Choreograaf Frédéric Flamand pendelt tussen Spanje, Italië en Zuid-Frankrijk. Hij werd internationaal bekend als de drijvende kracht achter de compagnie Charleroi/Danses en later het Ballet National de Marseille. Ook voor Mons 2015 heeft hij plannen.

Frédéric Flamand (68) kun je een beetje vergelijken met de betreurde Gerard Mortier, ook hij is een van die creatieve Belgen die carrière hebben gemaakt op de internationale cultuurscène. De twee waren niet bevriend maar ze hadden ooit wel een professionele band. Het was Mortier die Flamand destijds aantrok in de Munt. Het bleek een belangrijke stap in de loopbaan van de choreograaf. Flamand ontpopte zich tot toonaangevende kracht die verschillende danscompagnieën nieuw leven inblies. Van 1991 tot 2004 in Charleroi, daarna in Marseille, waar hij inmiddels een grote bekendheid geniet en ook deels verblijft. Momenteel heeft hij projecten in Spanje en Italië. Hij pendelt voortdurend door Zuid-Europa maar komt volgend jaar ook terug naar eigen land in het kader van Mons, culturele hoofdstad 2015.

De rijke loopbaan van Frédéric Flamand wortelt in het avant-gardecircuit. In 1973 richtte hij zijn danscompagnie Plan K op. Vanaf ’79 trad het gezelschap op in een oude suikerraffinaderij in Molenbeek, waar Flamand grote namen uitnodigde, onder wie Bob Wilson, William Burroughs, Steve Lacy, Joy Division en Eurythmics. Hij werkte ook samen met beroemde architecten als Elizabeth Diller en Ricardo Scofidio, Zaha Hadid, Fabrizio Plessi, Jean Nouvel, Thom Mayne en Dominique Perrault maar ook met topdesigners, onder wie de gebroeders Campana. Ondertussen blijft Flamand gefascineerd door de Belgische Borinage en kleine steden als Charleroi en Mons.

Wat fascineert u toch aan die mijnstreek en steden als Charleroi en Mons ?

Frédéric Flamand : Voor ik in 1991 naar Charleroi trok, had ik met Plan K al heel wat werk verricht in Brussel. Ons gezelschap trad op in dansfestivals over de hele wereld. In die tijd werd ik gecontacteerd om het Ballet de Wallonië te leiden. Iemand die me daarbij geholpen heeft was Gerard Mortier. Hij nodigde ons, net als andere jonge compagnieën, waaronder die van Anne Teresa De Keersmaeker en Jan Fabre, uit in de Munt. Dat was een erkenning. Ik heb het Ballet de Wallonië helemaal veranderd en zelfs herdoopt tot Charleroi/Danses. In die periode heb ik ook Charleroi ontdekt. Het is een provinciestad met een industrieel verleden dat een digitale revolutie beleeft. Heel boeiend. Maar het markantste is dat de reconversie in de hele regio altijd al gebeurde via de cultuur. Denk maar aan de historische mijnsite Grand-Hornu die als werelderfgoed is geklasseerd en ook een kunstcentrum is. Ik voelde er meteen die kracht om iets te verwezenlijken. Charleroi was een gekwetste stad die een nieuwe droom nodig had en precies in deze context speelt de cultuur een rol. Ik ontdekte er ook iets dat heel mooi en belangrijk is voor deze streek : de gezelligheid van de arbeiderswereld. Een wereld vol kleur, met veel Italiaanse immigranten, mensen die zich voor iets inzetten, enthousiasme en vriendschap. Dat is iets dat zelfs de buitenlanders opviel als ze naar Charleroi kwamen. Zelfs nu ontmoet ik in Marseille nog Parijse journalisten die me vertellen dat die ambiance in Charleroi uniek was.

En Marseille ?

In Marseille leeft hetzelfde gevoel. Ook daar was het de cultuur die mensen samenbracht en de stad deed herleven toen Marseille vorig jaar culturele hoofdstad was. Overal kwamen nieuwe gebouwen en nieuwe musea. Bij het openingsfeest liepen er 400.000 mensen door de haven, dat was uniek ! De Parijse pers deed er wat neerbuigend over, alsof het een te populair evenement was. Maar nee, het was iets voor heel het volk. In een stad die als gevaarlijk wordt bestempeld – wat overdreven wordt – zorgt de cultuur voor rust.

Lijken Charleroi en Marseille dan wat op elkaar ?

Charleroi is natuurlijk veel kleiner, maar er zijn zeker parallellen. Beide steden, Mons ook, hebben de wil om van imago te veranderen, gebruikmakend van de cultuur. Ook het enthousiasme bij de bevolking is groot. Men beseft dat er dingen moeten veranderen, de wereld verandert immers snel, we stappen nu een nieuwe wereld binnen, of we dat nu willen of niet. De digitale en mediatieke revolutie is een feit.

Dat boeit u ook als choreograaf.

De hele evolutie heeft zeker een invloed op de cultuur en dus onrechtstreeks ook op de dans. In de dans houden we ons acht uur per dag bezig met het lichaam. Het lichaam is geen machine, het staat mijlenver van de koude perfectie van een machine. Met je lichaam vertoef je in de wereld van sensualiteit en fragiliteit. Dat is een bijzondere invalshoek om onze huidige tijd te benaderen. Omdat het lot van ons lichaam door die digitale revolutie serieus in vraag wordt gesteld. Ik ben ervan overtuigd dat er zich een nieuwe mythologie aandient, die van het lichaam, de droom om het lichaam te transformeren, te verbeteren. Het is een obsessie die je in alle domeinen vindt, ook in de mode. Het is deels een oude droom. We beleven nu ook de mythologie van het beeld. We worden bestookt met beelden, het beeld wordt belangrijker dan de realiteit. En dan is er ook de mythologie van de techniek, van het internet, de digitale revolutie. Maar als je op het net bezig bent, waar blijft je lichaam dan ? Dans brengt ons terug naar de essentie van onze aanwezigheid in de wereld, met de kracht en de zwakheid van ons lichaam. Dat is dan een metafoor voor onze huidige wereld.

Inderdaad een aparte benadering.

Die bedenkingen zijn het resultaat van veel denkwerk en een lange carrière. Ik ben al een hele tijd bezig en heb verschillende levens achter de rug. Ik ben wel geen autodidact maar ik heb altijd intuïtief op alles gereageerd en mij laten leiden door het verlangen. Ik heb ook veel boeiende mensen ontmoet. Zo herinner ik me twee Vlamingen die me in het begin veel hebben bijgebracht. In 1969 was dat Franz Marijnen die me de techniek van de Poolse theatervernieuwer Jerzy Grotowski bijbracht. En schrijver Tone Brulin met wie ik samenwerkte. Ook mijn ontmoeting met William Burroughs, die ik in de States leerde kennen, was belangrijk. Ik heb ook jaren op heel alternatieve plekken gewerkt, zoals leegstaande fabrieken en zwembaden. We waren een van de eersten die speelden in de Hallen van Schaarbeek en in de oude Brigittinenkerk in Brussel. Dat zijn heel aparte locaties die de dans een extra dimensie geven.

Architectuur speelt een belangrijke rol in uw creaties.

Zeker. Na een tiental jaren te hebben gewerkt in vervallen gebouwen werd ik meer en meer gevraagd om in het buitenland te spelen in opera’s en stadsschouwburgen, gebouwen met een klassiek kader. Dat was heel anders dan die afgedankte fabrieken. Ik vroeg mij af of het mogelijk was om zo’n architectonisch onverwacht spektakel te creëren in de setting van een gewone schouwburg. Omdat zo’n alternatieve ruimte toch bijdraagt tot een bijzondere ervaring die je kwijtspeelt in een ‘proper’ gebouw. Daardoor ben ik me meer en meer gaan interesseren voor architectuur en heb ik die in het spektakel geïntroduceerd. De eerste architecten die ik ontmoette waren de Amerikanen Elizabeth Diller en Ricardo Scofidio. Ik had dingen van hen gelezen die me boeiden. Zo schreven ze ooit dat architectuur datgene is wat zich bevindt tussen de huid van twee personen. Dat was voor mij een revelatie. Ik dacht : ha, eindelijk architecten die niet geobsedeerd zijn door het bouwen zelf, maar die vooral geboeid zijn door de interventie van de mens in de ruimte. Dat resulteerde in een bijzondere samenwerking vol experimenten. Op een bepaald moment zocht ook Jean Nouvel me op, nadat hij had gezien dat ik een project had met Zaha Hadid. Haar leerde ik in London kennen. We zijn allebei gefascineerd door beweging. Haar architectuur is beweging, zeg maar dans. Zo heb ik al samengewerkt met heel wat architecten die ondertussen ook Pritzker Prize-winnaars werden. Niet alleen om decors te ontwerpen, maar ook om dieper in te gaan op de wijze waarop zij het lichaam benaderen. Het is een experimenteel onderzoek dat ik nog steeds voortzet.

U bent, net als Gerard Mortier, een van die Belgen die een internationale carrière maken in de cultuur. Bestaat er zoiets als een Belgische benadering ?

Dat zou makkelijk zijn ! (lacht) Maar misschien is er toch wel iets van aan. De Belgische situatie is interessant. Dit is niet het land van de grote tradities. Dat heb ik duidelijk gevoeld toen ik in Frankrijk aankwam. De verschillen zijn groot. In Frankrijk is de druk van de traditie groot, soms te groot. Ook Duitsland kent dat fenomeen. Bij ons is er een grotere verscheidenheid, ook al door onze culturele verschillen. Doordat we het gewicht van de traditie niet meeslepen kunnen we makkelijker iets nieuws uitvinden. En die nieuwe vormen worden in het buitenland gewaardeerd. In België moeten we vooral opletten dat we ons niet opsluiten binnen onze gemeenschappen. Ik ben een overtuigd Europeaan die in verschillende landen tegelijk leeft en het is net die veelzijdigheid die ik zo waardevol vind. België is trouwens een land met veel vrijheid. Kijk naar Stromae, een fenomeen. Hij kan over heel moeilijke dingen zingen, straalt een soort vrijheid uit en staat mijlenver van de zoetige Franse chansons. Daarom heeft hij ook zo’n succes in Frankrijk.

Wat gaat u volgend jaar brengen in Mons ? Is dat niet een heel andere stad dan Charleroi ?

Mons is inderdaad helemaal anders, maar ook heel Waals. Het is een kleine stad, maar die zijn soms boeiender dan grote. Zoals Marseille, rebels in vergelijking met Parijs. In Mons gebeurt er veel, al langer dan vandaag. Denk maar aan Grand-Hornu met Laurent Busine, de Waalse Jan Hoet, die expo’s brengt met een internationale kwaliteit. In Charleroi heb je ook het fotografiemuseum. Er leeft wat in de regio. De cultuur moet de motor worden van de vernieuwing. Een van de thema’s van Mons 2015 wordt trouwens het verband tussen kunst en technologie. Het is ook in die zin dat ik voor Mons ga werken. Mijn project heeft te maken met het Mundaneum dat rond 1900 opgericht werd als centrum van alle kennis van de wereld, samengebracht op één plek. Het was een voorloper van het internet, daarom sponsort Google de opening van het nieuwe museum. Ik maak een spektakel gebaseerd op deze thematiek. Het wordt geen nostalgisch verhaal over de oorsprong van het Mundaneum, het zal gaan over onze tijd, over de idealen van nu, over de relaties tussen het lichaam en de virtuele wereld. Het zal dus gaan over dromen en conflicten. En ook over de actualiteit, waarom niet over de affaire Edward Snowden. We gaan ook werken met een honderdtal amateurdansers. Ik hou ervan disciplines met elkaar te vermengen, maar ook professionals en amateurs. Het wordt een extravagant en risicovol spektakel. Dat moet ook, cultuur mag niet verstarren in overdreven professionalisme.

DOOR PIET SWIMBERGHE & PORTRET PATRICK GHERDOUSSI

Charleroi was een gekwetste stad die een nieuwe droom nodig had en precies in deze context speelt cultuur een grote rol

Het enthousiasme bij de bevolking is groot, men beseft dat veel moet veranderen, dat we een nieuwe wereld binnenstappen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content