Brave mannen in Milaan en Parijs
Winter ’98 wordt een weinig excentriek seizoen, althans voor de mannenmode. De meeste ontwerpers spelen op veilig: klassiek, luxueus, een afwerking waar niets op aan te merken valt en een kleurenpalet dat gaat van grijs naar zwart en terug naar grijs. Een aantal modehuizen weten deze ondertussen tot wet verheven mantra te doorbreken, met wisselend succes.
De fashion pack is ontevreden. Aan de uitgang van bijna elk defilé, opgeteld meer dan honderd samen, wordt gemord: “Saai, alweer hetzelfde, fantasieloos.” De malaise die schijnbaar in vele internationale ontwerperstudio’s heerst, is het gespreksonderwerp van de dag, en van de dag erop. De anders zo gangbare conversaties over de allerlaatste sportbrillen, de hipste restaurants en wie-het-met-wie-doet worden gestaakt; men verkondigt diepgravende, wijdlopende stellingen waarbij het begrip “fin de siècle” zelfs niet één keer valt. Het is een regelrechte samenzwering van de industriebonzen, zo klinkt het, want de verkoop valt in meerdere gevallen flink tegen. Of: de designers nemen in hun collecties voor vrouwen de laatste tijd zoveel risico’s, dat de bijhorende mannenlijnen de weegschaal in balans moeten houden. Wij houden het erop dat de modetekenaars van tegenwoordig de vinger zo pal op de pols hebben dat ze hem bijgevolg niet meer willen loslaten. Ze geven wat men hen vraagt, niets minder maar ook niets meer. De tijdgeest, of iets prozaïscher uitgedrukt de klant, dicteert eenvoud, duurzaamheid, helderheid en een gevoel van exclusieve luxe. Niemand wil er nog langer als een vreemd geproportioneerde kerstboom vol accessoires en snuisterijen uitzien; nu opteert jong en oud terug voor “gewone” kleren, basiskleuren, door het verleden geteste en goedgekeurde vormen en looks. Prada, samen met Helmut Lang de grondlegger en marktleider van die neomoderne stijl, toont dus opnieuw eenvoudige, utilitair en militair aandoende kledingstukken, weliswaar in een waas van chique nonchalance, traditioneel vakmanschap en dure dus veilige materialen. Ook vele anderen, van Ilario Mori, Victor Victoria, Costume National tot SO, Trussardi en Iceberg hanteren dezelfde alles-moet-weg-regel: minimale, sobere silhouetten, zo bijgeschaafd en netjes dat er uiteindelijk alleen een leeg en moe gevoel overblijft.
Alles kan beter, vinden wij daarentegen: de kleren zijn ontegensprekelijk eigentijds en mooi, maar we krijgen steeds meer de indruk dat we naar een in segmenten opgedeelde megacollectie van een hip maar commercieel grootwarenhuis zitten te kijken en niet naar individuele, persoonlijke defilés. In plaats van de ons beloofde kruisbestuiving tussen archief en vernieuwing, krijgen we bij al te veel ontwerpers minutieus herwerkte versies te zien van zaken die hun waarde allang bewezen hebben: het windjack, de parka, de wollen of loden overjas, de dunne V-halstrui, de broek met ingestreken plooi, het rechte jasje met de metalen rits. Een uniform in grijs, bruin en donkerbruin dus, letterlijk en figuurlijk, dat in wezen nergens meer verschilt met wat al vele jaren in zeemans-, jagers-, sport- en andere oerdegelijke herenwinkels te kopen valt.
Het pleit dan ook voor Jil Sander dat ze haar identiteit weet te behouden tussen de oververzadiging. Op het eerste gezicht horen haar kleren in het voornoemde rijtje thuis, maar ze onderscheidt zich moeiteloos door een onverstoorde, bijna hooghartige visie op wat (mannen)mode hoort te zijn. Haar nieuwe wintercollectie is mogelijk nog uitgepuurder dan voorheen: korte, streng belijnde jassen in vervilte, opgewolde stoffen boven ongewassen jeans en stijf uitziende katoenen hemden en jacks, een geheel dat volgens haar communiqué onder andere door Joseph Beuys is ingegeven, maar evenzeer om de hoek bij sixties- Cardin gaat kijken.
Heel veel extra punten ook voor het Italiaanse Byblos, voor de derde keer getekend door de Amerikaan Richard Tyler. Ook hier simpele stukken, maar met genoeg ideeën om de collectie met verve over de eindstreep te trekken: een trui met één verticale kabel maar dan op de ruggengraat, een lederen T-shirt onderaan afgewerkt met een elastiek, ver openstaande, tegen het lichaam klevende jasjes, sneakers in neutrale kleuren. Op papier lijkt zijn kleurenpalet misschien net iets te geïnspireerd, maar juist gedoseerd werkt het wonderlijk: bordeaux, grasgroen en oceaanblauw naast vanille, lichtgrijs en mosterdgeel. Sexy Boy van Air, de officiële soundtrack van de modeweken, staat gedurende zijn show op de repeat-toets, in ons boekje een bonus als geen ander.
Voor winter ’98 spelen sommige designers dan weer een greatest hits op hun jukebox, weliswaar uit hun eigen repertoire. Yohji Yamamoto zorgt voor een enthousiaste, originele show (de kleren worden enkel door vrouwen gedragen, type galeriehoudsters en dichteressen maar ook Vivienne Westwood, Inès de la Fressange en Charlotte Rampling), terwijl hij voor de collectie zijn ondertussen klassiek geworden toppers terug uit de kast haalt. De oversized trenchcoat in navy of bruin, het wijde broekpak, de met ruwe naden afgewerkte blazer. Ook Dolce & Gabbana duiken in hun eigen verleden en presenteren een haast volledig monochroom-grijze garderobe, inclusief de gekrompen truitjes en patchworkbroeken waarmee ze in het begin van hun carrière hun nog steeds fervente fanclub opbouwden. Hun hedonisme houden ze tevens vol: deze keer willen ze de look van de arme ruitenwasser annex bedelaar zo goed mogelijk benaderen, maar dan wel met kasjmier en alpaca, dat spreekt toch voor zich. De dierenrechtenorganisatie PETA struikelt over een ander sociaal inzicht van het duo: het tegenwoord op hun gebruik van echt bont is een met rode verf besmeurde vitrine van hun Milanese winkel, daags na de show.
Dirk Bikkembergs maakt zijn debuut in Milaan, en vindt zijn evenwicht tussen sportief en machismo terug. Zijn winterlijn is op de catwalk weinig samenhangend maar wel overtuigend: grafische truien in rood, wit en grijs, lederen broeken zonder al te veel poespas, afritsbare overalls. Hij heeft zijn collectie behoorlijk onder controle en elimineert met vaste hand de overbodige, soms storende details die zijn laatste collecties moeilijk deden verteren.
Een revival van een ander kaliber is aan de gang bij luxehuis Gucci. Ontwerper Tom Ford verzaakt aan zijn verleidelijke playboys voor afgeborstelde zakenjongens in een rechtgeknipt grijs pak; er zit een gesteven zakdoek in hun borstzak en hun haren zijn naar achteren gekamd of geföhnd. De stijl neigt naar nette preppy en de duremerkenkids van eind jaren ’80, maar nog het meest naar de snobby bourgeoislook die Gucci voor de komst van de Amerikaanse wonderboy aanhield. Het geheel is weinig spectaculair, eerder een Gucci-bijlijn dan een trendsettende wegwijzer.
Wel very Tom is de smetteloze, energieke presentatie die ervoor zorgt dat we een wit hemd en een gilet op een zwarte jeans gedurende vijf seconden als een revolutie in de mannenmode beschouwen. Hoe gewoontjes het deze keer ook oogt, toch slaagt Ford erin het hebbeding van het seizoen te verzinnen: voor volgende winter lopen de bestellingen nu al binnen voor zijn luxueus uitgevoerde combat-parka met een voluptueuze bontkraag. De ontwerper bespeelt zijn snel verveeld publiek meesterlijk, dat moet je toegeven: in het glinsterende Gucci-universum schuift hij om de zes maanden een ander smeulend archetype van mannelijkheid naar voren, herkenbaar voor iedereen maar met genoeg double-entendres en coderingen om ook de goede verstaander binnen te rijven.
D Squared, waarachter een Italiaanse tweeling schuilt, tackelen hetzelfde gegeven op een bottere wijze. Het identieke duo is weinig subtiel: elk seizoen is een ode aan een ideale man uit de fantasiewereld van Playboy, maar dan in de versie van Playgirl. Sinds The Village People zijn we allemaal wel wat wijzer geworden, en tegenwoordig verkleden enkel mannelijke strippers zich nog als bouwvakker, trucker of dokter. D Squared voegt aldus nauwelijks iets toe aan dergelijke slaapverwekkende clichés, ook niet tijdens hun nieuwe wintercollectie, een slappe evocatie van de duistere rockster in zwart leder. Kleren voor een uitvergrote en bekeerde Ken zijn het, op maat gemaakt voor een uitgaanspubliek.
Opvallend tijdens de modedagen in Milaan is de dans der bijlijnen. Voorheen toonden de grote huizen aldaar hun vestimentaire afsplitsingen samen met de hoofdcollectie tijdens één defilé, als opwarmertjes, hoewel niemand het in zijn hoofd haalde even licht over het economisch belang ervan te gaan. Daar is nu verandering in gekomen: de jongere lijnen van Armani, Versace en Dolce & Gabbana krijgen elk een aparte datum en locatie op de kalender, zodat elk label naar eigen waarde geschat kan worden en mogelijke verwarring uitgesloten blijft.
D&G is dus in tegenstelling tot de peperdure hoofdlijn streety en sportief, met invloeden uit snowboard- en skate-middens; vooral op de logo’s, hun meest gekopieerde kenmerk, is vast door drie verschillende ontwerpbureaus gewerkt.
Ook Emporio Armani onderstreept de jeugdige geest met een hedendaagse styling: losse jasjes boven een T-shirt en een cummerband, die hier en daar een warme sjaal bleek te zijn. Opgemerkt: de mooie truien met het ingebreide adelaarslogo, zo uitvergroot dat enkel nog een abstracte lijntekening overblijft. Giorgio Armani daarentegen houdt het uiterst subtiel, met flink wijde maar vloeiende jassen en broeken. En hoewel de helft ervan niet eens een voering heeft, vallen de kledingstukken soepeler dan ooit door het gebruik van exclusieve double-facestoffen.
Donatella Versace is tegen wil en dank de meest besproken ontwerpster van het moment; ze staat nu waar ze hoort, midden onder de spotlichten, al hadden we haar die nieuwe positie in aangenamere omstandigheden toegewenst. Haar ontwerpen voor Versus, haar vroegere, enkel voor haar aangelegde speeltuin, stellen enigszins teleur: een te mak en braaf geheel, waarvan enkel de ijzige pasteltinten bijblijven. Maar ze verbaast vriend en occasionele vijand met een sensationele Versace-collectie die haast uiteenspat door de samengebalde energie, rock-‘n-roll, kleur en glitter. Een oase in de letterlijk grijze Milanese modewoestijn, maar dan wel eentje met een discotheek: strass-steentjes fonkelen in hemdskragen, op capuchons en mouwen, of vallen als spinnenwebben over de schouders, fluo flitst doorheen zwarte truien, metalen ritsen doorkruisen zachtgele, lederen perfecto’s en glimmende studs belijnen de contouren van smalle, rechte jasjes. Schreeuwerig of kakofonisch is het niet; het visuele geweld wordt vakkundig gepareerd met sobere grijze en zwarte broeken, sweaters in mouton retourné of ruwe, verplukte witte mantels. Boy George draait het ene Europop-plaatje na het andere en Elton John huilt – alweer – op de eerste rij. La Donatella echter stapt het podium op alsof ze Lust For Life in haar hoofd hoort spelen.
Tijdens het defilé van Comme des Garçons daarentegen horen we niets. Rei Kawakubo houdt de laatste tijd niet zo van muziek, dat was de laatste seizoenen bij haar vrouwenshows ook al duidelijk. Een penibele situatie voor de vele snotterende, kuchende en hoestende genodigden in de zaal, want een winterse verkoudheid laat zich moeilijk onderdrukken, vooral niet tijdens een in stilte gehulde presentatie. De Japanse ontwerpster toont een reeks eenvoudige, wollige jassen met geaccentueerde naden en rokken, zowel lange als plooirokmodellen, gedragen over broeken. Dit laatste werkt niet altijd: sommige mannequins, van nature slank en pezig, zien er in de Comme-outfits uit als mollige oude dametjes. Andere jongens lopen er dan weer bij zoals Gaultier, de pionier van het idee dat ze indertijd waarschijnlijk voor ogen zag.
Ook bij Dries Van Noten wordt met de soundtrack geklunkeld en ook hier blijkt dat de bedoeling. De door elkaar schallende deuntjes klinken zoals zijn collectie oogt: een “verkeerde” en toch geslaagde mix van sjofele, afgedragen plunjes, duidelijk geïnspireerd op Oostblok-zigeuners. Z’n tartans, truien met lederen stukken op schouders en ellebogen, halfbedrukte jassen en dof uitziende lederen broeken zijn een welkome afwisseling na de overdosis etnische glansprints.
R af Simons, één van de meest invloedrijke ontwerpers na nauwelijks twee seizoenen in de internationale modearena, heeft een uitstekende smaak als het op popiconen aankomt. Zijn tot op de seconde afgemeten defilé opent met vier Kraftwerk-klonen, rood hemd, zwarte das, teutoonse blik; net echt, hoewel ze een stuk jonger zijn. Simons’ tribuut aan de bestgeklede popgroep aller tijden gaat verder dan een sfeerschepping, net als zijn Vanessa Beecroft-achtige voorstelling van een reeks zwarte blazers die de mini- Ralf und Florians opvolgt. Je kan de beide onderdelen als referentiekaders van zijn esthetiek beschouwen, een leefwereld waar muziek, kunst en dus ook mode vooral op gevoel zijn geselecteerd, zonder achterliggende concepten of moeilijkdoenerij. Uit alles wat Simons doet, spreekt passie, een emotie die overslaat naar veel van zijn tijdgenoten, die dan ook geen uitleg behoeven bij zijn kleren. Zijn grootstadskinderen dragen lange, lederen jassen, soms met een tweede, mouwloze jas in netstof erover, gatentruien als webben boven een witte souspull of scherpe, smalle mantels die zich als schaduwen aftekenen. Een uitstekende collectie die een kras achterlaat op de glimmende surface van heel wat modehuizen.
Walter Van Beirendonck is evenzeer geobsedeerd door identiteit, een zoektocht die hij de laatste jaren op onnavolgbare wijze onderneemt in zijn W<-gedaante. Voor volgende winter heeft hij de perfecte kanalisering voor zijn soms weinig ingehouden experimenten gevonden: alle gadgets, spielereien en hoofdpijnkleuren kan hij nu kwijt in een heuse kinderlijn, een krachtoefening in fantasie die vele concurrenten in het veld terug naar af roept. Nog sterker deze keer is zijn hoofdcollectie, geconcentreerd en samenhangend ontworpen, hoewel bijna alle stukken een deconstructief tintje hebben. Overal zitten ritsen en gaten: doorheen jacquards met zilverdraad, op jassen in krijtstreep, haast volledig bedekt door fluo nylon, door multifunctionele broekpakken. Elk detail heeft z’n functie, soms met verrassende gevolgen, terwijl elk kledingstuk er op zich al boeiend en oogstrelend uitziet, niet altijd een conditio sine qua non bij W<. Ondanks de vele gimmicks straalt de frisheid van de outfits zelf af, wat we alleen maar kunnen toejuichen. Na afloop van zijn show hebben we niemand horen klagen over een gebrek aan verbeelding. Alles kan dus toch beter worden.
Peter De Potter
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier