De Spaanse ontwerpster Amaya Arzuaga is nog geen 29, maar staat aan het hoofd van haar eigen, wereldwijd florerend modebedrijf. Haar kleren, vooral tricot, worden door vrouwen gretig gedragen en toch is haar naam niet echt gekend. “Zolang men mijn ontwerpen mooi vindt, is persoonlijke roem voor mij weinig belangrijk.”

A maya Arzuaga is moe. Ze zit achterover op een stoel, achter een klein plastic tafeltje, op de Parijse prĆŖt-Ć -porter-beurs voor de vrouwenmode. Haar stand, volgestouwd met rekken kleren, is in vergelijking met andere exposanten, naast en tegenover haar, vrij groot. Een beginnelinge is ze al lang niet meer, ondanks haar jeugdige leeftijd, en om klanten smeken hoeft ze ook niet te doen.

Rond haar regent het ooh’s en aah’s, van inkopers en vrienden die haar volgende collectie komen bekijken en bestellen. Het is een enorm uitgebreide lijn, met zoals steeds meerdere kleurenthema’s (van kaki over wittig beige tot alle schakeringen van grijs, bordeauxrood en blauw), en met zowat elk item dat in een vrouwenkleerkast moet hangen: hemden, broeken, jurken (hooggesloten of met rugdecolletĆ©), korte capes, olijke jasjes, bonte en stille truien, topjes en allerhande accessoires. Het meest in het oog springend – en het overgrote deel van haar collectie – zijn haar karakteristieke tricotexperimenten. Die vind je zowel in de onderdelen als in volledige silhouetten. Ze zijn zo fijn gebreid dat het op organza gaat lijken, of ruw en wild, met grove steken en loshangende draden; of – vooral – uitgebalanceerd en samengesteld met een ervaren oog.

Amaya Arzuaga staat voor subtiel, met zorg geproduceerd tricot met de nodige dosis fantasie, of ze nu voor de winter of voor de zomer ontwerpt. Ze combineert haar breigoed met stoffen als wol en mousseline, en tegelijk met synthetische materialen en zelfs met konijnenbont. Dat resulteert in een fluĆÆde, sexy-vrouwelijk en toch zelfbewust beeld.

Maar zelf ziet ze het niet meer zo goed. Een beetje uitgeblust, met een sigaret in de hand en een glas wijn, laat ze alles over zich heen komen. “Ik ben gisterenavond gaan stappen”, legt ze uit. “En wij Spanjaarden gaan er altijd wel hard tegenaan. Ook een glas wijn?” Ze ziet er onopvallend uit, klein en met lange haren, zwart, net als haar outfit. Maar ze heeft ook iets ondeugends, vooral als ze in haar moedertaal praat, ratelt eigenlijk, terwijl de showroom-assistentes haar af en toe om toelichting bij de kleren komen vragen. Pas dan word je weer herinnerd aan haar afkomst; iets wat haar kleren, voor de leek althans, niet meteen verraden.

In hoeverre beschouwt u zich als een typisch Spaanse ontwerpster?

Amaya Arzuaga: Niet (lacht). Wat is typisch Spaans? Flamenco, paella, stierengevechten? Misschien voor de eerste de beste toerist, maar niet voor mij.

Voor ons ook niet meteen.

Gelukkig maar! Ik denk sowieso niet dat er een echt herkenbare Spaanse modestijl bestaat. Zeker nu niet, want de designers zijn bij ons dun gezaaid. Er zijn wel groepen jonge ontwerpers, vooral in de grote Spaanse steden, maar die raken hun ei in eigen land niet kwijt. Interesse voor vernieuwend modedesign is bij de brede Spaanse bevolking gewoonweg onbestaand. Al bij al mag ik van geluk spreken want mijn kleren verkopen er goed, maar voor de meesten blijft het knokken. De ideeƫn zijn er wel, alleen is er niets of niemand om ze uit te voeren. Spanje mist een modecultuur omdat wij het moeten stellen zonder gestructureerde industrie van fabrikanten en stoffenleveranciers. In landen als Italiƫ en Duitsland is dat anders. De resultaten zijn er dan ook naar.

Hoe komt het dat u wel bent doorgebroken?

Precies omdat ik een background heb. Mijn familie bezit al generaties lang een van de weinige, grote textielfirma’s in Spanje. Ik ben midden in de kleding geboren en het heeft me van jongs af aan geboeid. Ik ben op mijn 18de mode en design gaan studeren en meteen daarna ben ik in het bedrijf van mijn ouders beginnen werken. Ik draaide mee op de export- en promotie-afdelingen maar ik voelde al gauw dat ik toch mijn eigen ding wou doen.

Wanneer bent u met uw eerste collectie op de markt gekomen?

In ’94. Onder mijn eigen naam. Ik zag het niet zitten om eerst bij andere ontwerpers te werken of stages te lopen. ‘Ik begin er gewoon aan en zie wel waar ik uitkom’, dacht ik indertijd. En tot mijn verwondering en grote vreugde sloeg mijn stijl meteen aan. Ik had vanaf het eerste moment klanten in Spanje, Frankrijk, Engeland en BelgiĆ«. Op dit moment verkoop ik onder andere ook aan Amerika en Japan. Niet dat ik nu zonder mijn familie opereer. Ik heb wel mijn eigen bedrijf, maar er werken nog steeds bloedverwanten mee. Spaans, hĆ©.

En nog steeds bent u bezig met tricot. Het is uw visitekaartje geworden.

Ja, en dat ga ik ook niet veranderen. Ik ben verliefd op breigoed. Voor mezelf, en voor andere vrouwen. Ik hou ervan om met draden, kleuren en steken te spelen. Al van toen ik kind was. Ik kan er al mijn ideeĆ«n in kwijt. Tricot sluit mooi aan, omhult en verhult, en heeft veel expressie. Niet dat het altijd even gemakkelijk is. Negen keer op tien krijg ik van mijn fabrikanten te horen dat ze mijn wensen onmogelijk kunnen uitvoeren. ‘Te moeilijk, te ingewikkeld’. Elk seizoen is het weer vechten. Maar het gaat de goede kant uit, ook al omdat er steeds meer mensen heil zien in innoverend breiwerk. Al geloof ik niet in de zogenaamde revival van het tricot, zoals ik de laatste tijd vaker te horen krijg. Breigoed is eeuwig en, wat mij betreft, de meest natuurlijke zaak ter wereld. Maar in mijn collecties zitten ook ‘gewone’ stoffen, om een mooi totaalbeeld te kunnen presenteren. En om praktische redenen. Een gebreide regenjas kan misschien mooi zijn maar niet echt nuttig.

Hebt u het gevoel dat u bij de internationale modescĆØne hoort? U woont, werkt en produceert in Spanje. Niet meteen de meest opwindende plaats voor modemensen, zoals u zelf zegt.

Niet echt, maar dat stoort mij niet. Het liefst ben ik aan het werk, aan het creĆ«ren, maar ik wil ook nog een leven buiten de mode. Dat is zĆ³ belangrijk. Ik ben jong, ik wil mij amuseren, punt. Ik ga elk weekend dansen of dineren met vrienden, wanneer ik maar kan. Als ik op vakantie ga, zoek ik een bestemming waar gewoonweg geen shops zijn, om niet steeds met mode geconfronteerd te worden. Maar ik blijf geĆÆnteresseerd, dat wel. Mijn favoriete ontwerper is nog steeds Martin Margiela. Omdat hij zijn eigen zin blijft doen.

Een clichƩ-vraag: waar haalt u uw inspiratie?

ClichĆ©, u zegt het zelf. Mijn inspiratie komt van overal: films, boeken, tijdschriften, muziek, de straat, mijn jeugd… Maar verwacht van mij geen welomlijnde thema’s met afgezaagde kernwoorden. Daar heeft niemand wat aan.

Nog zo’n vraag: wat is uw favoriete kleur?

Zwart. En nu moet u echt een glas wijn nemen!

Peter De Potter

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content