Budgetskiën in Bulgarije

Min twaalf, zon, geen zuchtje wind. De Yastrebetz Express lift trekt ons tot boven de boomgrens. We skiën in Borovets en Bansko, de twee grootste skigebieden van Bulgarije. Skiën in Oost-Europa, dat doe je vooral voor de centen. Maar krijg je daar genoeg voor terug ?

Die Yastrebetz, dat is een verdomd moderne lift, beseffen we als we met de vierzitter naar boven schieten. We kijken naar beneden. Een laag wolkendek hangt over de vallei van Borovets, zo’n zeventig kilometer ten zuiden van de Bulgaarse hoofdstad Sofia. Hier, in het kleine Rilagebergte, ligt ‘het beste wat skiënd Bulgarije te bieden heeft’. Sceptisch als we zijn, willen we dat zelf uitproberen. Strahil, een jonge kerel met opvallende geitenbaard, loodst ons door de drie gebieden die Borovets telt. Maar al snel realiseren we ons dat dat maar klein bier is. Yastrebets biedt een vijftal pistes tussen de bossen : lekker glijden tussen zwaar besneeuwde naaldbomen. Een natuurgezicht dat opvallend anders is dan in de ons bekende Alpenlanden. Yastrebets 3 – de zwarte van de groep – is gesloten, maar Strahil jaagt ons er toch doorheen. Naar Franse normen zouden we het meer grijs dan zwart willen noemen.

We warmen op in een klein bergrestaurantje. Het is er kil en druk. We eten een slaatje met yoghurt en komkommer – dit is Bulgarije – en luisteren naar Strahils verhaal. Vier maanden lang werkt hij als snowboardleraar in Borovets. In de zomer organiseert hij jeepsafari’s aan de kust van de Zwarte Zee. Hij houdt van Borovets, al weet hij dat het niet allemaal rozengeur en maneschijn is. “Boro Sport is het bedrijf dat hier zowat alles beheert : de pistes, de liften, de restaurants en enkele van de hotels in het dorp. De voormalige grote baas nodigde enkele jaren geleden Vladimir Poetin uit om te komen skiën. Er moeten woorden gevallen zijn. Enkele dagen later werd de ondernemer vermoord.” We skiën snel verder, richting Markudjik, de hoogste en meest sportieve van de 45 kilometer pistes die Borovets rijk – of arm ? – is. Boven ons troont de Musala, met zijn 2925 meter de hoogste berg van de Balkan. Hier voelen we ons veilig.

Geen biecht

Plamen Peev, de manager van Happy Tours uit Bulgarije, rijdt ons in ware Balkanstijl (snel, veel te snel) van Borovets naar het Rilaklooster. Da’s zo’n uur ver, én een verplichte excursie voor wie in Bulgarije komt skiën. Op zich een goed idee, want wie iet of wat stevig op de latten staat, kan zich geen week lang bezighouden in Borovets. Daar is het skigebied veel te klein voor, de infrastructuur te ouderwets en de pistes te makkelijk. Dus gaan we ons herbronnen tussen de iconen van het orthodoxe Rilaklooster. Vandaag leven er veertig monniken in het uniek gelegen en door de Unesco als werelderfgoed gecatalogeerde klooster. Aan de buitenkant vertellen tekeningen die op stripverhalen lijken diverse taferelen uit de Bijbel. Vooral de duivel doet zijn best. In de orthodoxe kerk kom je niet zo makkelijk van je zonden af als dat in de katholieke kerk kan. Geen biecht, en dus moeten griezelige duiveltaferelen de gelovigen tot inkeer brengen.

We lopen de donkere en nauwelijks verwarmde kerk binnen. We steken een kaarsje aan en kijken naar het bladgoud en de vele prachtige iconen. Vandaag is de overgrote meerderheid van de Bulgaren nog altijd actief orthodox. “We doen dat deels als reactie op onze geschiedenis. Tijdens het communisme was ons geloof verboden. De Kerk op zich was dat niet. De patriarchen waren zelfs lid van de KGB.”

Tijdens de Turkse bezetting van Bulgarije (1369-1878) werd het klooster vier keer platgebrand (op de vierkanten stenen toren na). Maar het verrees telkens opnieuw uit zijn as. Het Rilaklooster is daarom niet alleen een klooster, maar ook en vooral een versteend bewijs van de culturele veerkracht van een land dat niet moegestreden raakt en zijn identiteit behoudt, in weerwil van bezetting, oorlog, armoede en corruptie.

Balkanforel

Rila zelf is een klein dorpje, dat leeft van aardappelen en forel. “De Balkanforel is de beste die er is”, zegt Peev glimmend van trots. “Hij is grijs met zwarte puntjes. De vissers hebben snel beet, want de forel is een dom beest. Hij hapt meteen toe.” Wij ook, in Eleshnitsa, een onooglijk dorpje waar we een forel op het vuur laten gooien. Er wordt shopskasalade bij geserveerd : tomaat, alweer komkommer, en witte kaas. En warme rakia, een soort schnaps die razendsnel naar je hoofd stijgt.

Zo leren we Bulgarije kennen als een land dat meer paradox dan orthodox is. We trekken meer naar het zuiden, naar die andere van de twee ’topskibestemmingen’ : Bansko. Terwijl Borovets een skiresort is, blijkt Bansko een oud dorpje waar een skiresort tegenaan is gekleefd. Onze ogen vallen open. Hotels schieten als paddenstoelen uit de bevroren grond. Gigantische blokken, sommige nog ruwbouw, andere afgewerkt en gesloten. En slechts enkele die afgewerkt én operationeel zijn. Bansko telt meer dan vijftigduizend toeristenbedden. Of dat niet wat veel is voor een skigebied met amper vijftig kilometer pistes ? Als alle bedden bezet zijn en iedereen tegelijk de piste op wil, dan heeft elke toerist exact één meter piste, rekenen we uit.

Daar moet Marian om lachen. De jonge knaap is 21, studeert ecologie aan de universiteit van Sofia en klust in de winter bij als snowboardinstructeur om zijn studies te betalen. En zijn tripjes naar Maastricht, waar zijn vriendin Europees recht leert. “Ach, ons land zit vreemd in elkaar. Dit skigebied was eigenlijk een natuurreservaat, aan de voet van het Piringebergte. Tien jaar geleden streken hier grote investeerders neer. Bomen verdwenen en grote hotels en casino’s kwamen in de plaats. Ulen, het bedrijf dat hier de boel draaiende houdt, heeft een monopolie op alles wat hier geld kan opbrengen.”

Zelf heeft Marian een jasje aan waarop de naam van Ulens snowboardschool staat. Je spuwt niet in de hand van je broodheer, denken we, en we duwen ons bergaf. Skiën !

Tomba la Bomba

En dat gaat in Bansko verrassend goed. Het skigebied is net iets sportiever van opzet dan Borovets. En wat vooral opvalt : de liften zijn modern, snel en efficiënt. Nog een geluk dat er massaal veel hotels leegstaan, realiseren we ons. Dankzij die relatieve leegstand is het niet eens zo druk. Maar ook hier weer : wie een beetje vlot is in de skisport, heeft in één dag het hele skigebied gezien. Maar het mag een klein gebied zijn, toch heeft de Italiaan Alberto Tomba – Tomba la Bomba, ooit de skiheld van Italië – hier zijn stulpje staan. De slalompiste, zwart en steil, is naar de spierbundel genoemd. Hij is hier zelfs officieel inwoner. Of hij voor zijn optrekje betaald heeft, valt serieus te betwijfelen.

De Maybach die met geblindeerde ruiten traag over de boulevard onder de skilift glijdt, is niét van hem. Er zit een andere hoop spieren in, meewarig neerkijkend op Britse toeristen die onhandig met hun ski’s over straat klefferen. Een Maybach in een land waar het gemiddelde maandinkomen tweehonderd euro netto is ? “Hier werken hard zwoegende aardappelboeren”, monkelt Peev. Een van de Maybachs die door Bulgarije cruisen, zou zelfs officieel als aardappelvrachtwagen geregistreerd zijn. Ivan-met-de-pet kan daar niet om lachen. In twintig jaar tijd zijn één miljoen Bulgaren het land uitgetrokken. Vandaag blijven er nog zeven miljoen in een toekomst in eigen land geloven.

Langs een zes kilometer lange blauwe afdaling keren we terug naar Bansko downtown. We houden een laatste keer halt bij Pesterite, een wat verdoken liggende houten hut. We drinken er spotgoedkope warme wijn met honing en appel. De oude waard grilt worsten.

Wijnhandelaar

Het skigebied van Bansko is net als dat van Borovets te klein om ons meerdere dagen aan het skiën te houden, dus rijden we naar Melnik. Het zijn precies de kleine, quasi vergeten dorpjes die niét in de toeristische brochures staan, die een wintersportvakantie in Bulgarije de nodige peper geven. Melnik, in het hoekje tegen Macedonië en Griekenland aanschurkend, heeft een microklimaat en is in eigen land bekend voor zijn wijn. Aan alle kanten ligt het dorp van driehonderd zielen tussen de heuvels van het Rodopigebergte genesteld. Behalve aan de zuidkant : vandaar krijgt het warme wind uit Griekenland, die een ideaal biotoop voor wijn oplevert.

We slenteren het besneeuwde en naar bruinkool ruikende dorp door en vallen het naamloze dorpscafé binnen. Ongevraagd krijgen we een glas wijn voor onze neus. “Hij smaakt dit jaar wat zoeter dan anders”, vergoelijkt de waard. “Als er toeristen komen, dan maken we hem zoeter. Ze willen dat.” Gelukkig komen er niet te veel toeristen zijn dorp overvallen. Het huis van de negentiende-eeuwse wijnboer Kordopoulov is een klein museum. Het was zowat het enige dat tijdens de Balkanoorlog in 1912 overeind bleef staan. We leren er hoe de rijken leefden en zich beschermden tegen de Turkse agressoren, maar ook hoe ze wijn maakten. En we proeven, alweer. De wijnvaten in de kelder zijn meer dan 150 jaar oud en nog steeds in dienst. We krijgen een fles Melnik in de handen gestopt.

Het oude dorpje van Bansko heeft een mooie kerk. Na een tweede dag skiën – we wagen ons onder het goedkeurende oog van Mari-an buiten de piste en denken heel even dat we op goede Oostenrijkse sneeuw zijn- wisselen we skischoenen voor stapschoenen en lopen het oude dorp door. Als skiresort mag Bansko dan kritiek krijgen (te groot en artificieel, opgebouwd met witgewassen maffiageld), het zorgt toch voor wat economische welvaart in de onmiddellijke omgeving. Het dorp is best mooi. Kleine tavernes organiseren ‘Bulgaarse avonden’ en serveren toeristen lokale producten met bijbehorende livemuziek.

De kerk van de Heilige Drievuldigheid is opvallend groot. Peev : “Dat wil zeggen, hoger dan een ruiter op een paard. Want tijdens de Turkse bezetting mochten de kerken niet groter zijn.” In Bansko trokken ze zich daar niets van aan. In 1837 werd de kerk gebouwd. Binnen steken enkele jonge meisjes kaarsen aan. “Ik doe deze kaars branden om de kracht van God te eren”, zegt Maria. “Maar ook om te bidden dat ik later in Groot-Brittannië mag gaan studeren.”

Als ze allemaal emigreren, wie zal dan de skipistes onderhouden ?

Door Aart De Zitter – foto’s Thomas De Boever

Het zijn precies de kleine, quasi vergeten dorpjes die niét in de toeristische brochures staan, die een wintersportvakantie in Bulgarije de nodige peper geven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content