Boeken
REDACTIE GRIET SCHRAUWEN
THRILLERS
Eigenlijk moet je je hart vasthouden als een thriller begint met een lijst van de personages die de roman zullen bevolken. Meestal wil dat zeggen dat de auteur zijn helden niet goed genoeg kan tekenen opdat ze in ons geheugen zouden verankeren. Alexandra Marinina, een van de populairste schrijvers in Rusland, heeft nog een ander excuus: die Russische namen liggen ons niet zo goed. In Kringloop van geweld ( Luitingh-Sijthoff, 15,85 euro) komt de vaste heldin van Marinina, NastjaKamenskaja, tot de conclusie dat er in bepaalde wijken van Moskou veel meer agressiviteit is dan in andere. Hoe komt dat, zo vraagt de misdaadanaliste zich af. Na meer dan driehonderd saaie bladzijden verneem je dat. Een teleurstelling: over het dagelijks leven in het kapitalistische Moskou kom je nauwelijks iets te weten. Vreemd dat Alexandra Marinina, zelf ooit een heel serieuze officier bij de recherche, miljoenen boeken verkoopt. Misschien is de televisiereeks beter.
In de bergen van Noord-Carolina is een vliegtuig neergestort. Achtentachtig doden, gruwelijk verbrand. Werk aan de winkel voor Temperance ‘Tempe’ Brennan, forensisch antropologe. Dat is een specialist in de identificatie van botten; iemand die ter hulp komt als een autopsie geen zin meer heeft omdat het lijk té verminkt is. Dat is de job van de Amerikaans-Canadese professor Kathy Reichs, die sinds een jaar of vijf ook thrillers schrijft waarin haar werk aan bod komt. Tempe, haar heldin, is met Fatale vlucht ( Uitgeverij M, 14,95 euro) aan het vierde avontuur toe. Ze vindt het heel vreemd dat tussen de wrakstukken ook een voet steekt die onmogelijk van een van de passagiers kan komen. Reichs vertelt goed en vermengt het privé-leven van haar heldin met haar professionele activiteiten. De lezer heeft soms een sterke maag nodig. En Fatale vlucht is ook geen thriller om te lezen als u de volgende dag het vliegtuig neemt.
De Britse misdaadschrijfster Frances Fyfield schrijft vaak over vrouwen die bang zijn voor de mannen in hun leven. Gedeeltelijk is dat ook het thema van haar jongste thriller De aard van het beest ( Archipel, 17,95 euro). Een intrigerend verhaal over op het eerste gezicht nogal excentrieke personages. Zeer Brits, zoals we ons dat voorstellen. Wat moet je immers denken van Douglas Petty, een gewezen advocaat van midden veertig, die een fortuin heeft geërfd van zijn vader als hij maar voor de honden blijft zorgen? Petty mag niet langer pleiten omdat hij met zijn foto in de roddelpers is verschenen, blijkbaar un flagrant délit met een labrador. Hij vraagt aan juriste Elisabeth Manser tegen de krant een proces aan te spannen wegens laster. En dan is er nog Amy, de vrouw van Petty, die als kroongetuige moet optreden. Ze verdwijnt bij een treinongeval. Sommigen denken dat dood is, maar ze is weg omdat ze haar man niet wil helpen. Elisabeth denkt dat Petty zijn vrouw mishandelt en voelt zich ongemakkelijk met de zaak. Een proces wegens laster wordt een moordzaak. Fyfield vertelt elegant en overtuigend een ogenschijnlijk grotesk verhaal. (FB)
OORLOG EN LIEFDE
Saffie is twintig als ze zich in Parijs als dienstmeisje aanmeldt bij een succesvol musicus. De fluitist wordt op slag verliefd op dit mooie zwijgzame meisje en hoewel hij niets over haar achtergrond weet, trouwen ze al snel. Ze krijgen een zoon, maar ook tegenover de baby blijft Saffie onverschillig. Op een dag moet ze voor haar man naar de joodse wijk in Parijs. Ze ontmoet er de Hongaar András en er ontstaat een passionele relatie. Langzaamaan komen we meer te weten over het verleden van Saffie en haar joodse minnaar. András heeft de holocaust overleefd en is tijdens de Hongaarse revolutie naar Parijs gevlucht. Saffie zit als Duitse vol verdriet en schuldgevoelens en kan daar alleen met András over praten.
Het teken van de engel ( Bert Bakker, 15,95 euro) van de Canadese Nancy Huston (1953) is o.a. genomineerd voor de Prix Fémina en kreeg in 1999 de prijs van de lezers van het blad Elle. Het is een aangrijpende roman over de gevolgen van een oorlog waarin gewone mensen allemaal volslagen verliezers zijn.
Adrien Fournier is een jonge ingenieur van begin de twintig als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt. Op een verkenningsmissie aan de Maas, op zijn eerste dag aan het front en nog voor hij een Duitser heeft gezien, wordt hij verminkt in het aangezicht door een schrapnel. Fournier belandt in een zaaltje van een militair ziekenhuis bij Parijs. De officierskamer ( Arbeiderspers, 17,95 euro) heet dat zaaltje zonder spiegels. Vijf jaar werken de artsen aan hem omdat ze met dit soort verwondingen nauwelijks ervaring hebben. Later komen er nog meer officieren die nauwelijks herkenbaar zijn. Enkelen knopen een hechte vriendschap aan, en die helpt hen te overleven, ook als de oorlog allang voorbij is. De officierskamer is het debuut van de Fransman Marc Dugain. Hij steunde zijn verhaal op wat zijn grootvader in 1914 is overkomen. In nauwelijks 130 bladzijden evoceert Dugain op een sublieme maar eenvoudige manier de wreedheid van een oorlog en de wil tot overleven. Wat begint als een doodgewone liefdesgeschiedenis eindigt als een ontroerende en krachtige aanklacht tegen het leed dat mensen elkaar aandoen. Maar meteen is deze meesterlijke korte roman ook een ode aan de vriendschap. Het beste wat ik de laatste maanden heb gelezen. (FB)
GIDSEN
Nadat we ons met noties Portugees, Spaans, Italiaans, Grieks of zelfs een vleug Servo-Kroatisch uit de slag trokken om een biertje, een lokaal gerecht of een zomerlief te versieren, is met de spectaculaire groei van het toerisme het moeilijkere werk aan de beurt. Wie gaat niet buiten Europa op reis? We kennen weliswaar jambo, een stopwoord in het Swahili om in Kenia of Tanzania lokale bewoners te begroeten, maar daarna wordt het meestal stil. Lonely Planet, bekend van zijn zakelijke reisgidsen boordevol goed(kop)e adressen, brengt nu taalgidsen op de markt: Taalgids Swahili voor Oost-Afrika-gangers en Taalgids Hindi & Urdu (Lonely Planet, elk 9,99 euro) voor reizigers naar India of Pakistan. Kleine boekjes, maar uitgebreid met grammatica, uitspraak en schrift, met een alfabetische woordenlijst en zinnen die gegroepeerd zijn rond een bepaald thema. Zeer zeker is zo’n zakgids van 250 bladzijden te omvattend voor wie één keer een land bezoekt, maar tegelijk is het een compacte introductie tot gewoonten, gevoeligheden en religieuze gebruiken van de mensen. Met korte toelichtingen bij ieder hoofdstuk zijn de boekjes meteen culturele gedragsgidsen in miniatuur. En waar het dan wel over gaat? Over communicatie en dialoog. En over respect dat in die aangeleerde woorden en zinnen is gestold tot een blijk van bescheidenheid, openheid en vriendelijkheid zonder dewelke toerisme en reizen al te lang eenrichtingsverkeer zijn gebleven. Een simpel habari in het Swahili, namaste in het Hindi of shukriya in het Urdu en je krijgt er veel voor terug.
Ze liggen zwaar in de hand, zeker als je ze als zakgids gebruikt. Dat komt door het luxepapier om de soms overrompelende beelden tot hun recht te laten komen. Met om en bij de 400 bladzijden en 250 tot 280 foto’s, respectievelijk voor Griekenland en China, is dat een stevige brok. Wat met het gelijknamige magazine is gelukt, wil The National Geographic Society onder het motto “een eeuw aan reiservaring in elke gids” nu met haar reeks Reisgidsen ( Kosmos, 22,99 euro) bereiken: de markt van de toeristische handleiding veroveren. Tussen het groeiend aanbod aan gidsen presenteert de reeks opnieuw twee titels in het Nederlands. Op een bijna verzadigde markt moet je dus goeie waar bieden. Op de achterflap gebeurt dat met de belofte “het land te bereizen zoals dat nog nooit met een reisgids mogelijk was.” Ambitieus, arrogant, klopt het? Willekeurig valt Griekenland open op Santorini, dat precies één pagina telt op de zestien die zijn toegemeten aan de Cycladen, toch de belangrijkste Helleense eilandengroep. Mooie foto’s, maar de informatie blijft schaars, elementair en oppervlakkig (en het klopt al helemaal niet dat Oia een rustige plek zou zijn, als dagelijks honderden pelgrims naar de zonsondergang komen kijken). China dan, met het terracottaleger van Xi’an, de metamorfose van Shanghai of de schittering van Hongkong: de info is uitgebreider, de lezer blijft niet echt op z’n honger en telkens zijn daar een paar foto’s die over een bestemming meer zeggen dan vele pagina’s tekst. Dat is natuurlijk ook een troef. Het blijft ambivalent. Tussen een inleidend hoofdstuk over geschiedenis en cultuur en de uitleidende Reiswijzer met praktische informatie blijven de teksten overzichtelijk maar bondig. Als de reiziger in een boek een land al zou kunnen bereizen op een manier zoals die nooit eerder mogelijk was, dan niet in de teksten van deze reeks, maar af en toe in haar uitzonderlijke, verleidelijke beelden. (MG)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier