COMPLEXEN
Een kleurig behabandje dat onder een topje uit komt piepen. Met verbazing (en voel ik daar echt iets dat lijkt op jaloezie ?) zie ik hoe fier mijn tienerdochter haar ondergoed draagt. Wat een verschil met mijn eigen tienerjaren, waarin het nooit in mij was opgekomen om er zo bij te lopen. Ze zagen er nog niet uit toen, de ‘eerste beha’s’, dat is een verzachtende omstandigheid. Als je ziet wat je vandaag kunt vinden : in elke kledingketen schattige behaatjes met prints en in trendy modekleuren, en welja, doe er meteen maar het bijpassende slipje bij, goede (consumenten)gewoontes kun je je niet vroeg genoeg eigen maken. Neen, het frivoolste wat ik in die tijd (helemaal achter) in de la had liggen was een (witte, uiteraard) beha met een geborduurd tennisracket op de cup. En eentje waarvan (verrassing !) de sluiting van achter- naar voorkant was verplaatst. Maar we moeten er eerlijk in zijn. Als het er wel was geweest, het mooie meisjesondergoed, was het nog maar de vraag of ik het had gedragen. Ik behoor niet tot die vrouwen die hun nieuwe lichaamsdelen fier en vrolijk welkom heetten. Meer nog : liefst van al had ik die borsten helemaal niet zien komen (en stop nu maar met groeien !). En een beha heb ik heel lang een verschrikkelijk ding gevonden, een te haten object dat ik helaas aan moest, hoewel ik keihard mijn best bleef doen om het bestaan ervan te ontkennen, vaak met schaamrood op de wangen. Met het oprijzen der borsten had ik me ook de soepele en synchrone beweging der duimen eigen gemaakt, waarmee bandjes, van zodra ze kwamen piepen, kordaat weer op hun plaats werden geschoven (ze zijn toch echt niet zichtbaar, he ?).
En voor ik de lingerie eindelijk ben gaan bekijken met de egards die ze verdient (wat ik intussen dus doe, wees maar gerust), is er nog flink wat water naar de zee gevloeid. Naast het aanbod dat er met tijd en leeftijd fors op is vooruitgegaan, valt dat beslist ook op het conto te schrijven van de uitbaatster van de lingeriezaak waar ik, ergens halverwege de twintig, op een oudejaarsdag binnenviel omdat, zo vond ik, mijn boezem al te pront in mijn feestjurk stond (ik zie mezelf nog voor de spiegel staan : neen, zo kan ik dit echt niet aan). Of ze niets hadden dat een beetje afzwakte ? Waarop de dame in kwestie, ze moet rond de zeventig geweest zijn, me argwanend en zelfs een beetje medelijdend opnam en de nooit meer te vergeten woorden sprak : “Juffrouw, heeft u complexen ?” Ik weet niet meer wat ik precies gestameld heb. “Euh neen.” Of, na een moment van introspectie : “Misschien toch wel, ja.” Zoiets moet het geweest zijn. Met een rood hoofd, dat staat wel vast. En dat ik vervolgens met een assortiment fraaie lingerie het pashok werd ingeduwd, dat weet ik ook nog. Waarna zij, met een kordaatheid waar weinig tegen in te brengen viel, te pas en te onpas het gordijntje opzijschoof om te keuren, bandjes op hun plaats te sjorren en tenslotte, bij het vinden van dat exemplaar dat mijn boezem precies in de juiste positie drong, de volgende woorden te spreken : “Kijk toch eens hoe schoon.” Waarmee ze, dat had ik wel door, me ook wilde laten verstaan : stop toch met zeuren en wees blij met wat je in huis hebt. Wat ik dan maar gedaan heb. Geholpen door de beha in kwestie, die naast een zegen voor mijn silhouet er ook een voor mijn zelfvertrouwen bleek. En die bewuste winkel dus, waar naast de juiste maat dus ook de juiste psychologische aanpak van alle klanten netjes wordt bijgehouden, en waar ik altijd klant gebleven ben (haar opvolgster heeft de dame in kwestie, vermoed ik, ook vooral op mensenkennis en psychologische vaardigheden geselecteerd). En waar ik over afzienbare tijd dus ook mijn dochter introduceer. Al zal zij die specifieke aanpak, gelukkig, minder nodig hebben.
Door Annelies Rutten, journaliste bij Het Nieuwsblad
Ik behoor niet tot die vrouwen die hun nieuwe lichaamsdelen fier en vrolijk welkom heetten
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier