Blijven steken in de puberteit
Perihan is een klassieke Arabische naam die ‘koningin van de sprookjes’ betekent. Maar verwacht van de omstreden Turkse schrijfster Perihan Magden geen lieflijke vertellingen over Duizend-en-een-nacht. Haar romans zijn rauw, experimenteel en bizar, en worden door haar landgenoot en Nobelprijswinnaar Orhan Pamuk ten zeerste gewaardeerd.
Overdreven ijverig kun je me niet noemen”, zegt Perihan Magden. “Ik ben vijftig, en ik werk aan mijn zesde boek in twintig jaar tijd. Ik heb mezelf lang niet beschouwd als romanschrijver maar als columnist. Dertien jaar lang had ik vier dagen per week een column in Radikal. Twee jaar geleden ben ik daarmee gestopt. Eigenlijk wilde ik het bijltje er al bij neergooien in 2006, maar ik ben doorgegaan. Anders zou het lijken of ik bang was.”
En dat was u niet ?
Perihan Magden : Tuurlijk wel. En nog geen beetje. Ik vreesde voor mijn leven. Ik had een stuk geschreven ter verdediging van een dienstweigeraar die in de gevangenis terechtkwam omdat hij niet naar de oorlog wou. Ik schreef dat het een mensenrecht was om gewetensbezwaren te hebben. Een recht dat ook door de Verenigde Naties is erkend. Turkije heeft een zeer lange dienstplicht voor jongens : tot achttien maanden. Er is ook oorlog in het land, het leger strijdt tegen de Koerden die guerrilla voeren in het zuidoosten van Turkije. Je moet toch het recht hebben om geen medemensen te willen doden ? Om geen moorden op je geweten te hebben ? Bovendien is er aan soldaten zeker geen gebrek. Het land heeft een jonge bevolking. Ongeveer de helft van de Turken is jonger dan twintig. Maar de reacties die de column ontketende…
Had u dat dan niet verwacht ?
Nee. Mijn probleem is dat ik alles wat ik schrijf normaal vind. In Europese ogen is het dat ook : ik schrijf prodemocratisch, pro-Europees en antimilitaristisch. De reacties waren ronduit angstaanjagend. De geheime politie bedreigde me, ik moest voor de rechter verschijnen en riskeerde vier jaar gevangenis. In de pers werd een haatcampagne tegen me gevoerd en een heksenjacht ontketend. Op voorpagina’s van kranten werd ik uitgescholden voor hoer, en ze schreven : ‘Geef deze lelijke vrouw haar verdiende loon’. Ik kreeg bodyguards, zogezegd om me te beschermen, maar ik heb me nog nooit zo onveilig gevoeld. Ik wilde die kerels niet, maar ze gingen altijd en overal met me mee, dag in dag uit. Om gek van te worden. Ik was vooral bang dat mijn dochter iets zou overkomen.
In hetzelfde jaar 2006 publiceerde u Voor wie waren we op de vlucht ? Een beklemmend verhaal over een alleenstaande moeder die met haar dochter van hotel naar hotel trekt, en van land naar land. Was het gebaseerd op uw eigen situatie ?
Nee. Eigenaardig genoeg was ik al lang aan dat boek bezig, maar door de gebeurtenissen kreeg het verhaal een totaal andere lading. Veel claustrofobischer.
Bent u nu veilig ?
Jawel, nu laten ze ons met rust. Maar ik heb nog steeds problemen met angst : ik ben bang om bang te zijn. Ik wil niet leven als een opgejaagd dier. Mijn naam is algemeen bekend in Turkije, maar gelukkig word ik niet herkend op straat. Ik bescherm mezelf door niet op tv te komen. Ik geef zelden interviews, en op foto’s lijk ik telkens iemand anders. Sommige mensen zien er altijd hetzelfde uit, ook al zit er twintig jaar tussen. Ik niet. Ik ben een kameleon. Dat stelt me in staat om te schrijven wat ik wil schrijven. Door de zware represailles begonnen andere schrijvers aan zelfcensuur te doen, maar ik werd furieus en reageerde als een dolle hond.
Uw landgenoot, Nobelprijswinnaar Orhan Pamuk, is gevlucht voor de druk.
Veel Turken haten hem. Ze vinden hem een verrader en zeggen dat hij de Nobelprijs kreeg omdat hij Turkije in een kwaad daglicht stelde met zijn uitspraken over de genocide op de Armeniërs. Het is de naakte historische waarheid dat een miljoen Armeniërs zijn omgekomen, maar Pamuks woorden ‘moord’ en ‘genocide’ schieten Turkije in het verkeerde keelgat. Pamuk heeft dat één keer gezegd en het blijft hem eeuwig achtervolgen. Het heeft hem bijna het leven gekost. De Turkse media zitten nog steeds achter hem aan, als muskieten zitten ze aan zijn vel. Ze hebben mij ook het leven zuur gemaakt, maar dat was een peulschil in vergelijking met wat ze hem aangedaan hebben.
Hoe kijkt u naar de Arabische Revoluties ? Houdt u dat in Turkije ook voor mogelijk ?
Nee. Er is al een democratie in Turkije, maar die moet nog groeien. Het is een eigenaardige vorm van democratie, een militaire democratie. Het leger is alomtegenwoordig en almachtig, slokt veel geld uit de schatkist op en hoeft daarvan geen rekenschap af te leggen. In een echte democratie is er veel meer transparantie.
Sommigen vrezen dat Turkije een fundamentalistische staat wordt, als men alles op zijn beloop laat.
Daar geloof ik niets van. Dat zal nooit gebeuren. Het leger ziet zichzelf als hoeder van de seculiere staat. Het land wacht op vrede. De noodtoestand heeft lang genoeg geduurd, meer dan dertig jaar is een noodwet van kracht. Maar de laatste vijf jaar is er veel veranderd en er is geen weg terug. De rivier stroomt altijd verder, nooit terug naar de bron.
Denkt u er nooit over om weg te gaan uit Turkije ?
Niet meer. Vijf jaar geleden wel. Toen vond ik Turkije te gevaarlijk. In de tijd dat ik lijfwachten had, dacht ik er echt over om te emigreren. Ik ben destijds naar de VS gereisd maar het was er zo vreemd, zo groot, zo ondefinieerbaar anders. Ik wou gewoon terug naar huis, naar Istanbul. Het is de enige plek ter wereld waar ik bij niets hoef na te denken. Ik neem het openbaar vervoer, ik doe boodschappen, alles is er voor mij vanzelfsprekend. Ik ben er als een vis in het water. Of zoals een blinde in zijn eigen huis, die weet waar alles ligt.
Hebt u altijd in Istanbul gewoond ?
Ik ben er geboren en getogen. Mijn moeder, grootmoeder, overgrootmoeder, betovergrootmoeder… Sinds vele generaties wonen wij in Istanbul. Ik zou niet kunnen herbeginnen op een andere plek. Een paar keer ben ik weggegaan, maar telkens keerde ik terug. Er is geen plek ter wereld die Istanbul evenaart. Het was een prachtige stad om in op te groeien. Een droom. We stapten op de bus, reden naar het strand en zwommen in de Bosporus. Dat is nu ondenkbaar omdat de zee zo vervuild is. Maar destijds was Istanbul zo beschaafd en stil, met weinig auto’s in de straten. Turkije heeft nog steeds prachtige stranden, maar niet in Instanbul. Daar hebben we nu vooral gigantische verkeersopstoppingen. Toen ik opgroeide, waren er maar vijf miljoen inwoners in Istanbul. Nu zeventien miljoen. Ik heb daar niets van gemerkt, het is zoals mijn dochter die groot was voor ik het wist.
Wie zijn die miljoenen immigranten ?
Allemaal Turken, interne vluchtelingen die naar de stad gedreven worden door oorlog, droogte of armoede. Alle Turken kunnen in Istanbul terecht. Daar is geen discriminatie en schijnt de zon voor iedereen. Eindelijk begint de migratie naar Istanbul te vertragen, maar door die exponentiële groei heeft Istanbul vele gezichten. De stad is tegelijk antiek en modern, westers en oosters, Europees en Aziatisch, islamitisch, katholiek en seculier. Er zijn trendy luxueuze wijken en armoedige achterbuurten. Sommige oude delen van de stad zijn beschermd erfgoed. De Blauwe Moskee en de Egyptische Bazaar zijn nog precies als toen ik klein was. En ik voel me er nog even veilig als toen ik jong was. Ook nu nog loop ik om vier ’s nachts onbevreesd door de stad. Mijn dochter van zeventien gaat ook vaak alleen op stap. Als rechtgeaarde moeder lig ik wakker tot ze thuiskomt, maar dat is meer uit ongerustheid voor verkeersongevallen dan voor agressie op straat.
U bent gescheiden en moeder van één dochter. Zelf was u ook het enige kind van een alleenstaande moeder. Moeders en dochters zijn alomtegenwoordig in uw boeken. Wat voor iemand was uw moeder ?
Heel bohemien, heel anders en vreemd maar ook heel interessant. Ze beschouwde zichzelf als een bevrijde vrouw, las Simone de Beauvoir en Jean-Paul Sartre. Thuis hield ze salon, er kwamen intellectuelen en kunstenaars over de vloer. Mijn moeder was opgegroeid in een zeer beschermd milieu. Door toedoen van mijn grootmoeder trouwde ze op erg jeugdige leeftijd. Maar als volwassene voelde ze zich gevangen in haar huwelijk en ging ze weg. Met mij. Ik was tien jaar toen mijn ouders scheidden. Het was een schandaal in de gegoede middenklasse waartoe ze behoorde. Plots was ze overal ongewenst en werd ze met de rug aangekeken.
Was zo’n eigenzinnige moeder een voorbeeld voor u ?
Vooral een voorbeeld van hoe het niét moest. Ik heb altijd mijn eigen boontjes gedopt, mijn eigen centen verdiend. Mijn moeder heeft nooit gewerkt. Ze heeft het wel geprobeerd, maar ze kon het niet, want ze had concentratieproblemen. Ze was ook onevenwichtig en onvoorspelbaar. Ik was rotverwend, mijn moeder aanbad me, maar ze sloeg en mishandelde me ook. Nu ik erop terugkijk, denk ik dat ze een bipolaire stoornis had. Als enig kind was ik de gegijzelde van haar extreme stemmingswisselingen. Heel verwarrend. Als reactie op mijn moeders labiliteit ben ik nu zelf een rationele, evenwichtige moeder. Ik moet constant opletten dat ik niet te koel en afstandelijk ben.
Ik vond mijn moeder wel erg moedig. In de tijd dat zij gescheiden is, deed men zoiets niet. Zeker niet in zulke bourgeois middens. Ze woonde in een prachtig huis en leefde op het eerste gezicht in een ideale situatie. Niemand durfde te scheiden. Zij wel.
Zij kon het zich financieel misschien wel veroorloven om te scheiden.
Nee hoor. Haar ouders waren rijk, maar zijzelf niet. Toen mijn vader en moeder nog samen waren, hadden we een goede levensstandaard, maar na hun scheiding ging het steil bergaf. Sinds ik acht was, ging ik naar Engelse en Amerikaanse scholen. Gelukkig heeft mijn vader mijn opleiding betaald, tot en met de universiteit. Mijn moeder is pas rijk geworden na het overlijden van haar ouders. Die hadden elk een oud huis, dat fortuinen waard was omdat er appartementsgebouwen voor in de plaats konden worden gebouwd.
Wat studeerde u aan de universiteit ?
Ik wist nooit wat ik wou worden later en ik had geen enkele ambitie. Ik ben aan Engelse literatuur begonnen, maar De dood van Ivan Iljitsj van Tolstoj was het keerpunt. Wij moesten een boekbespreking schrijven op zo’n belachelijke en saaie manier dat de lust me verging. Ik wist dat als ik doorging met literatuur studeren, ik alle plezier in lezen en schrijven zou verliezen. Dus schakelde ik over op psychologie. Dat was aanvankelijk leuk, maar hoe meer ik erover leerde, hoe kritischer ik werd tegenover de materie. Ik vond psychologie zo’n onzin dat ik mijn rugzak pakte en naar Azië vertrok in plaats van eindexamens af te leggen. Pas drie jaar later kwam ik terug. Ik vond werk als copywriter in een reclamebureau. Maar drie maanden later gaf ik er alweer de brui aan. Nee, ik was niet bepaald een voorbeeld van standvastigheid. In de reclamewereld krioelde het van de yuppen. Ik wilde geen yup worden, dus ging ik weer weg. En zo was het altijd wat. Ik wist niet wat ik wou, maar ik wist verdomd goed wat ik niét wou.
Hoe bent u dan schrijfster geworden ?
Toevallig. Die keer liep ik weg naar New York. In Istanbul had ik verkocht wat ik bezat, boeken, tv, alles. In New York deelde ik een goedkoop flatje met een vriendin die schilderde. Ik deed niets anders dan biografieën lezen en jasmijnthee drinken. Toen mijn geld op was, ging ik terug naar huis. Mijn moeder was, op zijn zachtst gezegd, niet blij dat ik plots weer op de stoep stond. Ik was toen ook al tegen de dertig. Zij vluchtte naar ons zomerhuis, ik bleef in Istanbul en omdat ik toch niets omhanden had, ben ik een boek beginnen te schrijven.
Een steeds terugkerend thema in uw werk is de relatie tussen moeder en dochter. U verplaatst zich wonderbaarlijk en moeiteloos in de psyche van een jong meisje.
I know. Het is een afgezaagd liedje. Ik kan niet anders. Ik hoef me niet in hen in te leven, ik bén zo. Als ik in psychoanalyse zou gaan, zou dat de conclusie van de psychiater zijn : blijven steken in de puberteit. Ik kom nog steeds geen stap vooruit, ik zal mijn puberteit nooit ontgroeien.
De puberteit is een hel, de meest kwetsbare periode in een mensenleven. Je bent geen kind, maar je bent ook nog niet volwassen. Je was iemands kind, je hoorde bij de identiteit van je ouders. Als puber niet meer. Je oude identiteit past je niet meer en je hebt er nog geen nieuwe. Ik vergelijk het met een slang : je bent uit je vel gegroeid, je hebt geen huid meer die je beschermt, je bent naakt en kwetsbaar, en alles raakt je heel diep. Ik heb alles in die periode zeer intens en heftig ervaren. Ik ben toen zo diep gekwetst, ook in de liefde, dat ik het nooit te boven ben gekomen.
Als puber gaat u ook lelijk tekeer. U kunt uitstekend schelden.
Op papier ben ik een slecht mens. Niet in het dagelijks leven, maar in wat ik schrijf kan ik heel boosaardig zijn, opstandig en agressief. Maar ik zou nooit zo praten. Never ever.
Kunt u nu leven van uw pen ?
Niet als ik een beetje luxe zou willen, maar ik heb aan weinig genoeg. Ik leef eenvoudig. Als een overjarige hippie. Jazeker, de levenswijze van mijn moeder heeft sporen nagelaten : ze was links, artistiek en hip. Dat de royalty’s van de vertalingen van mijn werk binnendruppelen, helpt natuurlijk. En gelukkig heeft mijn moeder me wat nagelaten. Nu woon ik in haar huis, dat ik heb laten renoveren en aanpassen aan het hedendaags comfort. Het is een oud huis met zicht op de Bosporus. Vanachter mijn werktafel zie ik een ansichtkaart, door mijn raam heb ik een permanent uitzicht op een van de mooiste plekken op aarde. Maar ik zie het gewoon niet meer. Ik merk het pas als ik er een poos niet ben.
De in het Nederlands vertaalde boeken van Perihan Magden ( Moord op de boodschappenjongens, Twee meisjes, Voor wie waren we op de vlucht ?) zijn uitgegeven bij Athenaeum – Polak & Van Gennep.
Door Griet Schrauwen
“De puberteit is een hel, de meest kwetsbare periode in een mensenleven. Ik vergelijk het met een slang : je bent uit je vel gegroeid, je hebt geen huid meer die je beschermt en alles raakt je heel erg diep.”
Perihan Magden: “Toen ik opgroeide, waren er vijf miljoen inwoners in Istanbul. Nu zeventien miljoen. Ik heb daar niets van gemerkt, het is zoals mijn dochter die groot was voor ik het wist.”
“Istanbul is de enige plek ter wereld waar ik bij niets hoef na te denken. Ik neem het openbaar vervoer, ik doe boodschappen, alles is er vanzelfsprekend. Ik ben er als een blinde in zijn eigen huis, die weet waar alles ligt.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier