Camping Catastroof
In de zomer gaan sommige mensen kamperen. Ze moeten het zelf weten.
:: Jan Vanriet is met vakantie.
Telefoontje uit Luxemburg van een vriendin die met haar hele gezin in een tent naast de Sûre bivakkeert. Of ín de Sûre, als ik haar mag geloven. “Ik krijg de kleren van de kinderen niet meer droog. De kinderen zelf ook niet trouwens.” Na vorige zomer leek het anders een goed idee : waarom het altijd zo ver zoeken, dichtbij huis is het ook mooi. Maar de algehele opwarming van de planeet bleek van korte duur en nu zit ze daar in de regen op een camping vol Hollanders en een godganse dag Marco Borsato door de luidsprekers. Sommige mensen houden niet van Marco Borsato. Meer nog, in sommige mensen maakt een overdosis Marco Borsato de bijlmoordenaar wakker. Mijn vriendin is met zo iemand getrouwd.
Kamperen, ik heb het ook nog gedaan. In Zuid-Frankrijk, waar de mistral zo hard blies dat de vlam van het komfoortje alsmaar uitging als je het gas niet op de hoogste stand draaide. Pannen dat ik daar geschrobd heb. En in het Joegoslavië van Tito, waar de dagschotel in de campingkantine uit droge haring en een schep kleffe rijst bestond. Elke dag gedurende twee weken. En de laatste keer in Dranouter, toen ik hoopte dat overnachten met een Canadees in een Canadees tentje na een optreden van Suzanne Vega tot een kosmische ervaring zou leiden. Wist ik veel dat vlak achter de haag in dat idyllische hoekje van de camping de belangrijkste bevoorradingsweg van het festival liep. Trucks die de hele nacht door je tent lijken te denderen, qua relatietest komt het in de buurt van het samen monteren van een Ikea-rekje.
Waarom gaan mensen kamperen ? Voor het gevoel van vrijheid, beweren sommigen. Vrijheid, laat me niet lachen. Toch niet op een plek waar je het sanitair met een paar honderd anderen moet delen. Onder wie een aantal individuen die hun primaire behoeften vanuit handstand plegen te verrichten, te oordelen naar de staat waarin ze de faciliteiten achterlaten. Goed, er bestaan luxecampings met tenten en caravans waarin enkel een kroonluchter en een marmeren trap ontbreken. Maar hoe zit het dan met het contact met de natuur waar de meeste fanatieke kampeerders zo prat op gaan ? Alsof de natuur een bondgenoot van de mens zou zijn in plaats van een arena voor wat de schepper in een rotbui aan kruipend, stekend, sluipend en bijtend ongedierte kon bedenken. Nu ja, op de meeste campings is de natuur sowieso zonevreemd, als je tenminste het paargedrag van de buren niet meerekent dat bij jou de tentzeilen doet flapperen. Anderzijds valt er op een camping natuurlijk niet veel anders te doen dan het reilen en zeilen bij de buren te registreren en te becommentariëren.
Tenzij barbecuen, natuurlijk, want in elke kerel in korte broek gaat een oermens schuil die grote brokken koe, varken en pluimvee zwart wil schroeien. En daarbij ambieert het record van John Wayne te breken, die voor de volledige crew van True Grit een kleine 50 kilo biefstuk roosterde zonder zijn tang ook maar één keer neer te leggen. Maar die had dan ook geen last van vervelende vrouwmensen die over zijn schouder meekeken en zijn kwaliteiten als meester-vuurmaker in twijfel trokken. Het leven zoals het is op een camping, iemand zou daar een tv-programma over moeten maken.
Column Linda Asselbergs l Foto’s Marc Goldchstein
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier