De Londense band Blur koppelt ironische sociale kommentaren aan instant memorabele popmelodieën, zoals alleen Ray Davies van de Kinks dat in zijn gloriedagen kon. Na Leisure, Modern Life Is Rubbish en Parklife is er nu The Great Escape.

JACKY HUYS

Het gebeurde de voorbije jaren wel meer dat een artiest of groep op hetzelfde moment menige magazinecover sierde. Maar wat zich dezer dagen afspeelt met Blur en hun vierde cd The Great Escape, tart elke verbeelding. De New Musical Express gaf hen de voorbije maanden al drie voorpagina’s (een keer in juni, twee keer in augustus), Select deed het in juli, en in september was het de beurt aan The Face en Mojo (“Inside the making of Blur’s new masterpiece”).

En toen hun al dan niet artificieel gecreëerde aartsrivalen van Oasis op dezelfde dag (14 augustus) een nieuwe single uitbrachten, was er commotie die deed terugdenken aan de hoogdagen van Beatles en Stones meer dan dertig jaar tevoren. De strijd werd overigens door Blur gewonnen : zij kwamen binnen op 1, Oasis op 2. Zelfs de serieuze dagbladen en televisiestations konden er niet omheen. Het aardige daarbij is dat het deze keer niet om pure pap of hitshit gaat, maar om kwalitatief impressionante plaatjes, vrij uitzonderlijk voor een popfenomeen.

Bassist Alex James zakt onderuit in een fauteuil, terwijl zanger Damon Albarn het venster van z’n Amsterdamse hotelkamer opent en ontwaakt.

Hadden jullie dit voor ogen toen jullie met de groep begonnen ?

Alex James : Bij het begin van dit decennium zeiden we : “Over vijf jaar zijn we de grootste groep van Groot-Brittannië. ” Nu zeggen we : “Tegen 1999 zijn we de grootste groep ter wereld. “

Damon Albarn : We zouden graag het grootste optreden van de eeuw geven op 31 december 1999. Het zou leuk zijn om onze carrière dan te beëindigen. We hebben allemaal andere grote plannen voor de 21ste eeuw. Ik hoop dat onze fans niet massaal zelfmoord plegen, maar onze eerste plaat verscheen in ’90, dus zal onze carrière dan precies tien jaar omspannen.

Albarn : Maar je houdt natuurlijk niet plots op met kreatief te zijn. Je herbekijkt jezelf, je herbront. Ik schrijf nu soms al stukjes voor tijdschriften, wat ik wel leuk vind. Men vroeg mij om een column te maken voor de Sunday Times.

Waar situeer je popmuziek ten opzichte van de andere kunstvormen ?

James : Het is populaire kunst, het behoort niet tot de schone kunsten, laten we niet te pretentieus zijn. Het is muziek voor de massa.

Albarn : Alle muziek is tegenwoordig voor de massa bestemd. Beelden ook trouwens.

James : Muziek is het meest omnipresente medium van de late twintigste eeuw. Popmuziek hoeft niet noodzakelijk van intelligentie gespeend te zijn, niet per se door recensenten te worden opgehemeld om miljoenen platen te verkopen. Wij proberen iets te creëren dat oppervlakkig interessant is, maar ook diepte heeft.

Laten we even het pad aflopen dat jullie tot hier en nu heeft gebracht. Ik begin bij “Leisure”, dat vreemde debuut uit ’91.

Albarn : We zagen al vrij snel in dat Leisure niet zo goed zou zijn en dat we beter konden. Je kan alleen maar je eigen normen stellen. Wij zijn een groep die zich een beeld of koncept vormt van wat we gaan doen voor we eraan beginnen. Dat komt gedeeltelijk door onze kunstopleidingen. Maar als je niet helemaal zeker bent van wat je wil doen, maak je makkelijk de fout anderen na te apen. Dat is bij onze eerste plaat gebeurd. Het probleem was toen ook nog dat je, als je een groep bent die graag over de muziek kletst, er achteraf ook over moet praten. We vertelden onzin over onzin. We moesten ermee ophouden en opnieuw beginnen.

Op “Modern Life Is Rubbish” uit ’93 hebben jullie, zij het nog relatief aarzelend, de richting gevonden waarin jullie zouden verdergaan.

Albarn : Modern Life Is Rubbish is zeker geen perfekte plaat, maar ze had een bepaalde vitaliteit en durf. Toen we inzagen dat we tot zoiets in staat waren, begrepen we waarvoor we stonden als groep.

Toen kwam “Parklife” in 1994 en de single “Girls and Boys”, en het leven zou nooit meer hetzelfde zijn.

Albarn : Toen we Girls and Boys opgenomen hadden, wisten we dat we het ideale produkt hadden gemaakt voor een groep als Blur. Het ging over iets, maar het was tegelijkertijd ook wegwerppop. We hadden een beetje gehoopt dat het de visie van de mensen zou veranderen, maar niet in zulke mate.

James : We hadden gedacht dat er van Parklife zo’n 200.000 eksemplaren zouden verkocht worden in Groot-Brittannië.

Albarn : In die tijd was 200.000 een enorm sukses voor een Britse alternatieve groep. Suede heeft er zoveel verkocht van hun eerste, en zij waren toen de grootsten in die hoek. Van Parklife gingen er uiteindelijk 1.200.000 eksemplaren over de toonbank.

James : Ach, onze wereld is totaal veranderd. Wij staan nu op nummer 1 en Oasis op 2. Wij zijn nu mainstream pop. Het is heel opwindend wat er allemaal op het thuisfront gebeurt : naast ons en Oasis heb je ook jungle en triphop, twee exclusief Britse fenomenen.

Albarn : Jungle is de eerste zwarte muziekvorm die echt volledig uit Engeland komt. Af en toe breekt er in Amerika iets uit het modale keurslijf. Die periode duurt dan ongeveer drie jaar, maar daarna komen er weer tien jaren waarin er alleen bier gedronken wordt. Deze keer is de Britse muziek vastberaden. Britse muziek is lang arrogant geweest : “Als ze niet van ons houden, fuck them. ” Ik weet niet hoe lang het nog zal duren, maar ik heb het gevoel dat groepjes de gemaakte fouten willen goedmaken.

James : We hebben zo’n half miljoen singles verkocht in twaalf dagen in Groot-Brittannië. Daarmee zouden we zo op nummer 1 staan in Amerika.

Tricky fulmineerde laatst tegen me over jullie. Die gasten zijn “verdomde middle class bourgeois en liberals”, zei hij.

Albarn : Tricky spendeert de helft van zijn tijd in het gezelschap van “verdomde middle class liberals”. Ach, zijn uitspraak is niet onredelijk : we zíjn het ook. Maar niemand van ons ging naar een privé-school : we gingen allemaal naar staatsscholen. En als ze maar weten dat we middle class liberals zonder geld waren.

In jullie teksten nemen jullie vaak de positie in van sociale kommentator. Waar staan jullie, politiek gesproken ?

Albarn : We zijn uiteraard een linkse groep, maar ik weet niet goed bij welke partij we moeten horen.

De Labourlegende Ken Livingstone doet mee op The Great Escape. Dat zou op iets kunnen wijzen.

Albarn : Ja, maar Ken Livingstone is meer dan een politicus, hij is een folkheld. Ik werd onlangs uitgenodigd door John Prescott en Tony Blair om het debat over de jeugd bij te wonen. Ik ben naar het Lagerhuis geweest, uit nieuwsgierigheid. Het was fascinerend.

James : De regering is naar de knoppen en de media zijn aan de drugs : wat moeten we doen ?

Albarn : Het is allemaal zo subtiel : er zijn maar dunne grenzen tussen alles. We zijn aan een nieuwe regering toe, maar er zijn niet zoveel opties. Volgens Ken Livingstone zal er opnieuw een grote wereldrecessie zijn over achttien maanden, en wie op dat moment in de regering zit, zal het hard te verduren krijgen. Volgens Livingstone zouden de Tories de volgende vier jaar liever aan zich laten voorbijgaan en Labour voor de recessie doen opdraaien, om dan terug de teugels in handen te nemen.

Enkele jaren geleden vroeg Neil Kinnock een aantal muzikanten Paul Weller, Billy Bragg om de campagne van Labour te steunen. De muzikanten van die Red-Wedge-groep voelden zich achteraf allemaal misbruikt, en zouden het geen tweede keer meer doen.

Albarn : Ik denk dat onze generatie daarom veel skeptischer is geworden. Ik geef graag wat geld aan Labour, en in interviews wil ik ze wel vermelden, maar dat is het zo ongeveer. We zullen nooit beginnen preken. Overigens vind ik wat dat betreft de jaren ’90 een goeie tijd voor popsterren, omdat mensen van je verwachten dat je normaal bent. Die noodzaak om belachelijk of extravagant te zijn, is min of meer verdwenen.

Jullie titels zijn altijd belangrijk geweest : ze schetsten de sfeer van de hele plaat. Heeft The Great Escape iets te maken met escapisme, het einde van de eeuw, hoe mensen het echte leven op hun eigen, uiteenlopende manieren proberen te ontvluchten ?

Albarn : Het gaat over de idee dat iedereen daarbij betrokken is. Alles aan onze kultuur van de jaren ’90 is escapistisch. Vanuit alle positieve, futuristische hoeken belooft men ontsnapping uit het lichaam en uit de realiteit.

James : In Groot-Brittannië zijn er meer schoolkinderen die drugs geprobeerd hebben dan zij die het niet gedaan hebben. Dat stond in The Guardian, die een enquête uitvoerde bij kinderen tussen 11 en 16 jaar.

Albarn : Dat verbaast me niet. Toen ik op school zat, was het nog ophefmakend als de grootste herrieschopper een mes op zak had. In de meeste stadsscholen zullen nu wel kinderen rondlopen met vuurwapens. In Amerika lijkt dat een gewoonte, maar het is zorgwekkend als je het in je eigen land ziet gebeuren. Ik zou geen les willen geven aan kinderen met wapens.

Laten we het even enkel over drugs hebben. Een van de dingen in je carrière waar je vermoedelijk spijt van hebt, is dat je ooit over je eigen druggebruik hebt gepraat.

Albarn : Ik heb nooit veel drugs genomen. Ik wou gewoon een simpele boodschap overbrengen : je hoeft geen drugs te nemen, het is geen leuke bezigheid. Maar als popsterren, akteurs of sportmensen erover praten, is dat altijd aan het einde van hun lijdensweg. Het is altijd zo dramatisch, en ze verheerlijken het steevast. Popsterren gebruiken vaak de media om hun demonen te verdrijven. Ik geloof echt dat je als popster moet tonen dat er ook nog gezondheid en gezond verstand zijn. Daarom heb ik zulke bezwaren tegen Amerikanen als Kurt Cobain en Courtney Love. Zij bevestigen alleen maar ziekte en chaos. Ze drukken misschien iets uit, maar ze dragen tot niets bij. Ik zeg niet dat ik altruïstisch ben en dat alles wat ik doe een positief effekt heeft, maar ik probeer rationeel te zijn. Dat is niet erg popsterachtig, maar we zijn dan ook geen popstérren, we zijn popménsen.

“The Great Escape” van Blur is verschenen bij Food/EMI.

V.l.n.r. : Graham Coxon, Damon Albarn, Alex James en Dave Rowntree.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content