We kunnen er deze zomer niet meer naast kijken: zwart is terug. Terug van nooit weggeweest. Ooit exclusief voorbehouden voor de dood maar al gauw geprezen voor haar sobere elegantie en rebelse karakter. Van Chanel tot de minimalistische jaren ’90: de mystieke aura, de ups en downs van zwart.

L apetite robe noire (1926) van Chanel was een modefenomeen maar vooral een triomf van zwart. Voordien stond mode gelijk aan pracht en praal, en fungeerde ze als een teken van sociale klasse. Wespentailles met weelderige boezems en derriĆØres, onwrikbare baleinen, hoge hakken, impressionante hoeden en veel klatergoud. Het waren allemaal stille getuigen van het nietsdoen van de vrouw en de rijkdom van de man. Kritiek op deze plaatsvervangende consumptie kwam er vanaf het einde van de 19de eeuw. Voor linkse intellectuelen was de overdadige kleding een symbool van de ondergeschiktheid van de vrouw. Maar ook de vrouwen zelf rebelleerden hiertegen en ijverden voor hun onafhankelijkheid, ook op het vlak van de kleding.

Coco Chanel was zo’n rebellerende kracht. Ze werd in 1883 geboren als dochter van een rondtrekkende straatventer en een boerenvrouw. Getekend door haar abominabele jeugd – Ć©n haar passie voor mannen – introduceerde Chanel in de jaren ’20 een eenvoudige en elegante mode, geĆÆnspireerd op herenkleding. Voor Chanel stond mobiliteit gelijk aan macht, en die boodschap wilde ze in haar ontwerpen uitdrukken.

Geen sierlijke, discriminerende kleding meer maar een democratische mode voor iedereen. De term ‘democratisch’ was misschien een beetje ongelukkig gekozen: het prijskaartje van Chanels creaties was allesbehalve democratisch, maar de kleding was wel makkelijk te kopiĆ«ren. In 1926 maakt Chanel echt furore met la petite robe noire: het zwarte jurkje, een kokerjapon van zwarte crĆŖpe de chine met een sobere strik vol parels. Het jurkje werd door Vogue uitgeroepen tot de Ford van de mode: een innovatie die het overal doet en die steeds vatbaar is voor nieuwe interpretaties.

Soberheid en luxe, mannelijkheid en vrouwelijkheid, comfort en elegantie, strengheid en charme, uniformiteit en veelzijdigheid: allemaal verenigd in ƩƩn zwart jurkje. Het japonnetje en haar herinterpretaties kenden een enorm succes en werden geprezen door iconen van verschillend formaat. Edith Piaf, Juliette GrƩco, Liza Minnelli, Louise Brooks, Joan Bennett en Audrey Hepburn: allemaal vielen ze voor Chanels petite robe noire. Tragiek kende het jurkje ook, met jong overleden schoonheden als Marilyn Monroe, Romy Schneider en Prinses Diana.

Na de Tweede Wereldoorlog moest de stijl van la GarƧonne plaats maken voor de New Look van monsieur Dior. Dior greep terug naar de 19de-eeuwse mode: smalle, afhangende schouders, nauwe bovenstukken en wespentailles, opgevulde heupen, wijde rokken op kuitlengte en felle kleuren werden de burgerlijke norm. De nieuwe schoonheid van Dior was alles wat inging tegen de mannelijke elegantie van Chanel.

Voortaan stonden vrouwelijkheid, weelderigheid en vooral kleur weer centraal in het modebeeld. In het naoorlogse klimaat van welvaart, optimisme en de herwaardering van de 19de-eeuwse burgerlijke waarden leek er geen plaats meer voor zwart. Nochtans was niet iedereen opgezet met deze burgerlijke herontdekking. In rokerige jazzkelders debatteerden jonge intellectuelen over de noodzaak van een individualistisch menselijk bestaan. Deze aanhangers van het existentialisme hadden geen boodschap aan de collectieve burgerlijke waarden. De nieuwe stijl van Dior was dan ook niet aan hen besteed. Zij opteerden voor zwarte kleding, geĆÆnspireerd op de existentialisten en de beatniks. Hun muze was Juliette GrĆ©co. De mannen droegen rolkraagtruien en velours broeken terwijl de vrouwen kozen voor ruime sweaters, en rokken of smalle broeken. Weliswaar allemaal in het zwart, als teken van hun ernst.

Net zoals in de jaren ’20 was zwart in de jaren ’50 en het begin van de jaren ’60 dus een kleur van verzet: niet vanwege onderdrukte vrouwen maar van jonge intellectuelen die het individualisme predikten. Toch was het feminisme niet veraf met Simone de Beauvoir als eega van hun held Jean-Paul Sartre.

Daarna werd het even stil rond zwart, en dat is niet verwonderlijk: in de jaren van de flowerpower regeerde kleur de wereld. Het maatschappelijk klimaat werd beheerst door studentenrevoltes, vrouwenbewegingen, seksuele bevrijding, communes en politiek verzet. Geen burgerlijke waarden meer maar creativiteit, oppositie, back to nature en vooral: love and peace. Deze principes lieten zich ook voelen in de kleding.

Mode werd antimode en de maatstaf van smaak was wansmaak. Alles kon en niets moest. Meer nog: als het anti was, was het goed. Dit leidde tot een bonte mengeling van stijlen, gaande van folkloristische gewaden tot discoglitter. Leren slippers, lange boerse rokken, hotpants, spijkerbroeken, patchwork, plateauzolen, wijde pijpen, polyester overhemden: het kon allemaal. Voor de exclusieve versie van deze bohemian look zorgden modeontwerpers als Yves Saint Laurent. Zwart kwam er bijna niet aan te pas. Maar niet voor lang meer, want het uitbundige ” make love not war” begon midden jaren ’70 barsten te vertonen. In het trendy New York rakelde The Velvet Underground een avant-garde collectief rond iconen Andy Warhol en Lou Reed de zwarte existentialistische look weer op, en zei vaarwel aan de kleuren en materialen van de flowerpower. Met teksten over de donkere kant van het leven stonden de nummers van The Velvet Underground diametraal tegenover de gevoelens van die tijd. Hun look evenzeer. Maar pas met de komst van de punk op het einde van de jaren ’70 werden de fundamenten van de flowerpower echt onderuit gehaald, en trok zwart weer volop aandacht. Een ware cultuurschok was het. De punkers hadden de buik vol van love and peace. De toekomst was in hun ogen helemaal niet rooskleurig, en dat pessimisme staken ze niet onder stoelen of banken. Hun slogan ” no future” en hun doelbewuste smakeloosheid moesten deze misnoegdheid aan de buitenwereld tonen. De kunst bestond erin datgene te combineren wat allesbehalve combineerbaar was: legerkleding, leren jacks met hakenkruisen en doodskoppen, gescheurde T-shirts, Dr. Martens– bottines en glanzende latex. En liefst een veiligheidsspeld door het oor. Voortaan geen liefdevolle back to nature-look meer: lang leve het provocerende plastic, en lang leve zwart! De punkmode bleef niet beperkt tot haar grondleggers – The Sex Pistols – en volgelingen maar beroerde ook de haute couture, waar vooral Vivienne Westwood bekendheid verwierf door haar creaties met hoog punkgehalte.

Met de punk belanden we in de jaren ’80, de jaren van het postmoderne eclecticisme. Stijlelementen uit het verleden werden overgenomen en voorzien van een modern tintje. Van Ć©Ć©n welbepaalde look was geen sprake. Voor het eerst had de mode zich ontdaan van de idee dat er Ć©Ć©n heersende trend moest zijn. En dat was eraan te zien. Fetisjmode, getailleerde jasjes met brede schouders, bermuda’s onder blazers, glanzende leggings, hoge pumps, lage pumps en nog zoveel meer. Ook punk was nog steeds in. En daar maakte een doorbrekende Madonna dankbaar gebruik van in haar aanloop naar Bad Girl. De Madonna van de jaren ’80 koos trouwens veelal voor zwart. Wars van deze punk- en fetisjmode ontstond de Dynasty-look. Deze dress for success-stijl vond vooral aanhang bij opkomende carriĆØrevrouwen die zich moesten laten gelden in een door mannen overheerste zakenwereld. Zwart was hier niet echt op zijn plaats. Ook in de vrijetijds- en fitnessmode kwamen de liefhebbers van zwart niet aan hun trekken. Wel was zwart alomtegenwoordig in de kleding van de new wavers, een uitloper van de punk. Geen zwart van existentialistische ernst of van rebellerende feministen dit keer, maar een zwart van weltschmerz. Toch werden ook de zwartdragers die niets in punk of new wave zagen in de jaren ’80 op hun wenken bediend, al moest ze er wel flink voor betalen. Aanbieders van dit dure zwart waren de Japanners. Deze avant-gardistische ontwerpers hadden reeds op het einde van de jaren ’70 hun intrede gedaan in de mode. In het begin van de jaren ’80 braken ze echt door. Ze maakten korte metten met de glitter en folklore, en gingen voor een geheel nieuwe look. Zwart maakte furore als nooit tevoren, en droeg bij tot een nieuwe esthetiek die vanaf dan een vaste waarde werd in de mode. Een ware revolutie in het modebeeld ontketende zich. Het lichaam werd voortaan verborgen achter kunstwerken die sterk aan de 12de-eeuwse Japanse kimono deden denken. Ruimtelijke effecten werden gecreĆ«erd door principes van geometrie, ascese, deconstructie en androgynie. De Japanse armoedige stijl ging dwars in tegen die van het Westen. Van de westerse voorstelling van het lichaam en kleding maakten de Japanners brandhout. Ook de heersende materialen en kleuren moesten eraan geloven. Donkere kleuren en vooral zwart kregen hierbij de voorkeur. Grote voorbeelden zijn de sombere en vormeloze lappenstijl van Rei Kawakubo van het modehuis Comme des GarƧons en de sobere, donkere maar originele look van Yohji Yamamoto. Meest befaamd om zijn kreuktechniek is Miyake die als het ware autonome kunstwerken neerzet. Toch vraagt dit kleurgebruik in de Japanse mode enige nuancering. Zo wordt Kenzo ook tot de Japanners gerekend maar is hij vooral gekend voor zijn kleurrijke ontwerpen. Ook Comme des GarƧons koos op het einde van de jaren ’80 voor kleur. Toch blijft de Japanse mode ook nu nog haar eigen karakter behouden, en is deze anti-chic look alles wat de westerse stijl niet is.

Medeverantwoordelijk voor de moderevolutie van de jaren ’80 en de herwaardering van zwart was de Belgische mode. Met hun armoedige grungestijl deden de Belgische ontwerpers de fundamenten van de one look voor een tweede maal op haar grondvesten daveren. Aanvankelijk waren ze met z’n (Antwerpse) zessen, maar al snel volgden anderen. Een echte doorbraak in binnen- en buitenland kenden ze in de jaren ’90. Net zoals de Japanners lieten de Belgen zich leiden door een esthetiek van het onvoltooide, en hanteerden ze principes als deconstructie, geometrie en androgynie. Zwart was overal, weliswaar bij de ene ontwerper al wat meer dan bij de andere. Bekend om haar zwarte, minimalistische creaties werd Ann Demeulemeester. Zwart is voor haar de essentie van een kledingstuk, en werd dan ook een constante in haar werk. Kleur kan, maar moet niet. Hoewel ook deze ontwerpster wel eens kleur durft te gebruiken, zoals bleek uit haar wintercollectie 2000.

Een andere liefhebber van zwart is Raf Simons, de ontwerper die ons met zijn mode meeneemt naar de jeugdculturen van de jaren ’80. Zwart is ook te vinden bij Martin Margiela, Lieve Van Gorp en Veronique Branquinho, om er maar een aantal te noemen.

En het is nog niet gedaan met zwart in de 20ste eeuw. De mode van de jaren ’80 overleefde het decennium en liet zich ook nog in de jaren ’90 gelden, de jaren waarin alles kon en niets moest. Toch was er Ć©Ć©n opvallende trend: het minimalisme. Een sobere elegantie die vroeg om zwart en inging tegen de Amerikaanse marketingmode van Lauren en Hilfinger. Het eenvoudige zwart beroerde niet alleen de haute couture maar ook de massamode. Zwart schreef aan het einde van het millennium dan ook geschiedenis. Het was eigenlijk de eerste keer dat de kleur zich in de 20ste eeuw van haar conformerende kant liet kennen, haar bijdrage tot het rouwproces buiten beschouwing gelaten. Voorheen werd zwart vooral geassocieerd met antimode. Chanel, de existentialisten, The Velvet Underground, de punk en new wave, de Japanse ontwerpers en hun Belgische kinderen: allemaal rebelleerden ze tegen een heersende one look. Die subversieve kracht moest het minimalistische zwart van de jaren ’90 laten varen. Om anti te zijn, moest men voor fel en extravagant kiezen, niet voor zwart want dat was algemeen in. Pas op het einde van de jaren ’90 werden de kleuren weer bedankt voor hun diensten. DĆ© kans bij uitstek voor zwart, om het jaar 2001 weer als anti in te gaan. Of zwart nog steeds de subversieve kracht heeft van weleer, zal de tijd uitwijzen. Maar hoe dan ook: verdwijnen zal het nooit, enkel terugkomen van nooit weggeweest.

An Moons

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content