Slecht weer, slecht eten, slechte smaak : Magnumfotograaf Martin Parr toont het beste van Groot-Brittannië in zijn genadeloos grappige beelden. “Ik ben zo damn middle class, en ik vind het nog leuk ook.”

Kousen in sandalen, haar in een zijscheiding, nerdy bril, houterige pose : we hebben het niet over Mister Bean maar over Martin Parr, met voorsprong the most British onder de Engelse fotografen. Dat hij vergeleken wordt met Bean, verwondert hem niet. “Ik zie behoorlijk wat parallellen tussen mijn foto’s en comedy”, zegt hij droogjes. Geen HT&D-dijenkletshumor welteverstaan, maar typisch Britse stand-upcomedy : kurkdroog, ironisch en vol understatements.

Neem nu zijn foto van een bord met daarop een snee bruin brood, overgoten met witte bonen in tomatensaus. Typisch Brits, dat weerzinwekkende voedsel. Hilarisch ook, want wie brengt nu zoiets wansmakelijks in beeld ? Tegelijk ook confronterend, want Parr verwijst naar de onhebbelijke gewoonte van veel toeristen om hun maaltijden te fotograferen. En dan die felle kleuren, die wel van het beeld lijken te spatten : het aartslelijke plastic tafelkleed is veel te glossy, de bonen glimmen in de vuurrode plas saus. “Ik flash graag met kleur. Eigenlijk gebruik ik dezelfde gesatureerde kleuren als reclamefotografen”, legt Parr uit. “Maar ik fotografeer er doodgewone onderwerpen mee.”

Ambigue clichés

Met doodgewone onderwerpen bedoelt Parr eigenlijk typisch Britse clichés zoals de ranzige Engelse keuken, het slechte weer, de Britse wansmaak, de verwaarloosde vakantieresorts bij New Brighton of de paardenraces van Ascot. Op die Engelse variant van Waregem Koerse schoot Parr één van zijn bekendere foto’s : een man met hoge hoed die een rij ‘kokette’ dames champagne bijschenkt in plastic bekers. Het beeld zegt alles over het oerklassieke m’as-tu vu paardenevent met de opvallende hoeden en de heren in zwaluwstaart. Ascot mag dan wel het summum van Britishness zijn, met zijn foto relativeert Martin Parr al het stijve protocol en de schone schijn. Wil Parr Ascot en het hele gedoe eromheen belachelijk maken ? Is hij een misantroop die de mensen met een ironische sneer in hun hemd zet ? Of is hij gewoon een fotograaf die op een menselijke manier de dolgedraaide wereld om ons heen documenteert ? “In mijn beelden draait alles om ambiguïteit”, zegt hij. “Maar in elke foto tracht ik heel subtiel een politieke boodschap te smokkelen. Politiek met een kleine p welteverstaan. Alles hangt natuurlijk af van jouw interpretatie. Elke foto is een leugen, net zoals elk krantenartikel. Je hoeft niets te geloven van wat je ziet.”

Parrs bizarre uitspraak legt meteen de vinger op de wonde : je weet nooit of hij iets meent of niet. Ofwel vind je zijn foto’s hilarisch, ofwel kijk je gegeneerd weg. De ambiguïteit van zijn werk is splijtend. Niet verwonderlijk dat zijn verkiezing tot Magnumfotograaf in 1994 bijna tot een schisma leidde binnen de groep. Na zes jaar bakkeleien won bij de ultieme stemming het jakamp met één stem overschot, waarmee Parr meteen de meest gecontesteerde figuur van de bende werd. Het protest kwam vooral van de fotografen van de traditionele stempel, genre Philip Jones Griffiths en Henri Cartier-Bresson. Zij zijn nog in de documentaire humanistische traditie opgegroeid en hebben de tijd nog gekend dat grote bladen à la Time, Newsweek en Life Magnumfotografen op pad stuurden naar oorlogsgebieden, ontwikkelingslanden en politiek woelige regio’s. Parr weigert pertinent oorlogsreportages te maken “want daar gaan al genoeg mensen naartoe”. Hij schiet liever plaatjes in Disneyland, op Art Basel of op de Chelsea Flower Show. Of op totaal irrelevante plaatsen. “Begrijp jij waarom mensen gechoqueerd zijn als ze mijn foto’s zien ?” vraagt Parr zich hardop af. “Ik niet. Fotografen tonen soms de grootste gruwelijkheden en meest onmenselijke toestanden. Maar wat is er nu in godsnaam schokkend aan een foto van hebberige mensen in een supermarkt ?”

Hij beweert dat doodgewone mensen en ordinaire plekken, zoals supermarkten, voor hem even inspirerend zijn als hongersnood en aidsdoden voor andere fotografen. “Ik weet het : miserie pakt goed op foto. Fotografen trekken altijd naar zulke fotogenieke plekken. Psychiatrische instellingen bijvoorbeeld, of Cuba. Het is me te gemakkelijk en het interesseert me ook niet. Ik kies soms bewust voor saaie plaatsen als tankstations en parkings om te zien of je daar ook interessante beelden kunt maken. En dan nog het liefst als het slecht weer is.”

Dank aan Thatcher

Verveelde koppels die op restaurant niet meer weten wat te zeggen tegen elkaar. Een tupperwareparty waar het gebrek aan belangstelling vanaf druipt. Een plensbui op een nietszeggende autosnelweg. Laura Ashley-interieurs. Een provinciale wedstrijd voor de beste huisgemaakte confituur. Martin Parr moet zowat de enige fotograaf zijn die zich voor zulke scènes interesseert. Frappant : Parr lijkt door zijn doodgewone, nerdy look zo weggelopen uit de zielige taferelen die hij zo graag vastlegt. “Dat is inderdaad de wereld waarin ik leef”, knikt de fotograaf. “Ik ben zo damn middle class, en ik vind het nog leuk ook.” Parr woont in een burgerlijke villa in Clifton, bij Bristol. Hij is al 20 jaar gelukkig getrouwd met Susan Mitchell, een logopediste, en heeft een dochter van 23, Corinne. Wekelijks gaat hij pokeren met wat vrienden in een lokale kroeg. Hij leidt al 57 jaar een relatief kleurloos leven (ornithologische trips met zijn ouders als kind, verzamelaar van fossielen en gesteenten als jonge knaap, in een methodistische jeugdbeweging als puber) en is daar perfect gelukkig mee. Zijn passie voor fotografie erfde hij van zijn grootvader, die hem op zijn dertiende een instructieboek voor amateurfotografen cadeau deed. In 1970 schreef hij zich in aan de Manchester Polytechnic School, maar pas vanaf 1982 vond hij zijn eigen stijl : kleurrijk, ironisch, confronterend, Brits. Zijn huis is een rariteitenkabinet dat – net als zijn foto’s – de grenzen van de goede smaak tart. Martin Parr verzamelt aartslelijke uurwerken met de beeltenis van Saddam Hoessein, vintage postkaarten van pas geopende autosnelwegen en kitscherige sierborden met de kop van Margaret Thatcher erop. Ironisch, die Thatcherfetisj, nemen we aan ? “Natuurlijk. Net na haar verkiezingsoverwinning in 1979 trok ik naar de feestjes van de Thatcherachterban die de goede uitslag vierden. Het grappige was dat de aanhang van de conservatieven al even karikaturaal was als de premier zelf. Mijn Thatcherverzameling heeft ook een bitter kantje. In de jaren tachtig wou ze met haar neoliberalisme van Groot-Brittannië een welvarend land maken. Ze creëerde een grote middle class, die typisch Brits is en waar ik ook deel van uitmaak. Maar ze deed geen enkele moeite om de verloederde noordkust wat op te waarderen. Voor mij genoeg reden om ernaartoe te gaan en een fotoreeks te maken in New Brighton, de meest verwaarloosde badplaats die ik ooit gezien heb.”

Die fotoreeks werd uiteindelijk een boek, The Last Resort, dat door vele Martin Parr-fans als zijn beste werk wordt beschouwd. De beelden zijn extreem confronterend en extreem zielig tegelijk. Een dikke Britse tiener ligt op de dijk te zonnen achter een bulldozer, een huilende baby speelt tussen het vuilnis op het strand, hebberige toeristen in zwemoutfit staan uitgehongerd te drummen om ketchup of mosterd op hun vadsige hotdog te spuiten. Kortom : wie The Last Resort doorbladert, ervaart de plaatsvervangende schaamte die Man Bijt Hond-reportages ook soms oproepen, of afleveringen van The Office.

Superproductief

Martin Parrs oeuvre bestaat intussen al uit meer dan 50 boeken. Dat maakt hem met voorsprong tot de productiefste Magnumfotograaf van allemaal. Terwijl zijn collega’s soms tot drie jaar aan één boek werken (of in Carl De Keyzers geval zelfs 15 jaar voor Trinity), publiceert hij er tot 5 per jaar. Sinds medio jaren ’70 documenteert hij als een ironische antropoloog de mens in zijn doodgewone doen. Zijn boeken over slecht weer ( Bad Weather) uitgebluste relaties ( Bored Couples), New Brighton ( The Last Resort), internationaal massatoerisme ( Small World), de voedselindustrie ( Food) en zijn thuisland ( Think of England) werden regelrechte cultklassiekers. Maar hij publiceerde evengoed, bij wijze van satire op de normale Magnumoutput, fotoboeken over compleet irrelevante onderwerpen zoals ‘stadsgezichten in een Amerikaans plaatsje dat Boring heet’ en ‘vrije parkeerplaatsen in 41 wereldsteden. ‘ Grappig als artistiek statement, maar compleet Magnumonwaardig. De meeste kritiek ving de fotograaf echter met zijn hilarische boek Autoportrait. Parr in de muil van Jaws, Parr met het lijf van Rocky Balboa, Parr in hawaïhemd naast een zielige plastic plant : allemaal portretten van zichzelf die hij liet maken in amateuristische fotostudio’s die je soms op toeristische plekken ziet.

De jongste jaren richtte Parr zijn pijlen ook op de luxewereld. Hij trok naar Moskou, Dubai, Art Basel en de Millionaire Fair en kwam terug met wrange beelden van artificiële blingbling en hypocriete spendeerzucht. Een bloemlezing daarvan, Parrworld genaamd, is momenteel te zien in het Parijse Jeu de Paume-museum. Ook de modesector – die qua oppervlakkigheid kan concurreren met de luxewereld – kreeg al een Martin Parr-make-over. In 2005 waagde de fotograaf zich op het pad van de arty-farty modetijdschriften door er zelf een te maken. Werkelijk àlles deed hij zelf : hij bedacht de modereportages, schreef de teksten, leidde de castings en deed zelf de reclame-shoots voor de grote merken die erin wilden adverteren. “Dat het magazine volledig was betaald door de adverteerders was mooi meegenomen. Maar mijn doel was vooral de grens tussen mode-, reclame- en documentaire fotografie op te blazen. Ik hou ervan hoge en lage cultuur te combineren.”

Het gevolg laat zich raden : in het hypegevoelige modewereldje sloeg Fashion Magazine in als een bom. Terstond werd het een gegeerd collector’s item, dat nu nog tot 150 euro mag kosten op eBay. Op de cover stond zo’n amateuristisch zelfportret, binnenin een reportage met modeontwerper Paul Smith, nog zo’n ultiem icoon van Britishness. Toeval ? “Paul Smith is een stijlvolle kerel en een grote fan van mijn werk. Hij kocht al verschillende foto’s en hangt ze ook uit in zijn winkels. Hij vroeg me twee jaar na het magazine ook de catalogus voor de wintercollectie 2007 te schieten.”

Ook hier was de aanpak typisch Parr : in een godvergeten Engels industriestadje raapte hij gewone mensen van straat. Ze moesten poseren in kleding en accessoires van Paul Smith en Parr maakte gortdroge, allesbehalve gestileerde plaatjes van de gelegenheidsmodellen.

Manneken Pis

Wie het oeuvre van Parr bekijkt, zou kunnen denken dat hij onderhuids Groot-Brittannië en al zijn eigenaardigheden haat. Niets is minder waar. “Ik ben de meest Britse van alle Britse fotografen”, zegt hij. “In het werk van de meeste collega’s zit onze typische ironie niet meer. Terwijl dat ongeveer het enige duidelijke kenmerk is dat ons nog van de rest van Europa onderscheidt.”

In zijn foto’s overdrijft hij, natuurlijk. “Groot-Brittannië is niet zoals ik het toon. Ik toon enkel de fotogenieke saaiheid of de quintessentially British-clichés, omdat die zo herkenbaar zijn. In het echt is mijn land nog saaier, nog meer doorsnee.”

“Een beetje zoals België”, lacht hij. Het is een leuke denkoefening : Stel dat Martin Parr in België zou wonen, waar zou hij dan gaan fotograferen ? Op de Nacht van Exclusief en Flikkendag ? Wellicht. In Shoppingcenter Molecule ? Goed idee. In een Manneken Pis-souvenirshop ? Marginaliteit verzekerd. En – niet te vergeten – op Waregem Koerse.

Komaan, wie nodigt hem uit ?

Planète Parr, een fototentoonstelling over Martin Parrs visie op de luxewereld, van 30 juni tot 27 september in het Parijse fotomuseum Jeu de Paume. www.jeudepaume.org, www.martinparr.com.

Het beste overzichtswerk van het oeuvre van de fotograaf is ‘Martin Parr’, met teksten van Val Williams, uitgegeven bij Phaidon. www.phaidon.com.

Tekst Thijs Demeulemeester – Foto’s Martin Parr

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content