COLA ZERO

Het was een dag van fijn stof en van nevel en ik was in de buurt van het station in een broodjeszaak neergestreken. Toen ik binnenkwam dacht ik : foute keuze. De baas zweette en zag eruit alsof hij al nachten niet had geslapen. Op het formica van mijn tafeltje lag nog een druppel soep die de vorige gebruiker daar gemorst had. Vorige gebruikers : je vraagt je weleens af wie ze waren. Soms vang je een glimp van ze op, terwijl ze zich uit de voeten maken. Soms voel je alleen de warmte die hun kont in het nepleer heeft achtergelaten.

Je vergeet ze en gebruikt een vork die honderden spoorloze voorgangers voorheen al in hun mond hebben gestoken.

Het leven is meer maandagochtend

dan zaterdagavond, zei eens een schrijver, en deze barak leek erg haar best te

doen om die uitspraak te bewijzen.

De ramen waren beslagen ; over

de wereld daarachter lag een fijn vlies

van onbehagen.

Ik bestelde een croque monsieur, waar altijd een zekere nostalgie mee gemoeid is, omdat ik de croque monsieur als kind glorieus voedsel vond, evenals de hotdog.

“Een gewoon krokske ?”, vroeg de jongen die mij bestelde.

“Ja”, antwoordde ik, mij afvragend wat er zoal voorhanden zou zijn aan buitengewone krokskes. Verder dan een croque madame kwam ik niet en zelfs daarvan ontsnapte mij de exacte samenstelling. De boum boum, was dat niet die met de spaghettisaus ?

Ik bestelde ook een Cola Zero.

Aan het tafeltje naast mij zaten twee jonge vrouwen die ik ergens tussen de twintig en de dertig inschaalde. Bij nader inzien schurkten ze zich eerder tegen de ondergrens aan, want ze hadden het over merkwaardigheden die ik herkende uit mijn opleiding tot licentiaat in de rechten. Erfpacht, gemene muren en laagstammige bomen. Sommige dingen zullen nooit veranderen, al word je er tegenwoordig geen licentiaat meer van maar master, een woord dat ik altijd bizar heb gevonden voor op een diploma. Het doet mij denken aan dat nummer van Depeche Mode : Master & servant, geschreven in de tijd dat deze jonge vrouwen nog ergens verwijlden tussen eierstok en zaadbal.

De studente het dichtst bij mij was hoogblond ; zij had een stem die klonk als een muskaatnoot die op zo’n raspje gevijld wordt, waarbij je je ervoor moet hoeden

je vingers niet mee weg te schrapen.

Zij klaagde hees over haar iPhone,

die volgens haar crap was omdat hij

bij dertig procent al uitviel.

Haar vriendin was donker en had borsten die haar af en toe in de weg moesten zitten, bijvoorbeeld wanneer zij zich vooroverboog om veters te strikken. “De winters in Sjanghai zijn meestal zacht”, hoorde ik haar zeggen, met een onachtzaamheid alsof ze overal op de planeet al winters had doorgebracht.

Small talk, dacht ik, uit de tijd waarin de wereld een dorp is geworden. Ik zat in mijn hoekje en dacht aan filmpjes van dieren die iets geks doen. Ik dacht aan huwelijken die ik had bijgewoond en die inmiddels alweer waren ontbonden.

Ik dacht aan al die prachtige dingen die geschilderd, geschreven, gecomponeerd en uitgevonden konden worden,

maar waar ik door omstandigheden

nu even niet bij kon.

Er passeerde een vrachtwagen waarop stond te lezen : De Gouden Kaasboor. Er kleefde een sticker op de achterruit van een Toyota : ‘Dad farted ! I can’t get out !’

Het gewone krokske werd opgediend, tot mijn verbazing zag het er appetijtelijk uit en ging het vergezeld van een indrukwekkend assortiment rauwkost.

Ik nam een slokje van mijn Cola Zero, en meende dat ik zo stilaan weer aan een groter avontuur toe was.

jp.mulders@skynet.be

JEAN-PAUL MULDERS

Het leven is meer maandagochtend dan zaterdagavond, zei eens een schrijver, en deze barak leek erg haar best te doen om die uitspraak te bewijzen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content