrijk. Zowel Caesar als Napoleon kozen Boulogne als vertrekplaats voor hun veroveringstochten naar Engeland. Rond de haven heerst grote bedrijvigheid. Op de quai Gambretta, de visserskade, staan kraampjes van waaruit vissersvrouwen dagverse vis verkopen. Kabeljauw, gevlekte hondshaai, griet, jakobsschelpen: het ziet er allemaal even appetijtelijk uit. Wat verderop ligt Nausicaâ, het Centre National de la Mer. Kinderen en volwassenen ontdekken hier de wonderen van de zee al kijkend, luisterend en voelend. Het strelen van de roggen is een van de onvergetelijke momenten. Recht tegenover het zeecentrum ligt La Matelote, een comfortabel restaurant dat bekend staat vanwege de fijne, hedendaagse zeekeuken. Régine Lestienne ontvangt in de deftige, klassiek gedecoreerde eetzaal. Aan de muur hangen portretten van achtergrootmoeder Lestienne. Deze vrouw, die kruidenkoek verkocht, was door haar lange baard en haar handelsgeest een bekend figuur. Tony Lestienne staat aan het fornuis en kookt voorzichtig creatief. Hij bereidt een verrukkelijke salade van gebakken jakobsschelpdieren met puree van rode biet of een fraai ogend gerecht van zalm, zachte haring, linzen en gedroogd mager spek. De rue de Lille is een van de voetgangersstraatjes in het historische stadsgedeelte. Op nr. 35 is de Boulangerie-Pâtisserie Notre Dame gevestigd. Het spiegelpaleisje is meer dan een eeuw oud. Op ijzeren stellages pronken handgeknede en op steen gebakken broden. De bakkers beginnen om 21 uur en laten het deeg langzaam in de buitenlucht rijzen. Hun brood blijft vele dagen goed. Een paar straatjes verder heeft Philippe Olivier zijn kaasparadijs. In de mooie winkel zijn de open, blankhouten kasten tot aan de nok gevuld met zuivel. Kazen van kleine kaasmakers die nog met rauwe melk werken zijn de specialiteit. De gedreven Philippe Olivier kan er boeiend over spreken. Hij is lid van Le Cercle des Fromagers Affineurs, een groep enthousiastelingen die zich tot doel hebben gesteld om de oorspronkelijkheid, de kwaliteit en een goede rijping te garanderen. De rijping en daarmee de controle op de ontwikkeling van specifieke kwaliteitskenmerken, vindt in eigen kelder plaats. Elk van de rijpingslokalen onder de winkel heeft een aparte temperatuur en vochtigheid. In de kelder met de halfharde kazen rijpen onder meer de trappistenkaas Mont-des-Cats en de met bier gewassen nonnenkaas Abbaye de Belval. In het vertrek met de zachte kazen rijpt Le Crème, een kaas die werd gecreëerd voor de opening van de Kanaaltunnel. Doorsmakende, gewassen kazen, zoals met jenever bewerkte Le Mignon, die minstens 100 dagen moet rijpen, en Le Vieux Lille, liggen weer in een andere kelder. De vernoemde kazen komen allemaal uit de Pas-de-Calais. De kazen van Olivier worden in ons land verdeeld door L’Arlésienne ( Tel. 02/675.56.75).

Gaat men het havengebied binnen, dan treft men in de buurt van de vismijn de visrokerij Salaisons Maritimes. Binnen wacht de geestdriftige Joël Corrue. Om te voldoen aan de nieuwe Europese richtlijnen werd de rokerij recent gemoderniseerd. De romantiek van vroeger is weg: in de plaats kwam functionaliteit. Joël Corrue was er aanvankelijk tegen, maar nu moet hij toegeven dat het eigenlijk makkelijker werken is. Hij is de derde generatie in de familie die vis rookt. Vooral haring, maar ook zalm en forel gaan de rookovens in. De vis wordt naar oude gewoonte gerookt boven smeulend zaagsel van beuk. Ook het verwarmen van de ovens gebeurt met beuk.

Ten zuiden van Boulogne is de kuststreek mondainer. Je treft er heel wat sterrenhotels en -restaurants. Hardelot heeft veel te danken aan de Engelsman sir John Whitley, die van het plaatsje in het begin van de eeuw een Frans-Brits sportcentrum wilde maken. Hij liet onder meer golfvelden en cricketgrond aanleggen en zijn kasteel diende als clubhouse. Vandaag is Hardelot een vakantieplaats voor gegoede burgers, die vooral komen om golf te spelen en uit te rusten. In de duinen wordt gevliegerd en op het strand is men met drakars en wheelers aan het strandzeilen. Het chique, ruime en elegant aangeklede Hotel du Parc ligt verscholen tussen het groen. In het bijbehorende restaurant L’Orangerie is Bruno Andrieux de keukenchef. Hij komt uit Zuid-Frankrijk en in zijn bereidingen herkent men Vlaamse en mediterrane invloeden. Specialiteiten zijn: marguerite van jakobsschelpdieren en vanilleolie (75 FF), remoulade van rolmops met amberkleurig bier (40 FF), en gebraden lamschouder met gerookte knoflook van Arleux (80 FF).

Le Touquet ligt tussen strand en bossen, wordt ook wel Paris-Plage genoemd en is de meest wereldse badplaats van de Côte d’Opale. Er zijn twee casino’s en de chique stadskern telt menig voornaam gebouw en is omgeven door villawijken. Le Lido is een pastelkleurige banket- en chocoladewinkel met theesalon. Jean-Jacques Pacquelet is de banketbakker. Zijn Enduro-gebak met amandelbodem, gepralineerd bladerdeeg en chocolademousse is zijn trots. Met de Touquettes St. Jean haalde hij in 1992 de prijs van Meilleur Chocolat de France binnen. Het met de hand verpakte snoepgoed bestaat uit een mengeling van chocolade, gedroogd fruit en noten. Schuin tegenover Le Lido ligt de “snoepige” chocoladewinkel Au Chat Bleu. Met wat geluk tref je er Roland Trettel. Hij incarneert de tweede generatie chocoladebewerkers in de familie. Hij vertelt graag dat de winkel de bakermat is van de bouchée of supergrote praline. De vitrinekast is gevuld met 80 verschillende soorten. De Reine Margot, geparfumeerd met marc de Bourgogne, weegt zo’n 70 g en kost 16,5 FF. Nieuw is Bermude-Triangle met ganache en truffelpasta met het parfum van zoethout en anijs. Liefhebbers van de traditionele, Franse keuken en ouderwetse gezelligheid voelen zich thuis in Auberge de La Dune aux Loups. Aan tafel zitten Parijzenaars en Engelsen die van generatie op generatie naar de herberg komen. Golf en paardenrennen zijn onderwerpen van gesprek. Als het tijd is voor een crêpe suzette schiet de baas in actie en voert hij een nummertje flamberen op.

Van Le Touquet gaat het landinwaarts tot Montreuil, een oude vestingstad, die in de 16de eeuw een belangrijke haven aan de brede riviermond van La Canche was. Montreuil raakte afgesloten van de zee maar beleefde een tweede bloeiperiode in de 19de eeuw toen heel wat gegoede Parijzenaars deze stad uitkozen voor een tweede huis. Les Hauts de Montreuil bestaat uit een comfortabel en drukbezocht hotel met 27 kamers en een restaurant dat is ondergebracht in het oudste huis van de stad. Binnen wacht Jacques Gantiez. Hij zal je meenemen naar de wijnkelder, waar een van de mooiste collecties van Noord-Frankrijk rust. Jacques Gantiez koestert een Yquem van 1865, verpakt in een mondgeblazen fles, een cognac uit 1820 en een fles die 17 jaar geleden werd gevuld met port uit een vat dat dateerde uit 1780. Van de wijnkelder neemt de corpulente maar onvermoeibare Jacques Gantiez je mee naar de kelder met streekproducten. Daar geraakt hij in trance als hij begint te vertellen over rabarberwijn, jenever van Houlle, poirette de Picardie, terrine van eend met gerookte knoflook van Arleux, confituur van cider, compote van vijgen met witloof en rihelle van makreel.

De laatste stop is de landelijke herberg L’Auberge de la Grenouillère, gelegen in La Madelaine-sous-Montreuil, een gehucht onder Montreuil, waar aan de oevers van de Canche op forel wordt gevist. Het huis behoorde aan een Engelse dame. Haar amant was tekenaar bij het satirische blad Punch en telkens als hij naar La Madelaine kwam, decoreerde de artiest een deel van het huis. De afbeeldingen zijn geïnspireerd op La Légende de la Grenouillère van La Fontaine. Roland Gauthier is de kok. Hij is lid van de Académie Culinaire de France en zijn smakelijke bereidingen zijn delicaat en licht en tonen respect voor seizoenen en producten uit de streek. Specialiteiten zijn gebakken kikkerbilletjes met gerookte knoflook uit Arleux (140 FF), en in doek bereide eendenlever (150 FF). In de bijgebouwen zijn gerieflijke en romantische kamers: er zijn er maar vier, reserveren is dus aangeraden (van 380 tot 550 FF).

Pieter van Doveren / Foto’s Tony Le Duc

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content