Onvoorstelbaar maar waar: in zijn nieuwste film “Meet Joe Black” speelt hij “Magere Hein” die bovendien verzot is op pindakaas. Een babbel met Brad Pitt, de country boy die het tot megaster schopte.

Is er dan helemaal geen gerechtigheid in deze wereld? Eruitzien zoals hij eruitziet, en ook nog eens 17 miljoen dollar per film verdienen! De Brad Pitt die hier voor me zit in een hotelsuite in Manhattan – terwijl buiten 30.000 atleten zich afpeigeren voor de New York City Marathon – oogt echter nog altijd als dezelfde eenvoudige Amerikaanse boerenknul die zeven jaar geleden op het Filmfestival van Gent “Thelma and Louise” kwam voorstellen. In deze feministische road movie van Ridley Scott speelde hij de fel opgemerkte bijrol van de begeerde zwerver die van Geena Davis een lift krijgt.

Pitt was toen nog een aanstormend jong acteur, vooral befaamd wegens het poseren voor een spotje voor spijkerbroeken. Intussen heeft hij het helemaal gemaakt in Hollywood, is hij een bankable star van eerste orde (zijn naam volstaat om een productie op het getouw te zetten) en gaat zijn status vergezeld van alle bijbehorende onzin. Een half-uurtje-praten-met-Brad-Pitt komt pas tot stand na heel wat over en weer faxen en e-mailen tussen diverse agenten en pr-mensen. Een gepland gesprek kan tot de vooravond van de oversteek van de oceaan nog afgeblazen worden, en moet voorafgegaan worden door het plechtig ondertekenen van een document, met de belofte om toch maar niets van het interview aan een ander blad te verkopen dan dit waarvoor je geselecteerd werd.

Zou deze Brad Pitt zich zijn simpel bezoekje aan Gent herinneren, toen hij nog ongehinderd door de gevolgen van roem rustig de bloemetjes kon buitenzetten? Toen hij met zijn jonge chauffeur en enkele gelegenheidsmakkers op kroegentocht ging en en passant ook menig Oost-Vlaams meisjeshart sneller deed kloppen?

“Natuurlijk herinner ik me mijn bezoekje aan het Gents filmfestival. Hoe zou ik dat kunnen vergeten: mijn eerste buitenlands reisje in de promotiemallemolen. Ik heb me rot geamuseerd, heb me ook een avondje lazarus gedronken omdat ik het Belgische bier had onderschat.”

Om nu nog te kunnen doorzakken, moet Pitt eerst een legertje paparazzi verschalken. “Het verlies aan privacy is door niets te compenseren”, zegt Pitt. “Onvoorstelbaar wat sommige lieden allemaal doen om in je privé-leven te snuffelen: ze wroeten in je huisvuil, gaan je overal achtervolgen, klauteren over de omheining rond je huis, dringen zelfs ’s nachts in je slaapkamer binnen. Heb ik zelf meegemaakt! Het blijft akelig, maar je leert je aanpassen aan de situatie, je leven anders in te richten. Al mijn papieren worden door de versnipperaar gejaagd. Ik liet bomen planten die het zicht belemmeren op mijn huis. Als ik echt geen zin heb om hun nieuwsgierige blikken te trotseren, blijf ik lekker binnen. Kom ik toch buiten, dan heb ik geleerd om die persmuskieten te misleiden.”

De nieuwste generatie paparazzi vergelijkt hij met premiejagers en stalkers. “Ze zijn goed georganiseerd, volgen je met twee of drie auto’s, communiceren met elkaar via hun gsm’s. Soms speel ik het spel mee: ik laat me volgen en rij nergens heen, zit ergens drie uur achter een poort te wachten. Wat wil je, het is een kat en muis spelletje.”

Pitt vertelt hoe opgelucht hij is met een pas gestemde wet op de bescherming van de privacy, die per 1 januari 1999 in Amerika in voege treedt. Daardoor zal het verboden zijn om iemand in zijn privé-domein te filmen of te fotograferen, zelfs wanneer de uitkijkpost zich op publiek domein bevindt. Volgens Pitt betekent dit geen inbreuk op het vrijheidsideaal waar Amerikanen zo hoog mee oplopen. “Ik weet dat onze vrijheid heilig is, maar de grondleggers van de Amerikaanse constitutie konden nooit voorzien dat het zo uit de hand zou lopen: zij hadden geen weet van telelenzen of helikopters.” En Pitt kàn meepraten over telelenzen: een door een paparazzo geschoten frontale naaktfoto van de acteur kan dankzij Internet door iedereen worden gekeurd.

Brad Pitt is in New York om “Meet Joe Black” te promoten. De volgende avond heeft hier de wereldpremière plaats, en dan zal – zo weet de Gotham-pers later fijntjes te vertellen – regisseur Martin Brest bij zijn eigen film in slaap vallen. Wat natuurlijk meteen cynische opmerkingen uitlokt over de uitputtende lengte van de prent. Maar een spreekbuis van de studio insisteert dat het gewoon ligt aan de uitputting van de regisseur, die dag en nacht heeft gezwoegd om zijn nieuwste opus tijdig in de zalen te krijgen.

“Meet Joe Black” is een drie uur durende remake van “Death Takes a Holiday” uit 1934. Toen had de regisseur echter maar 78 minuten nodig om het verhaal te vertellen van de Dood die de wereld van de levende zielen betreedt en er verliefd wordt.

De casting van Brad Pitt in “Meet Joe Black” is een mes dat aan twee kanten snijdt. Hij moet de jongelui naar de bioscoop lokken, een publiek dat niet meteen zit te popelen voor een film waarin mediatycoon Anthony Hopkins nagenoeg de hele tijd afscheid neemt van het leven en alles zo goed mogelijk probeert te regelen voor hij zich bij het onvermijdelijke neerlegt. Om dit uitstel te krijgen, sluit hij een akkoord met Magere Hein: hij zal de Dood introduceren in de wereld van de levenden. Bijkomende verwikkelingen rijzen als de Duistere Bezoeker verliefd wordt op de mooie dochter ( Claire Forlani) van de machtige zakenman.

Maar naast box office appeal is er ook nog zoiets als gezonde logica. Brad Pitt als de Dood? Laat ons niet lachen: mocht de dood inderdaad zulke gedaante aannemen dan werd het allicht drummen om het hoekje te mogen omgaan.

Regisseur Martin Brest wist aanvankelijk zelf niet goed hoe hij dit concept aan Pitt moest verkopen. Tijdens een lunch probeerde hij met handen en voeten uit te leggen waar het in dit mystieke drama om draaide. Waarop Pitt het op zijn manier samenvatte: “De Dood komt op de aarde en scoort bij de vrouwen.” Pas toen hij het script las, zag de acteur dat er veel meer in stak. “Het weerspiegelde alle gevoelens die ik zelf heb over liefde en verlies. Iedereen vraagt zich wel eens af: als ik plotseling zou sterven, hoe zou ik zelf op mijn leven terugkijken?”

Kan hij misschien iets meer vertellen over die gevoelens? “Daarvoor zou ik een paar dagen nodig hebben”, antwoordt Pitt. Maar hij wil het wel even kort samenvatten: “Liefde is mooi en verlies is klote.”

Gelooft hij zelf in die andere wereld waar “Meet Joe Black” het over heeft? “Absoluut. Ik geloof dat er iets is. Ik heb er alleen geen flauw benul van wat het is, en ik denk ook niet dat ik het zal te weten komen vooraleer het mijn beurt is. Ik kan alleen niet geloven dat het ophoudt bij de dood, er moet een of andere transformatie zijn. Ik heb het gevoel dat er nog iets meer komt.”

Omdat research voor het spelen van Magere Hein niet zo evident is, werd er vooral veel gediscussieerd tussen Pitt, Brest en scenarist Bo Goldman. “Het belangrijkste was om een juist evenwicht te vinden tussen de almacht van de dood en zijn naïviteit als hij onze wereld ontdekt. Het belangrijkste voor mij was zijn gevoel van verbazing. Elk moment beleeft hij iets nieuws. Dàt moest ik overbrengen.”

Martin Brest kan inderdaad maar niet genoeg krijgen van die kleine momenten, zoals Pitts passie voor pindakaas die eindeloos over hele scènes wordt uitgesmeerd.

Misschien is de vraag een beetje voorbarig gezien Pitt pas 35 is, maar toch waag ik het erop: zette die rol hem aan het nadenken over zijn eigen sterfelijkheid? “Tijdens de opnamen was ik er niet mee bezig, ook al omdat ik me aan de andere kant bevind. Ik begon er pas over na te denken toen ik de film zag, bij die afscheidsscènes tussen Tony en Claire.”

Pitt had al eerder met Anthony Hopkins gewerkt in het melodramatische familie-epos “Legends of the Fall” en zegt nu nog meer verbaasd te zijn over zijn talent dan de eerste keer. “Hij is de beste die we hebben. He’s the king! Hij geeft me niet echt advies, ik leer gewoon door naar hem te kijken, door het allemaal in mij op te nemen.” Maar ook het werk van veel van zijn jonge collega’s maakt indruk op Pitt. “Ik was weg van Ewan McGregor en Jonathan Rhys Meyers in “Velvet Goldmine”. En Ed Norton was schitterend in “American History X”. Ook Benicio Del Toro bewonder ik zeer. Dat zijn de kerels die me inspireren.”

En in het verleden? “Oh, gewoon de groten met wie ik als kleine jongen opgroeide: Pacino in “Dog Day Afternoon”, Nicholson in “Cuckoo’s Nest”, Redford en Newman in “Butch Cassidy and the Sundance Kid”.”

Aanvankelijk werd Pitt zelf een beetje als een James Dean-kloon beschouwd, maar hij beweert tijdens zijn jeugd nooit van Dean of zelfs van Marlon Brando gehoord te hebben. Hij ontdekte die iconen van het rebelse Amerika pas toen hij veel later in Californië belandde. Wat al enig idee geeft in welk boerengat in het Amerikaanse zuiden hij opgroeide.

Pitt werd in 1963 geboren in Shawnee, Oklahoma, en groeide op in Springfield, Missouri, waar er naar eigen zeggen weinig te beleven viel. “Cultureel was het er een echte woestenij. Om iets mee te maken of interessante mensen te ontmoeten, moest je er wel op uit trekken.”

Eerst probeerde de stoere country boy iets te doen in de reclamewereld of de journalistiek. Aan film had hij gewoon niet gedacht. “Bij de film gaan stond gewoon niet op het lijstje van mogelijkheden waar ik opgroeide. Het heeft jaren geduurd vooraleer ik doorhad dat ik met acteren mijn brood kon verdienen. Ik herinner me nog heel goed het moment dat ik dit besefte en tot het besluit kwam om mijn studies aan de universiteit van Missouri niet af te maken. Had ik niet voor het acteren gekozen, dan was dit ook geen drama geweest en was ik allicht in het grafisch design beland.”

Nu hij het over zijn interesse in design en architectuur heeft, lijkt hij voor het eerst echt gepassioneerd, al wordt zijn enthousiasme nog altijd even vaag verwoord: “Ik ben geïnteresseerd in wat de toekomst brengt voor architectuur en design. Ik vraag me af wat architecten gaan doen met alle invloeden waar ze aan blootstaan. Het draait toch allemaal rond perceptie en het creëren van harmonie.”

Zijn voorkeur gaat uit naar de Engelse Arts & Crafts-beweging, de Europese art nouveau, Mackintosh in Schotland, Gaudi in Spanje, Frank Lloyd Wright in Amerika, maar ook naar de vroege modernisten en de vormgeving uit de fifties en de sixties. Met kerstmis hoopt hij het recente Guggenheim-museum in Bilbao te bezoeken.

Vol enthousiasme praat hij ook over de Mexicaanse cameraman van “Meet Joe Black”. Hij noemt Emmanuel Lubezki “één van de groten”, vond het fascinerend om met hem te praten over de grote meesters van de schilderkunst aan wie hij in zijn belichting refereert.

Pitts verbondenheid met de cameraman is vrij logisch: meer dan ooit wordt hij in “Meet Joe Black” door de camera geadoreerd en is de film een lofzang op zijn fysieke schoonheid. Er onwaarschijnlijk goed uitzien heeft ook zijn nadelen: pretty boys worden maar zelden als acteur au sérieux genomen. Ook Brad Pitt, nog door velen beschouwd als mannelijk pendant van het domme blondje, kan daarvan meepraten. Toch is hij bijlange geen slecht acteur. Zijn bijrol in “Twelve Monkeys” bezorgde hem zelfs een eerste oscar-nominatie.

“Meet Joe Black” biedt Brad Pitt echter zelden de kans om te tonen wat hij in zijn mars heeft. Meestal loopt hij er alleen maar mooi bij, zo nonchalant mogelijk pronkend met zijn ijdelheid. Hij kreeg voor de gelegenheid een nieuw kapsel: vlasgeel gekleurd en in wilde lokken naar voren gekamd. Omdat alle scènes zo langgerekt zijn, heb je tijd zat om de montagefoutjes in de beeldovergangen te zien: bij vele opname/tegenopname-scènes valt zijn haar telkens anders op zijn voorhoofd.

Een probleem dat zich niet zal stellen in zijn volgende film “Fight Club”, waarvoor hij volledig kaalgeschoren werd en waarin hij ook met een afgebroken voortand aantreedt (om het zo authentiek mogelijk te maken liet hij de tandarts ook zijn perfect gebit beschadigen). Hij werkte voor die film opnieuw samen met David Fincher, de regisseur van “Seven”, een naargeestige thriller waarin hij een politiespeurder speelt die jacht maakt op een seriemoordenaar. “Seven” werd onder andere beroemd als de film waarin Gwyneth Paltrow aan het eind letterlijk haar hoofd verliest.

“Het is een heel bijzondere film, met geen enkele andere te vergelijken”, zegt Pitt over “Fight Club”. “Het gaat over twee kerels die boksmatchen organiseren, elkaar afranselen, en daar ook plezier in scheppen. Maar er zit veel meer achter. Het is niet alleen een parabel over angst en agressie, het gaat ook over de vrijheid die je ermee kunt winnen. Ik weet dat het allemaal vaag klinkt, maar het is een metafoor. Hopelijk wordt het allemaal wat duidelijker als de film straks in de bioscoop komt.”

Toen hij het script las van “Fight Club” was Pitt lang niet zeker of het verhaal wel zou werken, maar hij had op dat gebied het volste vertrouwen in David Fincher. “Hoe belangrijk een script ook is, het belangrijkste blijft voor mij wie het verhaal vertelt. Ik leg mijn lot in de handen van de regisseur. Ik kan maar zo goed zijn als hij mij weet te kneden. Daarom moet ik hem ook kunnen vertrouwen, moeten we op dezelfde golflengte zitten, vooral omdat je ook tijdens de montage nog alle kanten uit kan met een film.”

Anders dan veel van zijn collega’s heeft Pitt geen interesse om zelf te produceren of regisseren. “Regisseurs en producers geven vaak twee, drie jaar van hun leven om die ene film te kunnen maken. Ik denk niet dat ik dat zou kunnen opbrengen. Ik ben niet bereid om daarvoor al die andere zaken te laten vallen die belangrijk zijn in mijn leven.”

Pitt lijkt in ieder geval goed te kunnen omgaan met de roem van de bliksemsnel omhoog geschoten ster. Al laat hij zelf doorschemeren dat dit best schijn zou kunnen zijn. “Wie zegt u dat ik evenwichtig omga met mijn succes? Er zijn van die momenten dat ik absoluut niet het gevoel heb dat ik het allemaal in de hand heb. Ik denk dat ik inderdaad de meeste valstrikken van het snel beroemd worden, heb kunnen vermijden. Maar ik blijf toch met vele vragen zitten. Ik twijfel nog altijd, probeer voortdurend voor mezelf uit te maken wat mij motiveert, waar mijn prioriteiten liggen. Ik probeer vooral trouw te blijven aan mezelf, mezelf los te koppelen van de hype die rond mijn persoon hangt. Als je alle lof die je wordt toegezwaaid gaat geloven, groeit ook de angst om afgewezen te worden. In die valstrik wil ik niet lopen.” En hij voegt eraan toe: “Hoe goed je de dingen ook gescheiden probeert te houden, gebeurtenissen in je privé-leven zullen altijd de vertolking kleuren van de film waarmee je op dat moment bezig bent.” Een indirecte verwijzing naar de breuk tussen Pitt en zijn vriendin Gwyneth Paltrow tijdens de opname van “Meet Joe Black”? Crisis die hij volgens zijn co-ster Anthony Hopkins perfect wist op te vangen. Hopkins: “Hij maakte een kwaaie periode door toen we de film draaiden. Vanwege zijn breuk met hoe-heet-ze-nu-ook-weer zaten paparazzi hem voortdurend op de hielen. Hun scheiding werd in de bladen breed uitgesmeerd. Allemaal heel pijnlijk voor Brad. Op een dag heeft hij er ook met mij over gesproken. Wat kon ik hem zeggen? That’s life! Zo zit de wereld nu eenmaal in elkaar. Maar het heeft zeker zijn werk niet geschaad. Hij is een stille jongen, met gevoel voor humor.”

Het zeer drukke liefdesleven van Pitt blijft de tabloids bezighouden. Volgens recente geruchten wordt hij aan de actrice Jennifer Aniston gekoppeld. Als hem gevraagd wordt om die relatie te bevestigen, ontwijkt hij grappend het antwoord en beroept zich op het vijfde amendement van de Amerikaanse grondwet, dat afgedwongen getuigenis tegen zichzelf verbiedt: “Ik weet echt niet wat ik daarop moet antwoorden. I’m taking the Fifth!”

“Meet Joe Black” komt op 30 december in de bioscoop.

Patrick Duynslaegher

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content