Jan Pauwels leeft samen met zijn zoon in een voormalig fabrieks-pand. Haaks op de trend van het moment, verbouwde hij de open ruimte niet tot een minimalis-tische loft. Integendeel, als een bohémien leeft hij er tussen oude meubelen, een koeltoonbank en een caravan.

Zo’n zeven jaar geleden besloot Jan Pauwels van zijn hobby zijn beroep te maken. Nadat hij een lampje in elkaar had gestoken, eerst voor zichzelf en daarna voor een vriendin, bleken meer mensen interesse te hebben in zijn ontwerpen. Hier en daar verkocht hij een staande lamp, een hanglamp of een grootse luchter, tot de vraag na twee maanden zo groot werd dat hij twee mensen in dienst moest nemen. Voor hij het zelf goed en wel besefte, leidde hij een klein kunstambachtenatelier.

In de benedenverdieping van een oud fabriekje installeerde hij die werkplaats. Op de plaatsen waar de constructie van het gebouw slecht was, haalde hij de muren en het dak weg. Zo creëerde hij een open binnenplein met terrassen die leiden naar de bovenliggende verdieping waar Jan woont met zijn zoon.

Toen Jan dit pand betrok, was het totaal onderkomen. “Het stond tien jaar leeg. De staat van het gebouw bepaalde de richting van de verbouwing. Ik wou het gevoel overhouden dat alles hier altijd zo geweest is.” De open ruimte werd ruw gehouden en met een minimum aan middelen wist hij een woonruimte te creëren die persoonlijk en gezellig is. “Ik wil me eigenlijk alleen nog bezighouden met het essentiële. Luxe vind ik overbodig. Comfort wekt een gevoel van behaaglijkheid op en dat verlamt, het zet aan tot algehele luiheid. Ik wil de dingen scherp zien, elke dag het gevoel hebben met de essentie bezig te zijn.”

“Er is niets makkelijker dan met een zak geld alles te kopen wat je hartje begeert. Maar een huis vol koopjes verschaft slechts een tijdelijk genot. De meubelen die ik hier heb staan, hebben weinig waarde en toch betekenen ze voor mij zeer veel. Ik had hier vroeger nog een ouderwetse sofa staan, maar die heb ik weggedaan. De hond had er zijn thuis van gemaakt en zo’n meubel vol hondenhaar is werkelijk geen gezicht. Ik heb de sofa dus maar ingeruild voor plastic fauteuils. Het leukste aan mijn huis vind ik mijn keuken en mijn tv-kamer. De keuken is eigenlijk niet meer dan een oude koeltoonbank, een wasbekken en een kookvuur. Bovendien is de grote koelkast mijn persoonlijke nachtwinkel. Wat kan een mens zich meer wensen ?”

Centraal in de ruimte staat een oud charmant caravannetje, dat dienst doet als televisiekamer. “Toen ik nog aan het verbouwen was, wist ik dat ik hier ooit een caravan wou hebben. Ik wist zelfs welk type : eentje uit de jaren zeventig. Ik had de deuropening net groot genoeg gemaakt om mijn ‘mobiele kamer’ binnen en buiten te kunnen rijden. Toevallig vond ik plots mijn droomcaravan, een vrij nieuw exemplaar nog wel. Het is de ideale kamer in een grote ruimte. En omdat mijn zoon graag naar televisieprogramma’s kijkt waar ik het van op mijn heupen krijg, besloten we de caravan tot tv-kamer om te dopen. Bovendien is het prettig om de caravan ’s zomers buiten te rijden en er een gastenkamer van te maken.”

Aan een van de muren hangen grote foto’s, een schatkist van Jans zoon, twee tekeningen uit het magazine Colors van tien jaar geleden, Spiderman, een kitscherige klok, een lamp met beha’s. “Het zijn allemaal dingen die ik leuk vind. Souvenirs, anekdoten uit mijn leven. Die ene foto bijvoorbeeld heb ik ooit met een galeriehouder geruild voor mijn auto. Ik vermoed dat de foto dus wel wat waard is, maar ik vergat wel de naam van de fotograaf. Echt gehecht ben ik niet aan die dingen. Ik probeer me aan niets te hechten. Ik heb dit pand trouwens verkocht. Ik vind dat een mens moet evolueren. Veranderen van nest. Een huis is een reflectie van wie je bent, en een mens verandert nu eenmaal voortdurend. Misschien wil ik in een heel klein huisje gaan wonen, alleen jammer dat ik dan de caravan en de toonbank moet achterlaten.”

In de hoek bij de deur staat een kunstwerk van Nico. Het lijkt wel een grote kast. Trots stapt Jan naar het werk en maakt het open. Achter de deur blijkt een toilet verscholen te zitten. “Vooral wat erboven hangt is belangrijk : een foto van een Turkse waterval met neonlicht erachter. Zodra je de deur openmaakt, krijg je het gefluit van vogeltjes en vallend water te horen. Het horen van die geluiden is ongelooflijk functioneel in die kleine ruimte. Bovendien vind ik het boeiend om de flexibiliteit van de ‘goeie smaak’ van de mens na te gaan. Wanneer ervaren we iets als echt en wanneer ervaren we iets als namaak ?”

De lampen van Jan Pauwels balanceren ook soms tussen kitsch en echt. Momenteel wil hij een luchter maken met een diameter van drie meter, in de vorm van de geodesic domes van R. Buckminster Fuller (een halve globe, samengesteld uit driehoeken). “Het is een lamp die in een oude kapel moet komen, die tot casino verbouwd wordt. De structuur moet van aluminium gemaakt worden, omdat alles anders allemaal te zwaar wordt. Dat houdt dan weer in dat verscheidene overspanningen het geheel in vorm moeten houden. Het is een enorm ingewikkeld ding, maar het fascineert me. Mijn lampen maak ik echt met passie, maar ze zijn mijn hele leven niet. Soms denk ik dat ik ooit nog iets anders ga doen. Ik heb nog nooit een job zo lang volgehouden als deze. Op een dag zal ik er wellicht de brui aan geven. Maar het is zoals met dit huis. Ik heb het eerst moeten verkopen voor ik me kan focussen op iets nieuws.” n

Hilde Bouchez / Foto’s Verne

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content