Café Terminal
VVroeger werkte ze “in het vlees”, zegt ze, en ik probeer mij daar iets bij voor te stellen. Nu poetst ze. Ze komt altijd vroeg, zodat ze in haar bleekblauwe Renault eerst nog rustig een sigaret kan roken – een sigaretje, zegt ze natuurlijk, zoals iedereen die zijn vergif wil minimaliseren. Voor mij nog een Duvelke, alstublieft.
Dan belt ze aan, waarop ik slaapdronken opendoe. Zij drinkt één koffie en gaat dan kwiek aan de slag. De komende vier uur zal zij mij voor zich uitjagen, van de badkamer naar mijn werkhok en van mijn werkhok naar het toilet, waar ik tracht te ontsnappen aan het gejank van de stofzuiger en het geslobber van haar dweil.
Zij verjaagt mij overal waar ik rustig wil zitten, gewapend met emmers en spuitbussen en stofvodden – en met dat uitschuifbare ding dat leuke namen heeft gekregen : ragebol, kobbenjager en spinnenverdriet. Ik onderga dit alles gelaten. Het spreekt vanzelf dat ik wijk waar zij komt, want zij is met het échte werk bezig. Zij houdt het hele huis hygiënisch terwijl ik mij een charlatan voel, met mijn notitieboekje en dat gekribbel met mijn Waterman. Met mijn kop vol dwazigheden.
Mijn hele leven ben ik heimelijk jaloers op mensen die iets doen waarvan het nut buiten kijf staat, van vuilnis afhalen tot het bijknippen van bakkebaarden. Dingen die duidelijk zijn, afgebakend, en die je met rust laten als je er klaar mee bent. Niet dat malle schrijven, dat je altijd het gevoel geeft dat het beter had gekund zodat je net zo goed kunt herbeginnen in plaats van te genieten van je welverdiende rust. Zij poetst en zij schrobt en zij verdwijnt als zij klaar is, het hoofd geheven in de vroege lentezon. Bevrijd van verplichting, van onrust, van zorg.
Ik heb het altijd al gehad, die drang om aan het juk van geestelijke arbeid te ontsnappen en toe te treden tot wat in pamfletten ooit werd genoemd : de arbeidersklasse. Ik herinner mij hoe ik in de eerste Latijnse voor mijn klasleraar stond, stamelend vragend of ik alstublieft naar de vakschool mocht. Ik had tweeëntachtig ten honderd, dus van zoiets belachelijks kon geen sprake zijn. Wie bewezen heeft over bruikbare hersens te beschikken mag zijn handen niet bevuilen, zo klinkt een oud gebod. Terwijl werkbank en houtfrees mij gelukkig hadden kunnen maken. Concrete dingen, die had ik nodig. Schroefsleutels en klokboren en tastbaar gerief. Niet dat gegoochel met lucht en woorden waar een mens neurastheniek van wordt. De vreedzame voldoening die over mij komt als ik de koplamp van mijn auto vervang, of in de weer ben met mijn kettingzaagje : ze laat mij een glimp opvangen van een veel fysieker leven dat mij gemoedsrust schenkt. Waarschijnlijk idealiseer ik het, dat besef ik, zoals ik zelfs het huwelijk zou durven idealiseren omdat ik het niet van binnenuit ken.
Sinds dit weekend voel ik zelfs een zweem van afgunst voor een vak waarmee ik nooit erg hoog heb weggelopen, te weten dat van camionneur. Dat komt doordat ik de film Aanrijding in Moskou ben gaan bekijken, waarin zo’n trucker – hij heet Johny – verliefd wordt op een vrouw die achter het loket zit bij de Post. Deze kleine geschiedenis speelt zich niet af in de hoofdstad van Rusland, zoals u verkeerdelijk zou kunnen vermoeden, maar in de gelijknamige stadswijk in Ledeberg, besmuikt voorgeborchte van Gent. Het zou kunnen dat deze film door de hoogwenkbrauwige medemens sentimenteel wordt bevonden, met dat platte taaltje en het gedoe rond de liefde. Zelf vond ik het een prachtprent. Zo grappig en teder, zo echt en uit het leven gegrepen dat ze heel Leed’berg glans heeft gegeven. Het daar gelegen café Terminal, waar Johny zich bedrinkt om vervolgens de sportwagen van een blaas van een advocaat uit Latem te molesteren, heeft voor mij niet minder dan cultstatus verkregen. Ik overweeg zelfs er met een kameraad naartoe te gaan, hoewel er karaoke wordt bedreven en daar ben ik tegen, al sinds de dag dat ik weet dat het bestaat. Misschien moet ik die afkeer overwinnen en mij eens goed laten gaan en zelf ook een nummertje brallen. Bijvoorbeeld Angeline, m’n blonde seksmachine van Peter Koelewijn. Dat zou mij, werkmensch in het diepst van mijn gedachten, vast een doorvoelder soort plezier verschaffen dan een gedicht van Hugo Claus.
Reacties : jp.mulders@skynet.be
Jean-Paul Mulders
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier