BRIEF AAN MIJN BROER
Voor het eindejaarsnummer van Weekend Knack schreven tv- en radiopresentator Kurt Van Eeghem en zijn broer Marc, acteur, elkaar een brief.
Marcske,
Ja, ik gebruik nog steeds het verkleinwoord. Je bent ook acht jaar jonger. Nu is daar niet veel meer van te merken… van dat verschil in leeftijd… of vind jij van wel ? Maar toen jij zestien was stond er bij mij al een ferme vierentwintig achter mijn naam.
Ik studeerde af in Amsterdam aan de Theaterschool terwijl jij amper begon te verlangen om ook naar Studio Herman Teirlinck te trekken. De acteur in jou was pas wakker geschud en moest nog een plaats vinden in jouw leven.
Ik heb je toen weinig geholpen. Ik was te veel met mezelf bezig.
Er was het eigen gezelschap(je) dat uit het niets werd opgebouwd en dat verslond energie. Natuurlijk wist ik dat ik nog een broertje had in Zeebrugge die zijn oudere broers één voor één uit de ouderlijke woning zag vertrekken. Ik kan me voorstellen dat het niet altijd even fijn is om het kakkernestje te zijn maar ik was daar toen niet zo veel mee bezig. Ik liep als een kieken zonder kop de sloffen vanonder mijn kont om met vallen en opstaan een weg te zoeken in dat labyrint van de podiumkunsten en jij leek zo heel erg onbezorgd. Ik wist begot niet dat mijn broertje ook met vragen zat en die misschien wel aan mij wilde stellen. Stom, heel erg stom. Zeker omdat ik nog niet zo lang daarvoor met knikkende knieën zelf aan de Studio was begonnen. Je had verdorie een ervarings-deskundige als broer.
Ondertussen, zo veel jaren later, vind ik dat zonde.
En toch… was dat beter geweest ?
Je hebt het helemaal zelf gedaan, op je eentje, en daarom ook honderd procent vanuit je eigen ziel en goesting. Daardoor ben je een acteur geworden waar ik elke keer met grote bewondering naar uitkijk. Kijk, toen je zestien was, zag ik je soms dansen in jeugdclub De Kwalle in Zeebrugge. Toen leek het alsof ik naar mezelf keek.
Je maakte de mensen op een identieke manier aan het lachen met vrijwel dezelfde gebaren en trucs waarmee ik mijn succesje behaalde. Ik keek dus naar mezelf. Nauwelijks enkele jaren later zag ik je in een voorstelling in de Studio en daar stond al iemand helemaal anders. Ik bewonderde een acteur die ik weliswaar zeer goed kende maar die mij vanuit een grote eigenheid verbaasde.
Stel je voor dat ik als een moederkloek had gewaakt over jouw eerste stappen in die wereld. Ik mag er niet aan denken.
Met één iemand als ik is Vlaanderen al meer dan voldoende gediend. Trouwens het zou niet gelukt zijn, want je hebt in je lijf en leden een koppigheid en een zuiver originele manier om naar het vak te kijken, die er hoe dan ook zou zijn uitgekomen.
Laat ik het er maar op houden dat ik niet in de weg heb gestaan.
Marcske, ik heb je steeds proberen te volgen. Ik zat in het theater, in de filmzaal en in de sofa thuis naar jou te kijken. Soms vertederd, soms een beetje kwaad omdat het wat minder was maar meestal een en al bewondering. Omdat je verdomd goed met je vak omgaat, omdat je van de personages houdt die je creëert en omdat je mijn broertje bent. Ja, ik geef het toe, soms ontroerde mij iets puur daarom. Neem nu de film Het gezin van Paemel.
Op een bepaald moment leest je filmbroer een brief voor die jij hem vanuit Amerika stuurde (zo is het toch, want het is al een tijdje geleden ?) en jawel de tranen sprongen mij in de ogen. “Het is wel mijn broertje die dit schrijft”, wist ik nog te fluisteren aan mijn vriendje. Van dit soort irreële vormen van broederliefde kan ik tientallen voorbeelden geven. Ik weet ook nog dat toen je alweer eens dood ging in een feuilleton, ik telkens naar mama belde om te vragen of ze ook gekeken had. En dan vond ze het fantastisch en ik ook, en we huilden een potje. Plezant hé ?
Mama was beretrots op jou. Handig ook om twee zonen te hebben die veel op tv kwamen. Ze zag ons gedurig. Toen ze een tijdje later haar geheugen verloor, bleven wij het langst in haar verschrom-pelende hersentjes achter omdat ze ons zo vaak kon zien op televisie. Ze belde mij ooit op nadat je op een overigens schitterende manier een ontzettende schoft had neergezet in alweer een ander feuilleton. “Zo is ons Marcske toch niet, hé”, vroeg mama. “Het is maar film”, zei ik, “en omdat het zo goed gespeeld is denk je natuurlijk…”. En toen ze het doorhad waren we weer gelukkig.
Marc, ja ik moet er nu toch maar eens mee ophouden met dat verkleinwoord. Je bent ondertussen een ferme veertiger met een kloek gezin en een palmares om vous tegen te zeggen. Dus, Marcske, laat ons daar maar mee ophouden. Wat ik zeggen wilde, wat gaan we doen met de feestdagen ? Weet jij het al ? Heb je al gebeld met de andere broers en is daar al iets beslist ? Wordt het Brugge waar de anderen wonen of toch maar ons Antwerpen ?
Vorig jaar had je ons goed te pakken met de dia’s uit het verre verleden. Heel onze jeugd is toen door die lichtbak gepasseerd. De reis van papa en mama naar de Lago Maggiore en even later die van de hele familie naar de oersaaie kennissen in Duitsland. Was het de drank, de roes, het afscheid dat we eerder dat jaar hadden moeten nemen van mama, we hadden het in alle geval weer goed bij elkaar. Troost zoeken kan ook een verklaring zijn, denk ik nu, alhoewel het is altijd leuk als we bij elkaar zijn. Het is die vreemde mengeling tussen soudade en bleus die ook in onze familie woont. We lopen elkaars zulle niet plat, de Van Eeghems zijn niet van die types die om de haverklap bij elkaar aanbellen. Maar er zijn afspraken waar we niet aan tornen en elk jaar eens goed de beest uithangen met de feestdagen is er daar één van. Dus hoe zit het ? Ik heb alvast een aantal flessen van dat spuitwater uit Frankrijk opzij gezet. Ook dat is traditie. We weten allemaal dat het niet goed is en dat we in de vroege uren als wandelende gasbommen in ons bed kruipen maar het hoort er bij : champagne van het voorgerecht tot we in elkaar storten. Zo lachen we ons van volkomen nuchter tot totaal van de wereld weg en dat allemaal in het plat West-Vlaams. Ik kijk er nu al naar uit. Eerst een schaal oesters, dan de kreeftensoep van Geert, daarna een goed stuk vlees en om af te sluiten, en met de beeltenis van mama op ons netvlies, een biscuit. Zij plaatste die destijds steeds vergezeld van dezelfde zin op tafel : “’t Is er een heel lichte”. En wij zetten dan vrolijk onze tanden in deze cholesterolbom. We mogen van geluk spreken dat we nog leven.
Heb jij nog met Geert gebeld ? Ik hoor niets van hem. Ik bel elke week en de laatste keer heb ik zijn antwoordapparaat ingesproken met : “Hoe zit het jong, zijt ge dood of wat !” Weet jij meer ? Het is nogal een pateeken, onze Geert. Eerst maakt hij een doodsmak met de moto in zo’n smal Brugs steegje en staan wij daar te bibberen rond zijn bed op de intensive care en als alles weer beter gaat kun je verdomme geen contact meer met hem krijgen. Ik wil weten of alles goed is. We zoeken elkaar niet gedurig op maar we willen wel steeds weten hoe het ermee gaat. We willen vooral weten of er iets fout gaat. Want dan schiet de broederband in gang en is het toch een beetje wij tegen de rest. Dat we verder elkaar niet sparen en vrij en ongegeneerd ons gedacht zeggen is al even bijzonder. Dat is niet meer ‘van dezen tijd’. Wist jij dat ? Stel je voor dat ik ineens na een voorstelling mijn kak ga ophouden in plaats van vrijuit te zeggen dat ik er geen bal aan vond. Niet dat het ooit al is voorgevallen – je bent steeds even goed, heel soms is het stuk slecht of schort er iets aan de regie – maar zo werkt dat niet bij ons. Ik zou, steeds in de veronderstelling dat je dus slecht was in een voorstelling, ronduit zeggen dat het van den hond, knudde, kloten en belachelijk, ja zelfs verschrikkelijk slecht was. Dat zou ik zeggen. Wees maar zeker. Probleemloos. Recht in je gezicht. Stel je voor dat ik de dingen zou verbloemen. Dan mag je mij…
Ik weet niet wat jij nu gaat doen maar ik ga een voorproefje nemen op kerstdag. Ik laat een flesje openen en ga een oestertje slurpen. Doe ze daar de groeten, die twee flurken van jou en geef een kus aan Kristel. Je hebt de groeten van die van ons.
En laat het nu maar snel kerstdag worden.
Kurtje,
Wiewietje, Lieventje, Geertje, vrouwmensvint toch, zo’n schone brief met alleen maar complimenten aan mijn adres. Mo manneke toch ! En ook nog zo’n lange brief. Zoveel complimenten ga ik er niet aan kunnen maken want ge moet weten : ik ben nu voor een periode voltijds ‘huisman’ en dat is een ” foeltaaime jobbeuh” zouden ze in de betere Parijse salons zeggen. Ik moet dus letterlijk tussen de soep en de patatten een paar zinnen bedenken die het groter verhaal kunnen dienen. Om te beginnen : imitatie is een logisch opstapje voor de ware kunst der komedie en wie imiteer je dan ? Je helden natuurlijk ! Dus naast Freek de Jonge, Kees van Kooten (vooral die), Johnny Kraaikamp, Elvis en Wannes Van de Velde was ook jij mijn held en hoop in bange dagen.
En geef toe, ’t is een schoon gezelschap om in te vertoeven, toch ? En inderdaad, op de toneelschool ben ik vrij snel van koers (Kurt) veranderd want toen brak voor mij een lange periode van ‘broer zijn van’ aan en dat was niet altijd even prettig. Man toch ! ! !
Al dat gezever van die halfslachtige dichters en jaloerse actreutels die u ofwel schitterend en uniek vonden ofwel een over het paard getilde strandjeannet. Altijd moest ik daar een minzaam antwoord op verzinnen. Ik moet nu wel zeggen dat ge in die tijd ( Hitring, Kurt en co) echt wel heel goed bezig was en veel stof deed opwaaien, dus had ik ook weinig moeite om mijn bewondering voor u uit te spreken en ik heb u dan ook vaak verdedigd en de hemel in geprezen, zoals men tenslotte toch ook mag verwachten van een jongere broer, niewaar ? Bewondering en erkenning zijn trouwens zeer vergankelijk mag ik ervaren. Zo liep ik onlangs door die gang van het VRT-gebouw waar die mooie foto’s hangen van alle tv-coryfeeën van weleer, ge kent ze wel : Jo Röpke, Armand Pien, Pros Verbruggen en nog veel ander taai ongerief. Uw portret (schone foto trouwens) heeft daar ook jarenlang gehangen als blijk van erkenning. Welnu, die is al een paar jaar weg… WEG ! ! Waarom ? Wat hebt gij daar mispeuterd op diene BRT ? Hebt gij geprobeerd om die Aimé Van Hecke omhoog te pijpen vanonder zijn desk ? Da waarde gij toch niet hé, mijn broer ? Zoiets doen wij, Van Eeghems, toch niet hé want zo zijn wij niet opgevoed door ons Mamuustje (met een hoofdletter, jawel). In ieder geval uw portret is weg, jong.
“Ge had een te arrogant profiel”, werd er door Sensydiam-profeten gefluisterd. “Ge waart gij niet volks genoeg, uw taaltje was te fijntig, te virtuoos.” ’t Is natuurlijk wel logisch dat, als ge vier, vijf mooie volzinnen na elkaar d’er uit knalde, dat ge dan al snel een bedreiging vormde voor het toenmalige lerarencorps van de VRT. Mij zal het niet overkomen, zulle ! ! !
Ge kent mij hé, broerke, vriend van Pol en klein Pierke, gebraakt en gescheten tussen het volk, een vriendelijk woordeke voor Jan en alleman (een vriendelijk woord kost geen geld zeggen ze in Meulebeke), zo stotter ik mij wel naar de eeuwige roem ! ! Oh man, ik weet het ook allemaal niet. Maar nu Wim Van Severen terug is (ik mag Wim zeggen) is er weer hoop. Echt waar, Wim is de man ! ! Goed profiel, marathonloper, heeft zijn roots in het theater en is van ons kanten, dus we spreken dezelfde taal. WIM FOR PRESIDENT ! ! Voilà, qua hielenlikkerij kan da wel tellen zeker hé. Nu, over naar de orde van dag : Wat doen we met Kerstmis ? Eerst wilden we met de kindjes naar de zon, de warmte, maar dat is veel te duur. Dus blijven we gezellig thuis ! Ik zie wel een beetje op tegen die duffe kertstboomsfeer maar met de juiste verbeelding slaan we er ons wel door, hoop ik. LIFE IS NOTHING BUT A BUBBLE, dus CHAMPAGNE ! ! ! ! en VEEL ! ! ! Waar ? Bij u, bij mij, het maakt ons niet uit, alhoewel, er druppelt hier een loopse hond rond dus ik weet niet of bij ons dan een goed idee is.
We zien wel. Ik bel Geert wel voor zijn bisque (zeg nooit zo maar kreeftensoep tegen Geert zijn bisque d’homard). Bel jij de rest van ’t goe leven ? Ik hoor trouwens net van Kristel, die terugkomt van de kust, dat ze… oesters en verse garnalen zal meebrengen, dus wij gaan ook alvast wat oefenen voor de komende feesten.
De groeten en tot zoens, ook aan uw ventie, Dr. Marcus Welby
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier