In de loft van ontwerpster Johanne Riss wapperen blanke lakens als bruidsjurken. Ze houdt van een wit palet en van de strakke lijn van Japans design.

Aan de Nieuwe Graanmarkt, net om de hoek van de Dansaertstraat, herontdekte ze iets dat lijkt op een Parijse volksbuurt. Ze komt zelf uit Noord-Frankrijk en verzeilde per toeval in Brussel. Het is voor haar niet de mooiste stad van Europa, maar omdat er zoveel verschillende sferen door elkaar lopen, houdt ze er wel van. Johanne Riss vindt het een veel te burgerlijke stad, “behalve in deze buurt, waar je zelfs een vleugje Soho opsnuift”. De noordkant van het centrum, met zijn opslagplaatsen en de nabijheid van de oude haven, heeft inderdaad wat van een grootstad. Hier werpen wel meer kunstenaars en jongelui hun anker uit.

Johanne Riss woont en werkt in een oud pakhuis waarin bananen werden gestouwd. Haar winkel doet tegelijk dienst als woonruimte. Zeker het middenstuk, met de vijver waarin karpers zwemmen: een knipoog naar het Verre Oosten, waartoe ze zich bijzonder aangetrokken voelt. Rond de vijver vinden we een kleine keuken en een zithoek. Als ’s avonds de lichten van de winkelruimte zijn gedoofd, wordt dit een grote zitkamer. Het naaiatelier ligt in de kelder onder de vijver. Johanne Riss ontwerpt overal in huis, maar als het er echt te druk wordt, trekt ze zich terug in een hotel.

Riss kan ook de rust opzoeken van het achterhuis, met zijn drie boven elkaar gelegen lofts. Op eenhoog woont haar zoon Jonathan, op tweehoog haar dochter Joy, en op driehoog ligt haar eigen privé-ruimte onder de pannen. Elke verdieping heeft een andere sfeer. Het zijn aparte flats met een douchecel, een slaapruimte en vrij veel zitruimte.

De zoon voelt zich thuis in een Japanse sfeer met tatami’s en futons. Op de grond ligt ook een fraai tapijt van Eileen Gray. Verder staat er wat meubilair uit de jaren ’40, en een immens metalen kamerscherm van Philippe Cardoen. Dat gevaarte past bij de herfstige tonen van deze verdieping.

In de flat van Joy staat een Indisch hemelbed centraal, dat ze zelf meebracht uit Bombay. Voor de rest valt er haast geen kleur te bekennen: bijna alles is witgeschilderd. De kleurrijke, geboetseerde buste van de Luikse kunstenares Dario Caterina fungeert als frivole blikvanger.

In het woonatelier van Johanne Riss stroomt kil noorderlicht door de dakvensters. De sfeer past bij de frisse kleuren van haar collectie trouwjurken. Om de ruimte te verdelen, hing ze katoenen lappen aan de trekstangen van de dakstoel. De decoratie is bijzonder sober. Overal zie je werk van bevriende kunstenaars, zoals een tableau van Heinz Zimmer en een hoge beschilderde vaas van Paul Trajman. Riss hangt geen enkel werk aan de muur omdat ze van gave wanden houdt en een statisch interieur verfoeit: niets staat hier netjes op een vaste plaats. Alle spullen lijken te wachten om weer ingepakt en verhuisd te worden.

Achter de zithoek zien we een hoge bibliotheek met kunstboeken. Johanne Riss heeft een etagère voorbehouden voor de Franse modeontwerpster Coco Chanel, haar lichtend voorbeeld.

Volgens haar vergroeit dit decor met haar couturewerk. “Ooit had ik een andere winkel die ingericht was door een decorateur. Maar ik vond er mezelf niet: het was er veel te mannelijk”, vertelt ze. Ze noemt haar interieur niet minimalistisch. Ze vindt een volkomen geabstraheerde inrichting kaal en levenloos. Voor haar betekent soberheid zuivere zen: zonder rijkdom. Dit huis herbergt bescheiden objecten die her en der, maar niet in winkels, bij elkaar werden gesprokkeld. Meestal verandert Riss er zelf nog wat aan. Zo overtrekt ze bijvoorbeeld de zetels met hoezen. Opschik en meubilair verandert ze gemakkelijk van vorm en kleur. Maar de zensfeer blijft bewaard.

Piet Swimberghe / Foto’s Jan Verlinde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content