Een kruising tussen Versailles en Antwerpen, noemde Victor Hugo haar ooit. Burgemeester Alain Juppés ambitieuze renovatie van de ‘bord d’eau’ bezorgt de majestueuze stad aan de Garonne een heel nieuwe identiteit.

Of ik misschien wat pâté de campagne bij de méli-mélo d’huitres wens, wil de knappe, jonge kelner van Chez Philippe weten. Toen ik op het met potpalmen afgeschermde terrasje op de Place du Parlement neerzeeg, was het restaurant nog niet open en liep diezelfde jongen nog in een wit onderhemdje rond. Maar een aperitiefje kon ik alvast krijgen. Het beste tafeltje ook ; de tijd dat alleen reizende dames stiefmoederlijk behandeld werden, is lang voorbij. ‘Méli-mélo’, daar wordt een mens vanzelf vrolijk van en de combinatie met pâté lijkt me aangenaam decadent. Laat maar aanrukken, jeune homme, maar trek eerst een overhemd aan, dat is beter voor mijn gemoedsrust.

Toegegeven, ik had een beter moment kunnen kiezen om Bordeaux te verkennen. AlainJuppé heeft grootse plannen met zijn stad : er worden tramlijnen aangelegd en de lang verwaarloosde quais langs de Garonne worden tot een aantrekkelijke waterfront omgetoverd, wat maakt dat grote delen van Bordeaux tijdelijk in een stoffige en lawaaierige bouwplaats omgetoverd zijn. Toeristen worden er gek van, de inwoners ondergaan de chaos merkwaardig gelaten. Alles went, nietwaar. Dat de stad ondanks plaatselijke hinder toch weet te charmeren, zegt veel. Er zijn trouwens nog plekken genoeg die van het bouwgeweld gespaard blijven. De sfeervolle Place du Parlement, bijvoorbeeld, waar op een warme juniavond het zuiderse geluid van gierzwaluwen overheerst. Een glas koele graves helpt natuurlijk ook.

Vernieuwing zonder stijlbreuk

In de achttiende eeuw was Bordeaux de grootste haven van Frankrijk, maar sinds de wijn over land vervoerd werd, plooide de stad zich enigszins op zichzelf terug. Dat is de laatste jaren fel aan het veranderen, weet Justin Onclin, Limburger én innemend man van de wereld. Uit passie voor het product koos de wijnproducent en -handelaar en huidig pdg van GaultMillau begin jaren tachtig Bordeaux als uitvalsbasis en hij kent de stad dan ook als zijn broekzak. “De grote vraag naar bordeauxwijnen op wereldniveau heeft de markt opengetrokken en de bewoners, waarvan er veel rechtstreeks of onrechtstreeks van de wijn leven, een zekere ouverture d’esprit gegeven waaraan de stad nu wordt aangepast. De welstand is er, de ambitie ook. Je ziet het overal in Europa : men gaat uit van de natuurlijke situatie en probeert die zo goed mogelijk tot haar recht te laten komen. In dit geval door de stad naar de stroom toe te keren. Het interessante is dat het hier met allure gebeurt : de vernieuwingen worden zonder stijlbreuk in het oude Bordeaux ingebed.”

Een kerk meer of minder

Als ik zit te ontbijten op het dakterras van het chique Libertel Claret, een onderdeel van de ultramoderne Cité mondiale aan de Quai des Chartrons, ben ik geneigd Onclin gelijk te geven. Het uitzicht over de stad aan de machtige Garonne, blikkerend in de ochtendzon, geeft me zin om meteen op verkenning te gaan. Links de Colbert, een kruiser die hier permanent voor anker ligt en voor evenementen gebruikt wordt. Rechts steekt het Monument aux Girondins boven alles uit. Aan de voet ervan strekt zich de Esplanade des Quinconces uit, het grootste plein van Europa, met rostrazuilen en een klaterende fontein vol triomfwagens en briesende paarden. Wat verder de ivoorkleurige paleizen op de Place de la Bourse, gebouwd ter ere van Lodewijk XV en de gouden Flèche van de gotische Basilique Saint-Michel, door de Unesco tot werelderfgoed uitgeroepen. Bordeaux ligt op de pelgrimsroute naar Santiago de Compostela, er werd dan ook niet op een kerk gekeken. De Cathédrale Saint-André met zijn prachtige gesculpteerde toegangspoorten en aparte klokkentoren Pey-Berland is bijna even indrukwekkend als de Notre Dame in Parijs ; in de Basilique Saint-Seurin zou Karel de Grote na de slag van Roncevaux de hoorn van de heldhaftige Roland gedeponeerd hebben, maar die is intussen blijkbaar zoekgeraakt. De archeologische crypte onder de kerk met zijn merovingische sarcofagen spreekt hoe ook tot de verbeelding.

Maar het liefst van al slenter ik door de smalle straatjes van het oudste stadsgedeelte. De wijk Saint-Pierre, ten zuiden van de levendige verkeersvrije winkelstraat Rue Sainte Cathérine, is waar het lang geleden allemaal begon, in de Gallo-Romeinse haven Burdigala. Saint-Eloi is nog pittoresker. Dit is het Bordeaux van Victor Hugo, niet voor niets werden hier scènes van de film Les Misérables opgenomen.

Bordeaux is een stad waar goed geleefd wordt. Caroline, de assistente van Justin Onclin, neemt me mee voor een ronde langs de mooiste boetieks. Prada, Gucci, Miu Miu, Gaultier,Dolce&Gabbana, Chloé,John Richmond… Modebewuste bordelaises hoeven niet naar Parijs om zich in het nieuw te steken, zoveel is duidelijk. De Vuitton-boetiek is ook architectonisch een pareltje, met achterin een soort impluvium, als in een Romeinse villa. Verder opvallend veel mooie interieurwinkels met huislinnen en stoffen die uitnodigen tot strelen en betasten. Een mens zou er verdorie honger van krijgen. Wat in de chique wijk Triangle tussen het Grand Théatre en de Place des Grands Hommes absoluut geen probleem is. Caroline heeft en tafeltje gereserveerd in het feestelijke Café Gourmand, waar rasechte charmeur Bruno Olivier een publiek van nonchalant-elegante levensgenieters schijnt aan te trekken. Veel moois om naar te kijken dus en niet alleen op mijn bord. De risotto met gemarineerde calmars is anders behoorlijk opwindend.

Het meest geslaagde glas in dertig jaar

Wijn negeren in Bordeaux is zoiets als casino’s links laten liggen in Las Vegas. De meest grandioze châteaux, de meest prestigieuze appellaties liggen binnen een straal van twintig, dertig kilometer van de wijnhoofdstad. Médoc op de linkeroever van de Garonne, St-Emilion en Pomerol rechts. Met Justin Onclin rijd ik door een licht golvend landschap met keurige dorpjes tussen met rozenstruiken afgeboorde wijngaarden naar Château Prieuré-Lichine, een met klimop begroeide voormalige priorij die sinds 1855 een Margaux Grand Cru Classé voortbrengt. Traditioneel waren de châteaux in de Médoc altijd vrij gesloten, maar de laatste jaren zijn ze er meer en meer op ingesteld om bezoekers te ontvangen. Niet dat het de eigenaars er echt om te doen is om op die manier een paar flesjes te slijten. Wijnliefhebbers komen ook niet naar zo’n kasteel om koopjes te doen, de wijn kost er evenveel als in België.

Onclin : “Maar je ziet de wijngaarden en de kelders, je maakt kennis met de eigenaar of de keldermeester, je krijgt het hele verhaal achter zo’n huis en dat maakt de ervaring van het wijn drinken des te intenser.” De sfeervolle priorij is trouwens al langer op wijntoerisme ingesteld, dankzij de inspanningen van voormalig eigenaar Alexis Lichine, ‘ le pape du vin’, die zich onvermoeibaar inzette voor het imago van de bordeaux. Op een warme junidag is een lunch tussen de koperen pannen van de frisse priorijkeuken een verademing. Uiteraard hoort daar een glaasje Château Prieuré-Lichine bij. Over de millésime 2000 schreef die andere wijnpaus, Robert Parker, dat het de meest geslaagde jaargang in meer dan dertig jaar is. Wie ben ik om hem tegen te spreken ? n

Linda Asselbergs en Guy Charneaux

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content