BROEKENPOLITIE

In het begin van de eenentwintigste eeuw, kort voor het uitbreken van de Derde Wereldoorlog, had ik niets beters te doen dan mijn tijd op allerhande caféterrassen te slijten. Die indruk kan een wezen uit de toekomst krijgen, mocht het zich de moeite getroosten om columns te lezen die bewaard bleven uit lang vervlogen tijden.

Ook vandaag zit ik op een terrasje, naast twee jonge meiden die de voordelen bezingen van een tankkaart. “Je hoeft nooit meer na te denken”, zegt het meisje met de pony. “Je kunt overal naartoe vliegen waar je maar heen wilt, zonder op de kosten te kijken. Mégazalig. Eigenlijk is zo’n kaart nog beter dan de firmawagen zelf.”

Het andere meisje heeft in haar uiterlijk een zweem Afrika, een subtiele hint van giraffes die staan te herkauwen op de savanne. Op haar pols is een veelkleurige ijslolly getatoeëerd die er nog wel sexy uitziet. Ze volgt de laatste modetrend en draagt een broek die is gescheurd ter hoogte van de knieën. Vreemd verschijnsel is dat : eerst draagt één meid zo’n broek en dan nog één, en opeens moeten al die meiden broeken met gescheurde knieën hebben, zelfs de slimme en de bedeesde. Het gaat om kuddegedrag en sociale overleving. In middelbare scholen schijnt er tegenwoordig zoiets als de broekenpolitie rond te waren, die als doel heeft gescheurde pijpen op te sporen. De directie probeert daarmee wanhopig paal en perk te stellen aan deze modegril.

De meisjes naast mij zijn echter al bezig met hogere studiën. Ze hebben het over hun prof van btw. Ik wist niet dat zoiets bestond ; van alle uitvindingen op deze wereld lijkt btw mij veruit het droevigste waar je een leerstoel in kunt bekleden. Ze hebben het over staatsrecht en over openboekexamens. Ze komen uit hetzelfde fabriekje als ik, stel ik vast : dat van de rechten, waaruit ik al enige tijd ontsnapt ben. Ze gebruiken nog het woord ‘gebuisd’, dat de wissel der generaties doorstaan heeft. Megakut zeggen ze ook, wat mij dan weer onwennig in de mond ligt.

Het ziet er goed uit voor de wereld, denk ik, als de macht in handen komt van dit soort jonge vrouwen wier betrachting het is zo veel mogelijk gratis CO2 uit te stoten. Gelukkig hebben ze het ook over taartjes met zand- en bladerdeegbodems, maar ze vertrekken net als het interessant wordt. Hun plaats wordt ingenomen door drie Denen die zich – je zult het altijd zien – complexloos in het Deens beginnen te uiten. Spoanploatenfabriek, meen ik uit een van hun monden te horen. Ik krijg zin om op te merken : “Hé, dat zeggen wij ook !”, maar wat maakt het uit, of je fruit zegt tegen spaanplaten of spaanplaten tegen fruit ?

Een van de Denen bestelt een crème brûlée, de andere steekt een sigaret op. Dat vind ik een afknapper : mensen die de rook van hun sigaret in je richting laten drijven als een toornige terrasgeest. Verstoord kijkt ook de benige oude man verderop, die door de restauranthouder mijnheer den docteur genoemd wordt. Op zijn gezicht is een uitdrukking bevroren van verbaasde afkeuring, alsof hij er nog niet van is bekomen opeens in het lichaam van een bejaarde te zitten opgesloten. Hij vult een kruiswoordraadsel in, iets waarvan ik altijd geneigd ben geweest het een onbenullig tijdverdrijf te vinden. Ooit misschien zal ik zelf een kruiswoordpuzzel invullen, als ik echt eens niets beters te doen heb. Maar voorlopig zijn er nog verhalen om op te tekenen, en wasmachines die van vetluis gezuiverd moeten worden.

Op straat lopen mensen voorbij : dikke en dunne, blanke en zwarte, groot geschapene en spaarzaam toegeruste. Wat ik niet kan zien, is wanneer iemand voor het laatst “ik zie je graag” tegen hen gezegd heeft. Of dat nog maar pas is gebeurd of al maanden geleden, is doorslaggevend voor de levenskwaliteit van deze wezens, die zich door gebruik van taal en explosieven van de overige dieren onderscheiden.

jp.mulders@skynet.be

JEAN-PAUL MULDERS

“Eerst draagt één meid zo’n broek, dan nog één, en opeens moeten alle meiden broeken met gescheurde knieën hebben”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content