Tom Vandyck
Tom Vandyck Tot 2014 correspondent in de VS voor Knack.be

Wie Californië zegt, zegt witte stranden, kleurige bikini’s, Baywatch en The Beach Boys. Maar er is meer. Wij stapten in een vehikel dat het midden houdt tussen een jeep en een minibusje en ontdekten ook het andere gezicht van de Golden State.

Het paadje is griezelig steil. Met onze lichte sportschoenen glijden we meer dan eens weg op het losse grind. Eén keer moeten we ons domweg tegen de rotswand laten vallen, want de afgrond is centimeters van onze linkervoet verwijderd en de volgende halte ligt dertig meter dieper. De keuze tussen een gebroken rug en een pijnlijk achterhoofd is gauw gemaakt. Doodsangst en zere kuiten betekenen echter niet dat het hier niet adembenemend mooi is. Bij iedere bocht in het wandelpaadje krijg je een ander uitzicht over de vallei. De zon staat laag boven de bergkammen en het kleurenspel is subliem. Op de plaats waar een klein beekje het pad kruist, zetten we ons even neer op een rotsblok. Als de andere wandelaars verdwenen zijn, heerst er volstrekte stilte. Een eekhoorntje komt tevoorschijn uit de bosjes. Het beestje bekijkt ons even vanuit zijn ooghoeken en gaat dan onverstoorbaar verder met zijn zoektocht naar eten. Nee, we zijn niet in Zwitserland. Dit is Californië.

San Francisco wordt in veel reisgidsen aangeprezen als een nogal Europese stad, en al is de term Europees overdreven, het is alleszins een erg beheersbare plaats. Met 600.000 inwoners een stuk bescheidener dan Brussel, en het heeft niet het overweldigende effect van megasteden als New York, Los Angeles of Chicago.

Dé toeristische trekpleister van San Francisco is Fisherman’s Warf, de oude haven op het puntje van het schiereiland waarop de stad gebouwd is. In de vorige eeuw, toen de goudkoorts honderdduizenden gelukzoekers naar Californië bracht, was dit de boom town bij uitstek en een aantrekkingspool voor ruig volk. Vandaag is daar niks meer van te merken. Fisherman’s Warf is een goed geoliede machine waar toeristen uit alle windstreken aan hun trekken komen. Souvenirwinkels doen gouden zaken en tientallen kraampjes en restaurants serveren allerlei soorten zeevruchten. Wie de drukte beu is, kan op Fisherman’s Warf een fiets huren om een ritje te maken door de stad, of over de Golden Gate Bridge de bergen in. Maar net zo goed boek je een vlucht met een helikopter, of maak je een boottocht langs de baai.

Het schuitje deint heftig op en neer. We kruisen het ene zeeschip na het andere. Logisch, want de baai van San Francisco is een van de meest uitgelezen natuurlijke havens ter wereld. Ook de Spanjaarden, die Californië voor het eerst koloniseerden, hadden dat door. Zij waren het die de term golden gate invoerden, zij het in het Spaans: de ingang van de baai is zo goed verborgen dat ze op zee nauwelijks zichtbaar is, zelfs niet nu de imposante Golden Gate Bridge er staat, of beter: hangt. Toen de stad in 1918 de eerste studies liet uitvoeren, dachten velen dat het onmogelijk was om de hele afstand van de baaimonding te overspannen. De werken begonnen dan ook pas 35 jaar later. De brug is 2320 meter lang en wordt gedragen door twee reusachtige, 228 meter hoge pylonen. Samen met de Empire State Building en de Niagara Falls is ze een van de bekendste Amerikaanse iconen, maar ironisch genoeg is ze het grootste deel van het jaar door de mist aan het oog onttrokken. Boven de Bay Area botst koude, vochtige zeelucht met warme, droge landlucht, en daardoor krijgen sommige wijken van San Francisco zelden of nooit de zon te zien.

Wie ook niet dikwijls de zon zagen, waren de bewoners van het voormalige gevangeniseiland Alcatraz, dat we op de terugweg tegenkomen. Hier zaten beruchte gangsters als Al Capone hun straf uit. Velen probeerden te ontsnappen, maar niemand slaagde erin. Wie al voorbij de wachttorens raakte, verdronk in de verraderlijke stromingen van de ijskoude baai. Net buiten de versterkte muren staan enkele huizen waarin het hogere gevangenispersoneel woonde. Hun kinderen gingen naar school met de ferry die ook gevangenen aan- en afvoerde. Er zijn gezelliger plaatsen om op te groeien.

Vanuit Fisherman’s Warf kan je ook de andere kant op, de stad in. De makkelijkste manier is de cable car, het beroemde trammetje dat op vijf minuten stappen van de Warf vertrekt en je op een dik kwartier in het hart van San Francisco brengt. Wie niet tegen een stevige wandeling opziet, kan ook te voet. Die tocht leidt langs het financiële district van San Francisco. Wolkenkrabbers alom, met als opvallendste uitschieter de naaldvormige Transamerica Pyramid op Montgomery Street. Ook niet te missen is China Town, met zijn ontelbare restaurants en vlooienmarkten. Onderweg maken we een stop in Lombard Street, steil omlaag en naar verluidt het kronkeligste straatje ter wereld.

Winkelen in San Francisco gebeurt vooral in en om Market Street, dat het stadscentrum diagonaal snijdt. Wie origineler wil shoppen, kan terecht in het SoMa-district ten zuiden van Market Street. Met zijn ontelbare pakhuizen is SoMa een architecturaal weinig geïnspireerde buurt, maar de laatste jaren heeft het zich ontwikkeld tot een centrum van bruisende, jonge bedrijvigheid. Allerlei modieuze zaken zijn er neergestreken: van klerenwinkels tot trendy bars en hippe wassalons, die bij nader inzien net zo goed trendy bars blijken te zijn.

Great places to meet girls“, zo verzekert de hotelbediende ons. In één moeite raadt hij ons ook het in SoMa gelegen Museum of Modern Art aan. We bedanken hem vriendelijk, wat niet wil zeggen dat we geen oog hebben voor het nachtleven. San Francisco staat bekend om zijn bloeiende homoscene, maar ook wie op de andere kunne valt, kan hier uitstekend een stapje in de wereld zetten. Behalve Ten 15 (1015, Folsom Street) zijn er geen grote dansfabrieken zoals in New York of Los Angeles. Uitgaan in San Francisco is een gemoedelijke aangelegenheid: de prijzen zijn relatief bescheiden en de dress code is meestal relaxed. Aanraders zijn The DNA Lounge (375, 11th Street), dat een uitermate hip publiek heeft en elke avond een andere muziekstijl biedt, en DV8 (55, Natoma Street), een housetempel met muurschilderingen van wijlen Keith Haring. Wie maar één of twee nachten doorbrengt in de stad en toch een representatief staal van het nachtleven wil proeven, kan gebruikmaken van de diensten van Three Babes and a Bus. Voor 35 dollar nemen de drie dames in kwestie je op vrijdag- en zaterdagavond mee op hun rondrit. Alle entreegelden zijn inbegrepen en ook op de bus is er entertainment.

Het homoleven van San Francisco concentreert zich in de Castro-wijk. Hoewel de plek ontzettend te lijden had onder de aidsepidemie, gaat ze nog altijd door voor de nichtenhoofdstad van de wereld. De voornaamste bezienswaardigheid is het Names Project. Ter nagedachtenis van de aidsslachtoffers leveren de nabestaanden lappen textiel met de naam van de overledenen. Die lappen worden aan elkaar genaaid tot een reusachtig deken. The Quilt, zoals het ding genoemd wordt, is te zien in het bezoekerscentrum van het Names Project, maar niet het hele jaar; het wordt ook elders in de VS tentoongesteld om aids op de politieke agenda te houden.

Een andere, misschien nog beroemdere wijk van San Francisco is Haight-Ashbury, waar de sixties begonnen en tijdens de Summer of Love van 1967 hun hoogtepunt kenden. Hier experimenteerden de psychedelische professor Timothy Leary en zijn volgelingen met LSD onder het motto Turn on, tune in, drop out. Hier speelden Janis Joplin, Grateful Dead en Jefferson Airplane hun eerste noten. De hippies hebben ondertussen plaatsgemaakt voor yuppies, maar je kan nog steeds uitstekend winkelen in Haight-Ashbury. Wie op zoek is naar boeken, kleren of platen wordt niet teleurgesteld.

Wie daarentegen een Amerikaanse achterbuurt wil zien, moet naar het Tenderloin-district, ten zuiden van Market Street. Wij verzeilden er toen we op weg naar SoMa een verkeerde straat insloegen (6th en 7th zijn in principe te mijden). We stapten stevig door en er gebeurde niks ergs, maar onderweg kregen we alle mogelijke verboden roesmiddelen aangeboden, benaderden ons meer hoertjes dan we vingers hebben, en zagen we op tien minuten tijd evenveel bedelaars als tijdens een halve dag in Brussel: ook dit is Amerika.

Na een stevig ontbijt rijden we over Bay Bridge weg van San Francisco. De rit voert ons eerst langs Oakland en Berkeley, de universiteitsstad waar het studentenprotest van 1968 ontstond, en dan het droge Californische achterland in. Van hieruit gaat het naar de bergen van de Sierra Nevada. Plaats van bestemming is het Yosemite National Park. De dorre, beige heuvelruggen worden alsmaar groener, de loofbegroeiing maakt plaats voor naaldbomen, en hoe dichter we Yosemite naderen, hoe meer we ons in de Alpen wanen.

Samen met Yellowstone en de Grand Canyon is Yosemite het allerspectaculairste wat de Verenigde Staten aan natuurschoon te bieden heeft. Centraal in het park staat de Half Dome, een soort reusachtig, doormidden gekliefd massief granieten koekenbrood, dat met zijn 2965 meter hoogte moeiteloos Yosemite Valley domineert. Dit landschap ontstond duizenden jaren geleden, tijdens de ijstijd, toen het hele gebied onder honderden meters dikke gletsjers bedolven lag. Die gletsjers kerfden Yosemite Valley in het graniet. In de winter ligt hier een flink pak sneeuw. En als het dooit, stroomt al dat bevroren water in talloze beken en watervallen van de bergflanken. De Yosemite Falls zijn met hun 739 meter de hoogste van Noord-Amerika. De steile rotsen laten ook niet met zich spotten. Namen als El Capitan, Cathedral Rock, Three Brothers en Clouds Rest spreken tot de verbeelding.

Ook de fauna is de moeite waard. Kampeerders, hikers en bergbeklimmers die een tocht in Yosemite willen maken, krijgen strenge voorschriften te lezen over hoe ze met de dieren dienen om te gaan. Voederen is ten strengste verboden, want de parkautoriteiten streven ernaar om de beestjes zo wild mogelijk te houden. Het gebied is vergeven van de beren en de mountain lions. Ongelukken gebeuren er nauwelijks, zolang je de dieren niet benadert en je voedsel luchtdicht in de speciaal daarvoor ontworpen containers bewaart.

Dat de natuur in Yosemite zo zorgvuldig beschermd wordt, is overigens niet nieuw. Vanwege het ruige, ontoegankelijke karakter van de streek duurde het lang voor de blanken er ten tonele verschenen. De oospronkelijke inwoners waren de Awahneechee-indianen, die de rotsen vereerden als goden. Dat veranderde toen ze in het midden van de 19de eeuw verdreven werden door blanke settlers. Yosemite zou land- en bosbouwgebied geworden zijn, ware het niet dat de berooide ingenieur John Muir uit Wisconsin er in 1868 opdook. Muir was zo onder indruk van Yosemite dat hij er een bestseller over schreef die iedereen ervan overtuigde dat dit gebied bewaard moest blijven. In 1890 werd Yosemite het derde nationale park van de VS. In Europa hebben we dikwijls de neiging om de Californiërs meesmuilend te bekijken als het prototype van de oppervlakkige Amerikaan met siliconen waar ooit een brein zat, maar hier was er al een milieubeweging honderd jaar voor er in Europa sprake was van de groenen.

De volgende ochtend zitten we vroeg in de van. Vijf uur naar LA. Voor we de stad induiken, maken we een tussenstop bij het magnifieke J. Paul Getty Centre. Het hagelwitte kunstpaleis van architect Richard Meier ligt op een heuveltop die uitkijkt over de stad en de Stille Oceaan. Het Getty Centre bestaat uit verschillende gebouwen, waarvan sommige apart staan en andere met elkaar verbonden zijn. Er bestaat discussie over hoeveel het er precies zijn: de een zegt zeven, de ander houdt het op vijf.

Architect Meier heeft op briljante wijze gespeeld met licht, lucht en ruimte. Dat is ook wel het minste wat je mag verwachten van een museum dat begroot werd op 100 miljoen dollar maar bij de voltooiing, twee jaar geleden, afhamerde op ruim 680 miljoen. Ook de aankooppolitiek is niet van die aard dat er op een cent meer of minder gekeken wordt. Het was dit museum dat in 1991 54 miljoen dollar neertelde voor Vincent Van Goghs meesterwerk De irissen. De vaste collectie kent zijn gelijke niet. Zowat alle grote meesters tot het einde van de 19de eeuw zijn vertegenwoordigd, dikwijls met hun beste werken. En daar zijn heel wat Belgen bij. Let vooral op De intrede van Christus in Brussel van James Ensor en de doeken van Pieter Paul Rubens en zijn Vlaamse tijdgenoten.

LA doet in weinig denken aan steden als New York of Chicago. Er staan maar weinig wolkenkrabbers en dat komt voor een deel door het constante aardbevingsgevaar, maar ook door de manier waarop de stad gegroeid is. Los Angeles lag oorspronkelijk niet eens aan de kust. Pas toen de trans-Amerikaanse spoorlijn in 1880 voltooid werd, begon de stad te groeien, tot ze heel het omringende, door bergen ingesloten bassin vulde en alle stadjes in de buurt had opgeslokt.

LA is de afgelopen eeuw een sociale magneet van formaat geweest en niets wijst erop dat die tijd voorbij is. De grootste aantrekkingspool is de filmindustrie. Van heinde en verre komen acteurs, regisseurs en producenten hier roem en rijkdom zoeken. Vanaf de jaren ’50 kwam daar de popmuziek bij. En toen in de jaren ’70 de computerindustrie in Silicon Valley een hoge vlucht begon te nemen, lokte dat weer een heel andere soort van fortuinzoekers naar het westen.

LA staat voor aardbevingen, getto’s, straatgeweld en rassenrellen, maar meer dan welke plek ook symboliseert deze stad de Californische levensstijl: wie een stukje van de Amerikaanse droom wil, komt hierheen. Zo ook vele honderdduizenden latino’s die de laatste decennia al dan niet illegaal de grens overstaken, en nog recenter een hele stroom Aziatische immigranten. Demografen voorspellen dat er tegen het midden van de 21ste eeuw meer niet-blanke dan blanke Amerikanen zullen leven, en dat het overgrote deel van hen Spaans zal spreken. LA is het laboratorium van de toekomst.

Over de Highway Number 1 rijden we naar Malibu, waar we vannacht kamperen. Deze snelweg staat ook bekend als de Pacific Coastal Highway. Wie wil, kan hem volgen vanaf de Mexicaanse grens tot in Alaska. Wij vertrekken van Venice Beach. De flamboyante strandpromenade is zo beroemd dat iedereen ze weleens heeft zien opduiken in een of andere Hollywoodfilm. Neem nu Muscle Beach, het openluchtfitnesscentrum waar Arnold Schwarzenegger kind aan huis was, of het vlak daarnaast gelegen basketbalveldje waar Woody Harrelson en Wesley Snipes hun balvaardigheid kwamen meten in de film White Men Can’t Jump.

Zien en vooral gezien worden is hier de boodschap. Wie met de fiets of op rollerblades een ommetje maakt over het speciaal daarvoor aangelegde pad, doet dat niet alleen voor de sport, maar ook om zijn outfit en – belangrijker nog – zijn afgetrainde lichaam aan de rest van de wereld te tonen. Maar je hoeft geen Schwarzenegger te zijn om mee te doen. Op het gras houdt een oude Chinees een tai-ji-klasje, en midden op de drukke strandboulevard laat een dikke dame haar chakra’s eens goed masseren door een al even dikke Indische matrone. Ze zijn een deel van het voortdurende straattoneel dat hier onvrijwillig wordt opgevoerd door allerlei opmerkelijke menselijke specimen. Opvallend zijn ook de extravagante schooiers. Sommigen staan hier al zo lang dat ze in de toeristische gidsen vermeld worden.

Tien minuten verderop voert de kustsnelweg ons langs Santa Monica, waar de beroemde pier onlangs vernieuwd werd. Men heeft er een pretpark aangelegd, en ook de opgekalefaterde draaimolen uit 1922 staat weer in de belangstelling. Twee blokken van de kustlijn, tussen Wilshire Boulevard en Broadway, ligt de Third Street Promenade, die het meest geanimeerde straatleven van LA heeft. Je kan er winkelen, rustig iets drinken, een filmpje meepikken of je vergapen aan straatartiesten en rondreizende predikanten.

Vlak voor we Malibu binnenrijden, passeren we het Hotel California waar The Eagles een paar decennia geleden over zongen. Tenminste, dat wordt ons verteld. In de wagen brandt een felle discussie los over de authenticiteit van het bouwsel. We hebben vandaag namelijk al vier of vijf Hotels California gezien.

De naam Malibu roept alle Californische clichés op van eindeloze stranden, gebruinde surfers en meisjes in minuscule bikini’s. Het stadje zelf is echter niks speciaals. Maar op het grondgebied van gemeenten als deze, aan de kustlijn vlak ten noorden of ten zuiden van LA, of in de bergen errond, wonen de beautiful people die het gemaakt hebben in de entertainmentindustrie, al krijg je daar als gewone sterveling weinig of niks van te zien. Op zoek naar beroemdheden leidt de gemiddelde gids zijn reisvee steevast door de straten van het oude Beverly Hills, maar niemand hoeft zich iets te laten wijsmaken: daar wonen alleen nog de matig rijken.

De Walk of Fame: een paar kilometer sterren en namen op de straattegels, en niet te vergeten het beroemde Chinese Theatre, waar de sterren van weleer hun voetafdrukken en handtekeningen vereeuwigden in de betonnen plaveisel voor de ingang. LA is de dream capital van de wereld, je kan hier geen serveerster, fietskoerier of videoverhuurder ontmoeten of die wil op de een of andere manier aan de slag in de filmindustrie. Maar de meeste dromen zijn bedrog, en dat laat zich hier op de Walk of Fame uitstekend aanzien. Het beroemdste stukje van de stad heeft zijn gloriedagen achter de rug. De trottoirs zijn afgezoomd met goedkope souvenir- en klerenwinkeltjes, en de meeste mensen die je tegenkomt, zijn Japanse toeristen die met busladingen tegelijk en met vervaarlijk uitziende camera’s op de buik voor het Chinese Theatre gedropt worden. Toevallig zijn we hier op de enige regendag sinds maanden, en dat maakt de sfeer er niet vrolijker op.

Die avond maken we nog een aardig staaltje mee van de aantrekkingskracht die LA uitoefent op het showbizzwezen van de hele wereld. Terwijl we op ons gezelschap wachten voor The House of Blues op Sunset Boulevard, worden we onverwacht aangesproken door een heerschap dat ons Antwerps accent heeft opgemerkt. Of we hem niet kennen? Op het eerste gezicht niet. ” Nest van The Strangers“, stelt hij zich voor. Samen met een stel vrienden komt deze oudgediende van het Antwerpse volkschanson ieder jaar naar Californië: “Las Vegas, LA en door de woestijn scheuren op een gehuurde moto.”

We maken een ommetje en komen terecht bij The Viper Lounge. Voor de deur van deze club liet tieneridool River Phoenix in 1993 het leven. LA is vergane glorie, maar ook: struggle for life. Dit is de uitgaansbuurt van de beau monde. De terrasjes zitten vol keuvelende mensen. De meesten van hen zijn piekfijn gekleed en de meisjes zijn adembenemend mooi. We vragen ons af hoeveel deals hier vanavond gemaakt worden.

Hoeveel van deze nimfjes zien we over een paar jaar terug op het grote of het kleine scherm? Hoeveel zullen er dan nog altijd aerobicslerares, hamburgerverkoopster of hotelbediende zijn? Onze bespiegelingen duren niet lang. Het is al laat en morgenvroeg vertrekt het vliegtuig dat ons naar huis brengt. Op onze hotelkamer zetten we de televisie aan. Kanaal 24. Aflevering 6000-en-zoveel van The Bold and the Beautiful.

Tom Vandyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content