CARLL CNEUT

© DEBBY TERMONIA

Mijn kleine hand in zijn grote hand, dat herinner ik me nog van mijn vader. Ik was acht toen ik hem verloor, nog net jong genoeg om het niet ten volle te beseffen. Een tiental kleine intense momenten met hem kan ik me nog voor de geest halen, maar herinneringen aan mijn papa als mens heb ik niet meer. Nochtans, als ik nu kinderen van acht jaar zie, denk ik : wat een slimme wezens zijn dat. Vreemd dat ik me zo weinig herinner van die leeftijd.

Als kind had ik geen toegang tot creatieve mensen. Creativiteit werd thuis ook niet gestimuleerd. De toekomstplannen zagen er voor mij in se helemaal anders uit, want het was de bedoeling dat ik rechten zou gaan studeren. Maar het werd functionele grafiek aan Sint-Lucas, al wist niemand in mijn omgeving wat dat was.

Ensor is mijn grote eyeopener geweest. Ik ben nog steeds verliefd op zijn vertelkracht. Zeg nu zelf : waarom warmen skeletten zich ? Hij vraagt een grote participatie van de kijker en dat is iets wat ik zelf ook probeer met mijn werk.

Als ik niet elke dag zou werken, zou ik heel onrustig worden. Ik moet ’s morgens om halfnegen kunnen beginnen. Doe ik dat niet, dan is de kans groot dat het er de rest van de dag niet meer van komt. Dan begin ik te prutsen, uitvluchten te verzinnen en duikt er sowieso nog wel iets op wat ik moet gaan halen in de stad.

Het gebeurt soms nog dat ik voor een wit blad zit en denk dat ik het niet meer kan. Ik heb al geleerd dat ik dan niet mag weglopen. Dat ik moet blijven zitten, blijven zoeken, blijven panikeren. En effectief, het idee komt er wel uit. Dat doet het altijd en daar moet ik op vertrouwen.

Kinderen zijn een veel moeilijker publiek dan volwassenen. Die kun je gewoon niets wijsmaken, ze doorzien je. Een tekening die technisch erg goed is, maar waar mijn ziel niet in zit, pikken zij er zo uit. Ik vraag me al twintig jaar af hoe ze dat doen. Authenticiteit heb ik altijd een belangrijk aspect gevonden in mijn werk, maar blijkbaar kan een werk dat ook uitstralen.

Het gevoel dat een allereerste bekroning je geeft, krijg je nadien nooit meer terug. Geen enkele andere prijs kan dat evenaren. Jammer. Al was de Vlaamse Cultuurprijs voor de Letteren van vorig jaar ook heel bijzonder, omdat er in het juryverslag stond dat ik als illustrator het verhaal mee vertelde en dat ik in die zin ook auteur ben. Precies wat ik al die tijd probeerde te doen.

De doelen die ik als jonge illustrator wilde bereiken, liggen intussen achter mij. Daardoor teken ik nu puurder, en nog meer met hart en ziel. Vandaag heb ik geen andere motieven meer dan louter een goed boek of een goede illustratie te willen maken, terwijl ik daar vroeger ook een prijs mee wilde winnen.

Gebeten zijn door wat je doet, is ook heel vermoeiend. Ik zou mijn job soms meer moeten loslaten. In het Sint-Pietersstation stond ooit een man de muren te stofzuigen. Ik dacht toen bij mezelf : ‘Dat is nu eens de ideale job. Om 17 uur zet je je stofzuiger uit en zit je taak erop.’ Die man neemt zijn werk niet mee naar huis. Alhoewel, misschien heeft hij daar toch ook last van, wie weet.

Het perfecte beeld op papier krijgen, lukt nooit. Maar daarom maak je precies een volgend boek, je hoopt dat het daarin misschien lukt. En als dat niet gebeurt, maak je weer een volgend boek en zo blijf je bezig. Het is een constante jacht. Hopelijk lukt het nooit om dat perfecte boek te maken, want anders ben ik uitgezongen.

Iemand die goed probeert te doen voor iemand anders, daar kan ik ongelooflijk van onder de indruk zijn. Ik vind dat belangrijk en probeer zelf ook een goed mens te zijn. Maar het omgekeerde geldt ook : met arrogantie krijg je me meteen op mijn paard.

Door een compleet misverstand heb ik ooit een onemanshow moeten geven voor een zaal van duizend mensen. Wat er op dat podium precies gebeurd is, weet ik niet meer, maar ik heb daar een show gegeven alsof mijn leven ervan afhing. Ik heb daar staan zingen en dansen. Zelfs Tiritomba is de revue gepasseerd. Die hele show was zó buiten mijn natuur, maar is toch een van de mooiste momenten uit mijn leven geworden.

Carll Cneut (47) woont en werkt in Gent. Hij debuteerde als illustrator in 1996. Twintig jaar later heeft hij voor zijn oeuvre elke onderscheiding gewonnen die in zijn vakgebied te winnen valt, met vorig jaar nog de Vlaamse Cultuurprijs voor de Letteren. Hij tekent tegenwoordig ook voor The New York Times.

TEKST MIEN DE VRIENDT & FOTO DEBBY TERMONIA

“Het gebeurt soms nog dat ik voor een wit blad zit en denk dat ik het niet meer kan. Dan moet ik blijven zitten, blijven panikeren”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content