Toen hij amper veertien jaar oud was, begon de Amerikaan Don Carpentier huizen te verzamelen om een eigen dorp te bouwen: Eastfield. Het is geen openluchtmuseum, maar een soort studiecentrum waar ambachtslui worden opgeleid.

Eastfield ziet er stukken ouder uit dan het nabijgelegen Nassau, op de grens van de staten New York en Connecticut. Toch is het dorp amper dertig jaar oud. Maar er staan wel huizen die al twee eeuwen de tijd trotseren. Don Carpentier bracht ze samen in een bos. Overal koopt hij oude panden op om ze hier herop te bouwen. Hij begon als veertienjarige oude spullen en bouwsels te verzamelen. Niet alleen woningen, ook schuurtjes, ijskelders en winkels. “Ik was al vroeg bezeten van gebouwen en besloot dan ook om architect te worden. Na vier jaar universiteit zag ik het niet meer zitten om alleen achter de tekentafel te staan, ik wilde zelf de handen uit de mouwen steken. Na het behalen van mijn diploma in de historische architectuur begon ik te bouwen.”

Voor hem is dit niet zomaar een verzamelwoede, maar ook een reddingsactie. “Toen ik een kind was, zagen de dorpen er nog uit zoals Eastfield. Maar de oude huizen kwamen leeg te staan en raakten vervallen. Nu is bijna alles afgebroken. De mensen hebben de mooie houten bouwsels geruild voor beton en plastiek: rommel die er afschuwelijk uitziet en nooit mooier wordt. Wat vandaag wordt opgetrokken, mist alle fierheid en is niet bedoeld om te blijven staan. Kijk maar naar de winkels in shoppingcentra: vreselijk. Bovendien zien ze er overal hetzelfde uit, van Houston tot in Londen.” Ondertussen gaat het patrimonium verloren en verliest elke streek zijn eigen architectuurstijl.

Don Carpentier gaat de boer op en koopt vervallen gebouwen op. De meeste historische bouwsels zijn toch onbeschermd en kunnen gemakkelijk worden verplaatst, want ze zijn van hout. Vreemd is dat niet, ook bij ons werden vroeger houten schuren, ateliers, woningen en molens verkocht en verplaatst.

Zo’n vervallen bouwwerk kost geen fortuin, maar de restauratie is een hele klus en vergt flink wat vakkennis. Ondertussen heeft architect Carpentier, bijna als eerbetoon aan zijn familienaam, zichzelf opgeleid tot schrijnwerker en aannemer. “Ik doe tachtig procent van de arbeid zelf, van het metselen van de funderingen tot en met het bouwen van het dak en het maken van vensterramen.”

Carpentier gaat niet over één nacht ijs. Hij documenteert zich grondig. Vóór de afbraak wordt een pand op zijn originele site uitgebreid gefotografeerd, opgemeten en getekend. Alle onderdelen worden zorgvuldig genummerd. Wat stuk is, wordt nauwkeurig vervangen. Reparaties gebeuren volgens de regels van de kunst, zonder moderne hulpmiddelen. Bomen worden in een lokale traditionele zagerij (aangedreven door een watermolen) verzaagd tot planken. Behalve in zijn eigen woning is er in heel Eastfield nauwelijks elektriciteit en geen stromend water. Don Carpentier bouwt zelfs zijn binnenwanden op traditionele wijze, zonder plaasterplaten, maar met op een latwerk aangebrachte stuc. De muren zijn geschilderd met ouderwetse kalkverf. De decoraties met sjablonen gaan terug op oude voorbeelden. Boven in de kerk heeft hij een soort stapelplaats-museum waar van deuren, kroonlijsten, vensters en fragmenten stucversieringen worden bewaard om als voorbeeld te dienen. Nergens wordt er dus gefantaseerd, zelfs de wandbeschilderingen zijn nauwkeurige reconstructies van wat Don zelf ter plaatse heeft gevonden.

Eastfield is toch zo’n zes hectaren groot en bevat tientallen gebouwen. In het midden staat een mooie kerk. “Gevonden in een dorp hier vijftig miles vandaan. Ze werd gebouwd in 1836. Ernaast staat een winkel uit 1811, die bijna zuiver Hollands van stijl is. Er is ook een feesthuis met balzaal uit 1793. En voor de kerk staat een dokterswoning uit het begin van de vorige eeuw.” De architectuur is bijzonder elegant, want de proporties zijn evenwichtig en simpel. Het kleurenpalet van de exterieurs en interieurs is schilderachtig en lijkt Scandinavisch van inspiratie.

Voor Don Carpentier is Eastfield geen openluchtmuseum. Het is ook niet open voor het publiek. Hij leidt wel geïnteresseerden en vaklui rond. Voor hen is Eastfield ook bedoeld. Van de heropbouw, restauratie en de reconstructie wordt gebruikgemaakt om opnieuw ambachtslui op te leiden. In de zomer organiseert Carpentier ook workshops rond traditionele beroepen zoals koperbewerking, stucwerk, vloerbekleding, zilversmederij, houtbewerking en ceramiek. Voor dit laatste staat hijzelf in; hij runt in Eastfield een klein atelier waar perfecte kopieën worden gemaakt van Engelse en Amerikaanse creamware. De docenten komen net als de studenten van overal ter wereld. Iedereen logeert in de primitieve huisjes van het dorp. Dan komt Eastfield eventjes tot leven.

Piet Swimberghe / Foto’s Jan Verlinde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content