BOB VAN REETH
ARCHITECT
Ik ben architect geworden, omdat ik compleet ongeschikt was voor iets anders. In mijn humaniora was ik bezig met basket en tennis, en moest een paar keer blijven zitten, tot ik overschakelde naar het artistieke humaniora, de kunst ontdekte en een goede student werd.
Als architectuurstudent werk je ’s nachts en luister je naar muziek. Midden jaren zestig hoorde ik Bob Dylan ” Don’t follow leaders. Watch the parkin’meters” zingen. Toen ontdekte ik ook via een Amerikaanse vriendin de architectuur van Rudolf Schindler die een humaan modernisme creëerde. Dat waren openbaringen.
Aldo Rossi heeft me geïnspireerd. Hij heeft ons bewust gemaakt van het belang van de stad. Ook Ludwig Wittgenstein boeit me, de filosoof die een huis bouwde voor zijn zus en zei dat je geen architectuur kunt bouwen als je niets te verheerlijken hebt.
De culturele duurzaamheid ligt me na aan het hart. Ik denk dan aan de renaissancearchitect Brunelleschi die beweerde dat elke architect voor de eeuwigheid moet werken. Als bouwmeester riep ik dat onze gebouwen minstens vierhonderd jaar moeten meegaan. Kijk naar de folders waarmee steden zich profileren : ze laten enkel eeuwenoude gebouwen zien.
We helpen de natuur naar de botten, daar lig ik soms wakker van. Ik hou van de natuur, maar niet op een sentimentele manier. Landschappen vind ik erg belangrijk en daar rij ik graag door. Maar ik ben een stadsmens.
Ik heb geen hekel aan chaos. Chaos is een structuur van een andere orde. Luister naar Le Sacre du Printemps van Stravinsky, waarvan je denkt : dit is chaotisch. Maar er zit een fantastische structuur in. Dat geldt ook voor New York met een vast grit en Broadway die er dan als een fout doorloopt.
Van versiering ben ik niet bang. Ik beweer niet dat ik veel decoreer. Het gaat niet om weggommen, noch om toevoegen. Je moet niet te serieus zijn en met jezelf ook kunnen lachen. Een bakstenen deur maken is bijvoorbeeld pure decoratie.
Van ruimte hou ik, niet van leegte. Ik zeg altijd dat je een interieur zo leeg mogelijk moet houden, maar natuurlijk slaag ik daar zelf niet in. Ik verzamel van alles, onder meer stoelen. Ondertussen heb ik er te veel om op te noemen. En heb er ook nog zelf ontworpen.
DylAn zong ooit : “There is no success as failure and failure is no success at all.” Een intelligente fout is ongelofelijk positief. Kritiek beschouw ik als een compliment. Maar ik onthou dat, zoals Bomans zei, critici als ornithologen zijn : ze weten alles over vogels, maar kunnen niet vliegen.
Hobby’s heb ik niet, maar ik kook en eet wel graag. Momenteel hou ik van de Aziatische keuken. Maar ik heb weinig tijd om te koken en doe dat nu stiekem. Vroeger woonde ik waar nu mijn kantoor is en dan kon ik een stoofpot opzetten en verder vergaderen.
Zonder muziek is het leven triestig. Ik luister naar alles, van Bach tot Dizzy Gillespie, maar kan jammer genoeg geen muziek lezen of spelen. Ik ben niet snel jaloers, maar wel op vrienden die ergens binnen komen en direct op een piano kunnen spelen.
Bob Van Reeth (66) is een van de meest toonaangevende architecten van de lage landen die een rijke carrière uitbouwde in Nederland en Vlaanderen als ontwerper en hoogleraar. Zopas ontving hij de Vlaamse Cultuurprijs. Eind ’98 werd hij aangesteld als Vlaamse Bouwmeester. Zijn bureau AWG Architecten ontwierp onder meer de Mariaplaats in Utrecht, het Zuiderterras in Antwerpen en het Holocaustmuseum in Mechelen. www.awg.be.
DOOR PIET SWIMBERGHE – FOTO FRIEKE JANSSENS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier