BUITENLAND BLUES

Vrouwen die met hun man mee moeten naar het buitenland, worden vaak geconfronteerd met “het grote nietsdoen” en de beruchte cultuurschok. Veerle Gartner en Martine Vandermeulen startten een voorbereidende cursus voor lotgenoten.

Dat vrouwen die hun man naar het buitenland volgen het behoorlijk moeilijk kunnen krijgen, werd onlangs nog treffend geïllustreerd in de televisieserie Kongo. Terwijl de man opgeslorpt wordt door zijn werk op de plantage, gaat zijn vrouw ten onder aan verveling en angst omdat ze – behalve de opvoeding van haar zoontje – niets om handen heeft en niet met de plaatselijke bevolking om kan. Het verhaal speelt zich af in de jaren ’50, maar zou ook vandaag geloofwaardig overkomen.

Veerle Gartner was 32 toen ze met twee kinderen, van zes en vier, naar Kenia trok, omdat haar man er in opdracht van een Nederlands bedrijf aan de slag moest. Haar eigen praktijk als psychologe moest ze opdoeken, maar ze vertrok naar Kenia met de intentie er “wat aan ontwikkelingswerk” te kunnen doen. Veerle: “Ik dacht dat iemand met een beetje gezond verstand daar wel iets nuttigs zou kunnen verrichten. Ik had documentaires gezien over hospitaaltjes en scholen waar blanke vrouwen werkten. Daar voelde ik wel wat voor. Ik was voor alles in. Maar toen ik in Nairobi aankwam, bleek natuurlijk niemand op mij te zitten wachten.”

Haar man ging meteen aan het werk, en in het begin had ook zij haar handen vol met de zorg voor de kinderen, die zich op school moesten aanpassen, en met het inrichten van hun huis. Verder moest ze haar weg zien te vinden in een wereld met andere voedings- en leefgewoonten, met een ander klimaat. “In het begin was het zelfs wennen aan het feit dat er een housegirl en een tuinman tot mijn beschikking stonden. Personeelsleden managen had ik nooit eerder gedaan. Pas later heb ik me gerealiseerd wat een luxe die hulp eigenlijk was. Maar die eerste periode had ik het gevoel dat alles op mijn schouders terechtkwam, terwijl mijn lieve man ondertussen carrière aan het maken was – en ik misschien mijn schepen achter mij had verbrand.”

Tot haar eigen verbazing stelde ze vast dat ze heimwee kreeg. “Dat mijn kinderen heimwee zouden krijgen, had ik verwacht. Maar ik?” Ook de confrontatie met de armoede bleek haar minder makkelijk af te gaan dan ze had gedacht. “Ik was vertrokken met het idee dat ik niet racistisch was en met de intentie de mensen daar te helpen. Maar dan constateerde ik plots dat ik zomaar over de bedelaars heenstapte of dat ik mijn autoraam dichtdraaide als er een naar me toekwam. En toen de garagist mijn auto niet goed had hersteld, werd ik echt kwaad – op een manier waarvoor ik me hier zou schamen. Ik herkende mezelf niet meer, kwam in een soort identiteitscrisis terecht. Ik vond van mezelf dat ik een hard mens was geworden en dat wou ik helemaal niet. Je wil gedurende de drie jaar dat je daar bent toch niet de onbeschofterik uithangen? En toch werd ik hard. Nu weet ik dat dat allemaal tekenen zijn van een cultuurschok, maar toen wist ik niet wat me overkwam. Het gevolg is dat je ruzie begint te maken met je man: ‘Jij moest zo nodig naar het buitenland voor je carrière, en ik dan?’ Op een bepaald ogenblik heb ik zelfs Sabena gebeld om te vragen of er voor diezelfde week nog plaatsen vrij waren, voor mij en de kinderen. Uiteindelijk zijn we gebleven.”

Ook al viel het sociale leven in Kenia volgens Veerle mee – ze had contact met andere Belgische expatriates en via het werk van haar man ook met Nederlanders – toch werd er over dit soort problemen niet gesproken. Pas toen ze er later, terug in België, met andere vrouwen over praatte, bleek dat die met dezelfde gevoelens hadden gezeten. “Het had ons heel wat tijd en moeite gespaard, als we op voorhand een beetje voorbereid waren geweest.”

Na zes maanden zoeken naar een beroepsactiviteit in Nairobi kwam ze bij een counselingbureau terecht, waar andere vrouwen van uitgezonden mannen werkten. “We waren met een twintigtal therapeuten. Het was vrijwilligerswerk, maar ik kon daar toch een aantal uren per week naartoe: mensen zien en therapie geven, ook al moest het in het Engels. Het was boeiend, ik heb er ontzettend veel ervaring opgedaan. Ik zat in dezelfde ruimte als een psychiater uit India, een psychoanalytica uit Amerika, een psychologe uit Joegoslavië… Ik kreeg enorm veel interesse voor wat er om me heen gebeurde. Ik werd nieuwsgierig naar de zeden, gewoonten, rituelen die in dat land bestonden. Ik wou het allemaal leren kennen. Aangezien mijn huishouden toch werd gedaan, ben ik mijn vrije tijd volop gaan benutten. Ik ging boeken lezen, cursussen volgen, de taal leren… Achteraf bekeken is dat het beste wat je kan doen om uit die cultuurschok te komen.”

“Na een jaar ging ik me heel goed voelen. Want dat kan daar dus ook. Ik heb mensen gezien die zich isoleerden en elke vakantie aangrepen om terug naar huis te gaan. Dat pendelen is niet goed. Als je te veel heen en weer reist, blijft België je basis en ervaar je je nieuwe land niet als je thuis. Wij hadden na een vakantie in België juist de indruk in Kenia thuis te komen. Dat was een zalig gevoel.”

Toen na drieënhalf jaar het contract van haar man afgelopen was, moest Veerle weer afscheid nemen van die nieuwe thuis en wachtte haar de re-entry-shock. “We zijn een beetje tegen onze zin teruggekeerd. In België heb ik het een jaar moeilijk gehad om de oude draad weer op te pikken. Gewoon opnieuw beginnen werken was de beste remedie.”

Toen ze in het kader van dat nieuwe werk uitgenodigd werd op een kerstdiner, ontmoette ze daar Martine Vandermeulen. “Komen die oorbellen uit Afrika?” vroeg Martine ter kennismaking. En: “Heb jij ook zo’n heimwee?” Die avond raakten ze niet uitgepraat over hun verleden in het buitenland.

Martine was indertijd ook met haar man naar Afrika getrokken. Haar eerste verblijf in Senegal en Guiné-Bissau was verschrikkelijk tegengevallen. Ze studeerde antropologie en stelde tot haar verbijstering vast dat ze geschokt was door de confrontatie met een andere cultuur en niet geïnteresseerd was in de plaatselijke bevolking. Haar man was arts en wou later opnieuw vertrekken, naar Zimbabwe deze keer. Ze hadden nog geen kinderen en Martine ging mee als coördinatrice van de niet-gouvernementele organisatie Medicus Mundi. Via dat werk had ze veel contact met ontwikkelingswerkers. “Toen zag ik pas duidelijk met welke problemen mensen kampen die zich niet goed konden aanpassen.” Zes jaar later en twee kinderen rijker keerden ze terug naar huis, omdat haar man wou verderstuderen. Voor die studies moest hij naar Londen, Martine bleef in België. “Ik begon me te realiseren dat ik hier vastzat. Ik vond België afschuwelijk. Ik heb ontzettend getreurd. Ik ben een heel jaar verdrietig geweest, mijn kinderen waren voortdurend ziek, ook die leden eronder. Ik vond de mensen hier zo arm in hun manier van zijn. Als ik op de trein stond te wachten, had ik het gevoel dat iedereen op een eiland zat. Dat stoorde mij enorm. Ik herinner me dat er een zwarte vrouw dicht naast mij op de trein kwam zitten. Ik voelde die zo warm naast mij… Wat heb ik daarvan genoten. Dat was voor mij Afrika, die warmte. Die sociale warmte. Die miste ik.”

Om dat gemis op te vangen, engageerde ze zich in de België-Zimbabwe Vereniging en onderhield ze zoveel mogelijk internationale contacten. Toen Veerle voorstelde om samen iets te ondernemen voor vrouwen die, in het kielzog van hun man, op het punt stonden naar het buitenland te vertrekken, hapte ze toe. Anderhalf jaar geleden werd Hestia geboren. Hestia is de naam van de beschermgodin van de rondtrekkende Grieken uit de oudheid. Zo is ze ook de beschermgodin geworden van de expatriates. Hestia organiseert cursussen die vooral gericht zijn tot vrouwen van wie de man in het bedrijfsleven werkt en die naar het buitenland worden uitgezonden. Uit de contacten die tot nu toe met bedrijven werden gelegd, blijkt dat het probleem daar wel degelijk onderkend wordt. De bedrijven hebben er zelf alle belang bij dat hun werknemers in het buitenland optimaal kunnen functioneren en niet geplaagd worden door familiale problemen. Het is overigens ook in hun voordeel dat hun vrouwen met hen mee naar het buitenland gaan. Martine: “Het is vaak een garantie voor stabiliteit. Begint een man in het buitenland een nieuwe relatie, dan zou hij daar energie insteken en dat gaat ten koste van het bedrijf.” Blijkbaar hebben grote bedrijven ook 38.950 frank over voor een tweedaagse cursus van Hestia. Het bedrag ligt een beetje hoog voor privé-personen, dat beseffen de initiatiefneemsters wel. Maar misschien brengt de beurs die hen vorig jaar werd toegekend door het Fonds Jonge Ondernemers van de Koning Boudewijnstichting wel een oplossing.

In ieder geval heeft Hestia een interessant cursuspakket samengesteld. Aan zo’n cursus nemen vrouwen deel uit verschillende bedrijven met verschillende bestemmingen. Er wordt zoveel mogelijk tegemoetgekomen aan hun vragen. Om de specifieke landgebonden vragen te beantwoorden, worden landendeskundigen uitgenodigd: Vlaamse vrouwen die gewoond hebben waar de deelneemsters naartoe gaan. Ze ontmoeten ook een onderwijsdeskundige, die uitleg geeft over de verschillende internationale schooltypes, en een arts van het Tropisch Instituut, die informatie geeft over medische en preventieve aspecten verbonden aan een verblijf in het buitenland. En bovenal komen ze natuurlijk lotgenoten tegen, vrouwen die dezelfde twijfels en ervaringen hebben als zij. Martine: “Door dat groepsgevoel kunnen ze elkaar ondersteunen.”

Op de cultuurschok wordt geanticipeerd door het fenomeen uit te leggen. Aan de hand van een curve toont Veerle Gartner hoe de gemoedsstemming kan evolueren: “Wanneer je, na alle rompslomp van inpakken en afscheid nemen, in een vreemd land aankomt, ligt je stemming beduidend hoger dan normaal. ‘Waw, we zijn er! Ons doel is bereikt!’ Die periode, ook de toeristenfase genoemd, duurt enkele weken, soms een paar maanden. Dan begint de realiteit door te dringen: op school valt het niet mee, je man krijgt met een eerste onzekerheid te maken of de zon is ondraaglijk heet… En zo kan je humeur zakken, tot je in de realiteitsfase belandt: je voelt je slecht, hebt heimwee, verdriet, bent boos. We willen de vrouwen die naar onze cursus komen duidelijk maken dat dit een normale reactie is. We geven hen advies om door die moeilijke aanpassingsperiode te komen. Het is belangrijk om te beseffen dat mensen soepele wezens zijn en dat ze er wel weer uit zullen raken.”

“Mannen en kinderen maken eenzelfde evolutie door. Maar bij mannen kan die moeilijke fase iets minder lang duren, omdat ze opgevangen worden op hun werk. Dat geldt ook voor kinderen die op school zitten en kunnen terugvallen op een structuur. Als vrouw heb je geen vaste structuur en moet je je dag zelf invullen. Je hebt je misschien verheugd op deze lange vakantie, en in plaats daarvan weet je met jezelf geen raad. We proberen het taboe te doorbreken, zodat niet iedereen hardnekkig blijft doen alsof alles even prachtig is.”

Om de aanpassing aan de nieuwe cultuur te vergemakkelijken, wordt in de cursus ook aandacht besteed aan interculturele communicatie. Martine Vandermeulen: “De bedoeling is dat de deelnemende vrouwen zich bewust worden van hun eigen culturele bril en die leren afzetten. Om dan zo snel mogelijk te leren waarom mensen zich in dat land op die ‘vreemde manier’ gedragen. Wat zijn hun waarden, normen? Als je dat gedrag niet begrijpt, ga je je aan alles ergeren.”

Veerle Gartner: “Opvallend is dat aanpassingsproblemen echt niet alleen voorkomen als je in aanraking komt met verre culturen. Iemand die naar Nederland verhuist, kan ook met een cultuurschok te maken krijgen. Een vriendin van me heeft in Indonesië en tal van andere verre landen gewoond, maar nu ze in Oostenrijk verblijft, zegt ze dat ze voor het eerst een cultuurschok doormaakt. Waarom? Om te beginnen verwacht je in zo’n land geen problemen, je verwacht dat de mensen een beetje hetzelfde zijn als bij ons, maar dat is niet zo. Je gaat je eenzaam voelen, omdat niemand bereid is je echt op te vangen. In Afrika word je als blanke door de andere blanken nog opgevangen. Maar in Oostenrijk val je helemaal niet op. Ook in bedrijven wordt vaak gedacht dat het probleem zich in het Westen of in Europa niet stelt. Ten onrechte.”

Een laatste onderdeel van de cursus gaat over het probleem van de werkloosheid. Martine: “Het is belangrijk dat vrouwen die hun job hier moeten stopzetten, denken aan een carrièreplanning, zodat ze in het buitenland al iets kunnen doen in functie van de job die ze bij hun thuiskomst weer zullen oppikken. Studeren, een taal bijleren, ervaring opdoen… De meeste vrouwen vertrekken zonder te weten wat ze bij hun terugkeer zullen doen. Het kan nuttig zijn daar wél aan te denken.” Een intensieve begeleide discussie zorgt ervoor dat iedereen dit voor zichzelf op een rijtje zet.

En zo zijn er honderdeneen kleine zaken waar Hestia hen voor wil waarschuwen en behoeden. “Het kan betuttelend overkomen, maar deze vrouwen willen zoveel mogelijk op voorhand weten waaraan ze zich kunnen verwachten, en dat reiken we hen aan, omdat we weten dat het helpt. Daarnaast is het onze bedoeling de deelneemsters aan te tonen dat zo’n verblijf waardevol voor henzelf kan zijn, hen de mogelijkheid biedt om bicultureel te worden. De meesten zeggen: ‘Wij moeten mee.’ Wij zeggen: ‘Jullie mogen mee. Het is een kans die je krijgt. Er ligt daar zoveel op je te wachten. Doe er iets mee.’ ”

Info: Hestia, Tel. (03) 844.75.29. Fax (03) 844.82.21. e-mail: hestiabelgium@compuserve.com

Jo Blommaert / Foto Lieve Blancquaert / Tekening Stief Desmet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content