Blijf op de piste
Verse sneeuw én harde wind: dé ideale ingrediënten voor een lawine. Of: hoe een onbekommerd stukje over skiplezier plots door lawinegevaar overschaduwd wordt.
Val d’Isère, hoog in de bergen. “Het sneeuwt pijpenstelen,” zou ik zeggen als deze uitdrukking bestond. En het is koud, koud, koud. Met de funiculaire zijn Jean-Marie Scaraffiotti, mijn skimonitor, en ik deze ochtend naar boven getrokken. Maar op de Rocher de Bellevarde, 2827 meter hoog, waait de wind zo hard en ongenadig dat elk streepje onbedekte huid onmiddellijk bevriest. “Met zo’n weer valt er niet te skiën”, bromt Jean-Marie, dus protesteer ik niet als hij mij zonder pardon naar het dichtstbijzijnde hoogterestaurant loodst. De zichtbaarheid op de piste is nihil, al glijdt mijn compagnon verrassend vlot naar beneden. Zelf zie ik niets : geen reliëf, geen piste, geen helling, geen diepte. Met mijn ogen gefixeerd op Jean-Maries rode jas, mijn enige oriëntatiepunt, word ik doodmisselijk en begint het te duizelen in mijn hoofd. “Bergziekte”, beweert hij wat later als we met g énépis, de plaatselijke likeur, de kou uit onze botten proberen te verdrijven. “Precies hetzelfde als zeeziekte : een op hol geslagen evenwichtsorgaan.” Intussen begint het steeds harder te sneeuwen en rukt een handvol montagnards uit om de hoogst gelegen skipistes af te sluiten.
De verraderlijke ‘plaque’
Nu, ruim twee uur later, sneeuwt het nog steeds en klinken er schoten. “Ontploffingen,” legt Jean-Marie uit, “om losse sneeuwplaten weg te schieten, en op die manier lawines te voorkomen.” Lawines. Kort en grimmig spreekt hij het woord uit. En dan vertelt hij over het ongeval van vorig jaar.
“Ze waren met z’n zessen : sportieve, zorgeloze jongeren die een tocht hors piste wilden maken. De vorige dagen had het hard gesneeuwd, maar die ochtend was het uitgesproken mooi en helder weer. Rond de middag gingen ze waarschijnlijk zitten om gezellig te picknicken toen er, vlak boven hen, zo’n verraderlijke plaque sneeuw loskwam. Wellicht waren ze totaal verrast toen er plots een enorme lawine over hen heen kwam rollen. Pas ’s avonds laat, toen ze beneden niet kwamen opdagen, sloegen hun vrienden alarm. Meteen zijn we gaan zoeken, eerst op de pistes, daarna hors piste. De volgende dag hebben we de grote middelen ingezet : helikopters, pisteurs, honden, gespecialiseerd materiaal. Maar het was ontzettend slecht weer, en pas na twee dagen vonden we hen, bedolven onder een sneeuwlaag van vijftien meter dik.”
Hij zucht en steekt een sigaret op. “Wist je dat er in de Alpen elk jaar honderd vijftig mensen in lawines omkomen ? En dat haast alle slachtoffers wintersporters zijn die die lawines zelf veroorzaakt hebben ? Uit branie, overmoed of gewoon onwetendheid. Het staat ook zo stoer en hip om de piste te verlaten en, net als in de videoclips, in een wilde, spectaculaire rit naar beneden te razen. ( spottend) Les bronzés font du ski. ( boos) Maar die jongeren realiseren zich niet dat er enkele meters naast de piste al levensgevaar dreigt. Ze denken dat sneeuw zomaar sneeuw is. Niets is minder waar. Zoals de eskimo’s honderd verschillende woorden voor sneeuw hebben, zo weet elke bergbewoner dat er tientallen soorten sneeuw en vele vormen van lawines zijn. Een stoflawine bijvoorbeeld is de meest spectaculaire : een golf van droge sneeuw, zo snel – tot 350 kilometer per uur – en verwoestend dat ze bomen, huizen, treinen en bruggen moeiteloos omver kan blazen. Natte of grondlawines zijn veel trager en massiever. Als je daarin gevangen raakt, zit je ingemetseld in een soort betonlaag. Tientallen, neen, honderden factoren bepalen hoe, waar, wanneer en hoe snel een lawine zich ontwikkelt. ( bitter) Geloof me, lawinekunde is een wetenschap die jarenlange studie vraagt.
Als dennennaalden meegezogen
“Waarom zo bitter, zo boos ?” vraag ik. “Waarom denk je niet gewoon : Eigen schuld, dikke bult.” Moe haalt hij zijn schouders op, en bestelt nog een kop koffie. “Waarom ?” herhaalt hij mijn vraag. “Omdat ik zelf ook zo jong en zo dom ben geweest ? ( aarzelt) Omdat ik nog steeds boos ben op mijn broer misschien ?”
“Je broer ?” vraag ik behoedzaam.
“Het gebeurde jaren geleden, tijdens de wereldbeker ski, hier in Val d’Isère. Om van dichtbij de afdalingen te kunnen volgen, ging mijn broer hors piste, en stak hij, samen met een vriend, een onbewaakte sneeuwhelling vlakbij het Massif de Bellevarde over. En toen gebeurde het : de sneeuw begon te schuiven en er ontstond een lawine. Niet groot, niet enorm, slechts dertig centimeter dik. Natuurlijk probeerden ze nog weg te raken, maar ze waren niet snel genoeg en werden als dennennaalden meegezogen. Tijdens zijn val kwam mijn broer met zijn hoofd tegen een rots terecht. Hij brak zijn hals en was op slag dood. Een coup du lapin, zoals wij dat noemen. ( stil) Toen we hem vonden, klopte zijn hart nog en had hij slechts een dunne laag sneeuw over zich.”
“Het spijt me”, mompel ik, maar hij wuift mijn gêne weg. “Natuurlijk was dat vreselijk, erg traumatiserend, maar als je in de bergen woont, krijg je met de moedermelk de boodschap ingelepeld dat de bergen gevaarlijk zijn. Bovendien gebeurt het elk jaar opnieuw dat er kennissen – vrienden, buren, skileraars – in de bergen verdwijnen of omkomen in een lawine. Dat risico hoort er nu eenmaal bij. Vergelijk het met de gevaren van de oceaan voor een zeeman : voor een visser blijft elke storm een hachelijke onderneming. Psychologisch zijn wij dus altijd op het ergste voorbereid. Je aanvaardt dat risico, probeert het tot het minimum te beperken, maar weet dat je het nooit, hoe voorzichtig je ook bent, tot nul kan herleiden. Zelfs een gewone val op de piste, zonder enig lawinegeweld, kan in uitzonderlijke gevallen al dodelijk zijn.”
Ik knik en zwijg, maar hij geeft me een por en kijkt me lachend aan. “Doe me een lol,” klinkt het opgewekt, “en schrijf eens een stukje over ‘lawines’ in plaats van over ‘skiplezier’.” En prompt zet hij zich recht, klaar voor een interview.
Oké dan. Hoe kan ik, occasionele wintersporter, vermijden om in een lawine terecht te komen ?
Jean-Marie Scaraffiotti : Heel eenvoudig. Zolang je op de pistes blijft, loop je geen enkel gevaar en kan je ook geen lawine veroorzaken. Het is trouwens een fabel dat je door luid te schreeuwen of veel lawaai te maken een lawine kan opwekken. Onlangs heeft men met laag duikende straaljagers geëxperimenteerd, en zelfs met die oorverdovende methode slaagde men er niet in kritieke sneeuwlagen in beweging te krijgen. Neen, sneeuwverschuivingen ontstaan pas als er zich schokken voordoen. Dat kan gebeuren als een dier, een wandelaar of een skiër zich over een kritieke sneeuwhelling voortbeweegt. Word je tijdens een afdaling door zo’n plots wegglijdende sneeuwmassa verrast, kan ik je maar één goede raad geven : “Ski voor je leven ! Probeer de lawine uit te skiën !”
Wat, als dat niet lukt en ik in de lawine verzeild geraak ?
Om te voorkomen dat je diep in de sneeuw terechtkomt, moet je zo snel mogelijk je ski’s afschoppen, je stokken loslaten en zwembewegingen beginnen te maken. Dàt is de beste manier om aan de oppervlakte van de sneeuwverschuiving te blijven. Als je voelt dat de massa bijna tot stilstand komt, moet je alles doen om ademruimte te creëren : een holletje maken, onderarmen voor de borst en handen voor het gezicht zodat je misschien nog enkele minuten kan ademen. Veel meer zit er niet in, want door de enorme druk verliest de sneeuw meteen 40 procent van de opgeslagen zuurstof.
Een reddingsactie moet dus meteen én razendsnel gebeuren ?
Dat klopt. “Onmiddellijk zoeken !” luidt de enige, zinnige boodschap voor eventuele getuigen. “Ga geen hulp halen, maar begin meteen met je skistokken in de sneeuw te prikken op de plaats waar je het slachtoffer hebt zien verdwijnen.” Vaak bevindt het hoofd zich niet al te diep in de sneeuwlaag, en komt het er dus op aan zo snel mogelijk een ademruimte te graven. Want voor een lawineslachtoffer zijn de eerste tien minuten de meest cruciale. Wie bij zijn val niet onmiddellijk dodelijk gewond geraakt, heeft 90 procent kans om te overleven als hij meteen gevonden wordt. Na die eerste tien minuten zakt het overlevingspercentage angstwekkend snel. De verstikkingsdood ligt op de loer, en na dertig minuten bedraagt je overlevingskans nog slechts 30 procent. Als je daarna nog steeds ademt, heb je wellicht een grotere zuurstofvoorraad en kan je het misschien nog een tijdje langer volhouden. In elk geval krijg je na 90 minuten bevriezingsverschijnselen, en nog een half uur later rest je slechts drie procent kans om het er levend van af te brengen. Natuurlijk hoor je wel eens verhalen over mensen die na zes uren in een lawine toch nog levend werden teruggevonden. Maar dat zijn grote uitzonderingen. Door een uiterst zeldzame samenloop van omstandigheden zijn zij wellicht in een soort iglo met een grote zuurstofvoorraad terechtgekomen.
Spelen honden nog steeds een grote rol bij de reddings- en zoekacties, of hebben ingenieuze detectorsystemen hun rol overgenomen?
Je hebt nu digitale lawinepiepers zoals de ARVA en de Orotovox (alarmsystemen die in je skivest zijn ingebouwd), de AvaLung (een soort reddingsvest waarin allerlei buisjes en filters voor zuurstoftoevoer zitten verwerkt) en allerlei Airbag-rugzakken. Maar, hoe knap deze systemen ook zijn, ze geven je een vals gevoel van veiligheid. Want zelfs als die dure spullen in een lawine hun nut bewijzen, blijft het toch steeds bang afwachten of de reddingsbrigades je op tijd kunnen vinden en bevrijden.
Wat de honden betreft, die blijken nog steeds de beste en meest betrouwbare zoekers. Op een verse lawine gaan zij meteen op de geur af. Op die manier kunnen zij ontzettend efficiënt zoeken, en heel snel slachtoffers vinden. Hét grote probleem is echter dat reuksporen na twee dagen nog slechts heel zwak zijn. Niettemin waren het de honden die de zes verongelukte jongeren van vorig jaar gevonden hebben.
Er wordt wel eens beweerd dat sterven in de sneeuw niet zo vreselijk is. Je wordt gewoon moe en loom, een beetje gelukzalig zelfs, en slaapt zachtjes in.
( spottend) Was het maar zo idyllisch. Natuurlijk klopt het dat hypothermie – onderkoeling, bevriezingsverschijnselen – maakt dat je langzaam en wellicht pijnloos inslaapt. Maar de paniek van de lawinedood moet vreselijk zijn. Je sterft immers niet door bevriezing maar door verstikking. Je kan het best vergelijken met de verdrinkingsdood : je stikt in de sneeuw, vaak nog voor je helemaal bevroren bent. Dat deze verschrikking mijn broer bespaard is gebleven, is mij in elk geval een grote troost. n
Tekst Annemie Struyf
Het staat stoer en hip om de piste te verlaten en, net als in de videoclips, in een wilde, spectaculaire rit naar beneden te razen.
Haast alle slachtoffers zijn wintersporters die de lawines zelf veroorzaakt hebben.
Om te voorkomen dat je diep in de sneeuw terechtkomt, moet je zo snel mogelijk je ski’s afschoppen, je stokken loslaten en zwembewegingen beginnen te maken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier