Blindmankwartet

Hij heeft iets van een middeleeuwse ambachtsman, zoals hij rijzig de staminee binnenkomt: een kist vol baritonsax in de rechterhand, een koffertje met partituren in de linker en een altsaxofoon op de rug. Hij bestelt soep met brood en vertelt over differentiaalrekenen, Pythagoras en Bach. Eric Sleichim viert tien jaar Blindmankwartet.

Weken eerder klinken in het cultureel centrum van Dilbeek vreemde klanken. Buiten vloeit langzaam een hele stalproductie melk in een ondiep waterbad. Binnen piept riet. Eric Sleichim zit op een vensterbank die uitkijkt op het bad. De structuur die de melk in het water vormt, is de partituur voor zijn improvisaties. Tot het bad egaal wit is. Dan bromt de baritonsax een lijntje. Een voor een vallen de andere saxofonisten hem bij. Vier saxofoons laten hun rieten klakken, grommen, kreunen en laten, zoals het producten van de grote industrialisatie betaamt, hun kleppen, mechanieken en veertjes via speciale microfoontjes oorgewijs bewonderen.

Eric Sleichim: Ik wil saxofoons niet op een klassieke manier laten klinken. Klassieke saxofonisten sluiten een deel van de mogelijkheden af. Een saxofoon klinkt eigenlijk veel ruwer, er komen meer tonen uit. Ik wil een open klank, geen benepen schoon geluid waar al het interessante is uitgeknipt. De naam Blindman komt eigenlijk van een tijdschrift dat de Belgische dadaïst Marcel Duchamp in New York ooit heeft uitgegeven. Het idee van een blinde die de mensen door een tentoonstelling leidt, sprak me wel aan. En eigenlijk ben ik het instrument ook gaan benaderen vanuit die optiek: wat zou een blinde doen als hij een saxofoon in handen krijgt en helemaal niet weet waar het ding voor dient? Door kleine microfoontjes dichtbij het riet te monteren konden we het geluid van het kleppensysteem van de saxofoon versterken, zodat we eigenlijk een soort percussieklank kregen waarmee we konden spelen. Dat is uiteindelijk een handelsmerk van Blindman geworden, maar het is de bedoeling dat het geïntegreerd wordt in de muziek, zo’n beetje als het pizzicato op de viool. Ik zeg wel eens tegen mijn kwartetleden: beschouw me maar niet als een leider van een saxofoonkwartet, maar als een plastisch kunstenaar die met de klanken van een saxofoonkwartet boetseert. En daar hoort de klank bij van kleppen die dichtslaan, van lucht die tussen het riet sijpelt, speekselruis, dubbeltonen, ik wil dat allemaal gebruiken.

Is een kwartet dan voldoende?

Als componist heb je tegenwoordig alles ter beschikking, letterlijk alles dat je kunt gebruiken om muziek te schrijven, en dat is eigenlijk verschrikkelijk. Het is een veel grotere uitdaging om je een beperking op te leggen, waardoor je dieper moet graven om iets zinvols maken. Enkel met vier saxofoons werken is een enorme beperking, maar het verplicht je om creatief te zijn.

Jullie worden meestal in het avant-gardevakje geduwd; “eclectisch” is wellicht een betere omschrijving?

Organisatoren, winkeliers en journalisten hebben het moeilijk met het plaatsen: is dit minimale muziek, hedendaagse “ernstige” muziek, een beetje jazz? Onlangs waren we in Budapest en daar bleken we aangekondigd als een jazzensemble. We hebben toen ons repertoire maar door mekaar gehaald en de volgorde zo samengesteld dat de mensen de kans kregen om in onze manier van spelen en in onze klank te komen. Op het eind van de avond was slechts één van de 400 toeschouwers boos. Dat geeft je al wat meer zelfvertrouwen. Ik wil die mix blijven aanhouden, die intellectuele uitdaging van de hedendaagse muziek en de kracht van de grote momenten in de jazz wanneer een individu de muziek ter plekke uitvindt. Ik denk ook met veel plezier terug aan de tijd dat we met Maximalist! speelden. Je had een groepsgevoel waar de een na de ander met iets anders aankwam, dat kon een stukje Schubert zijn of een etnische plaat of een nieuw stuk van Ligeti.

Ik ben eigenlijk saxofoon beginnen spelen omwille van de jazz, maar ook dat kon me niet echt bevredigen, ik miste vooral een intellectuele uitdaging. Ik vond die dan wel bij de hedendaagse muziek, maar ook bij Bach bijvoorbeeld. Ik sta er soms van te kijken hoe je fysiek kunt genieten van muziek die – zoals bij Bach – gebaseerd is op vaak wiskundige formules. Je hoeft niet te weten dat er een melodie is bij Bach die even later in een andere toonaard en een andere stem omgekeerd terugkomt, maar als je het weet versterkt het toch het intellectuele genot. (De artiestennaam Sleichim is een omkering van Michiels, red.) Ik ben ook altijd geboeid geweest door de wetenschap, de wiskunde, de chaostheorie, de topologie en wat ik begrijp van wetenschappers als Stephen Hawkins en Ilya Prigogine. Die mensen houden zich bezig met denken op een abstracte manier, en muziek is ook abstract, vandaar allicht. Ik ben dan ook steeds bezig met allerlei systemen los te laten op de muziek.

Wordt de zoektocht dan soms niet boeiender dan het resultaat?

Soms krijg ik die indruk. Maar de systematiek helpt wel. Ik ben ooit een compositie kwijtgeraakt door de crash van een harde schijf, maar doordat ik zo lang op het systeem had gewerkt, kon ik toch het meeste weer terugvinden. Het is een beetje zoeken naar de gouden formule.

En wat is dat goud dan uiteindelijk?

Iedereen hoopt op die ene heilige formule, maar het is telkens weer uitproberen. Alle kunstenaars willen dat ideaal bereiken van een structuur waarin het kleinste deel consequent uitloopt in het grootste deel. Vandaar ook mijn fascinatie voor de getallenleer, hoe iemand als Pythagoras daar al mee omging, de gulden snede bij de Egyptenaren… Ik werkte ook wel eens op basis van grafische concepten, probeerde muziek te maken op basis van tekeningen en bewerkte ze dan via een techniek die op differentiaalrekening lijkt. Het boeit me hoe mensen daarop reageren. Je kunt een maand op een compositie werken; de luisteraar hoort die in één keer en hoeft niet te weten wat er allemaal aan voorafgegaan is. Maar zo een compositie is wel veel rijker. En misschien gaat het proces bij de luisteraar dan net andersom: de laatste laag die je aangebracht hebt, is de eerste die hij oppikt. En zo gaat hij achterwaarts binnen in de compositie.

Op jullie optredens lacht er nooit eens iemand. Hoe zou dat komen?

Ik vraag me dat ook wel eens af. Weet je dat ze bij de voorstelling van Steamboat Willy, een hilarische film van Buster Keaton die we live begeleiden, in sommige zalen zelfs niet durven lachen in het begin? Dat duurt dan meestal tot een van ons in de lach schiet. Dan kan het plots wel. Misschien is het omdat ik zo ernstig bezig ben met die muziek. Toch kwam in die tien jaar mijn grootste voldoening misschien wel van de kinderen die naar Buster Keaton kwamen kijken en een uur bleven luisteren naar muziek van een saxofoonkwartet dat toch niet zomaar Klein Klein Kleuterke speelde. Dat is toch mooi.

Ik schrok wel even toen ik hoorde dat je volgende cd met Blindman er een is met Bach-koralen.

Als je hedendaagse muziek speelt zoals wij, dan wil je af en toe wel eens een rustpunt, even ontspannen. Hedendaagse muziek doet soms pijn, is zenuwslopend en vermoeiend. En op repetities speelden we al eens een koraal van Bach. Dat heeft zijn voordelen: je kunt je er niet in verstoppen, elk foutje is er een te veel, je moet perfect gestemd zijn. En laten we eerlijk zijn, met de meeste moderne muziek hoor je niet of je er een kwarttoontje boven of onder zit.

Er was al langer vraag van organisatoren om zoiets te brengen in kerken. Ik heb lang getwijfeld, want eigenlijk heb ik een hekel aan bewerkingen van klassieke stukken voor andere instrumenten. Ik vond het ook wel opportunistisch en ongepast, maar gaandeweg heb ik toch de zin ervan ingezien. We willen het ten eerste alleen met vierstemmige orgelmuziek doen, alleen in kerken, en ons ook laten begeleiden door barokspecialisten om op een verantwoorde manier te spelen. Als je het met onze klank op die manier doet, vind ik het wel gepast. Ik wil niet trappen in dezelfde val als die waarin Jan Garbarek en het Hilliard Ensemble getrapt zijn. Die twee partijen zijn ongelooflijk sterk, maar wat ze samen doen heeft voor mij geen zin. Als wij ooit polyfone muziek gaan spelen, zie ik eerder de saxofoons verdwijnen tussen de andere stemmen. Misschien is dat de evolutie die we zullen volgen: aan de ene kant nieuwe muziek en onze eigen muziek spelen, aan de andere kant oude muziek bewerken, te beginnen bij Bach en dan verder de tijd in. Maar waar we uitkomen, weet ik eigenlijk nog niet. Achteraf bekeken is de evolutie in die tien jaar ook zeer traag gegaan. Spectaculaire ontwikkelingen kenden we niet, en dat is eigenlijk wel goed, want zo kregen we de kans om grondig na te denken over wat we doen en al te veel flaters te vermijden.

Blindman bestaat vandaag uit Eric Sleichim, Cezariusz Gadzina, Raf Minten en Piet Rebel. De cd “Dust Makes Damage” (RCA Victor/BMG) is een overzicht van tien jaar composities van Blindman. Op 27 mei speelt het kwartet in het Brusselse Lunatheater. Info: Tel. (02) 201.59.59.

Gerry De Mol / Foto’s Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content