Halfelf, woensdagavond. Ondanks het late uur staan acht mensen voor mij in de rij bij de apotheker. Supermarkt is een juister woord.

CVS Drugstore/Pharmacy staat er in rode letters op de gevel. In de enorme winkel vind je duizenden producten voor lichaamsverzorging, plus wenskaarten, snoep en frisdrank. Achterin ligt de apotheek. Je mag er niet binnen. Achter een glazen wand zijn zes mensen in de weer tussen honderden potjes en flesjes. Links in de wand is er een gat met een kassa. Daarachter staat een meisje van een jaar of achttien verbeten gom te kauwen. Vier mensen nog voor mij in de rij. Een zwarte man met een slaperige kleuter aan de hand geeft het meisje zijn voorschrift. Net als bij de andere klanten maakt de kassierster eerst een snelle rekensom. “Dat komt op 65 dollar”, zegt ze. “Hebben?” De man aarzelt. “Zoveel heb ik niet op zak”, stamelt hij. Het meisje geeft hem het voorschrift terug met een routinegebaar. “Next!” Ze kijkt naar het volgende briefje. “Hebben we niet”, zegt ze met vlakke stem. “We moeten dat bestellen. We kunnen het tegen morgenavond hebben.” De man aan wie ze het voorschrift teruggeeft, vloekt. “Moet ik daarvoor een kwartier in de rij staan? Mijn vrouw heeft die medicijnen nu nodig!” Het meisje verpinkt niet. “Next!” De laatste klant voor mij is een blonde vrouw van een jaar of veertig. “Dat komt op 120 dollar”, zegt het meisje. “Wat!” roept de vrouw verontwaardigd. “Dat is 20 dollar meer dan vorige maand! Het zijn toch dezelfde pillen. Hoe kan dat nu?” “Ik kan er niets aan doen,” zegt de ijsprinses vanachter haar glazen schild, “de prijzen zijn verhoogd. Moet u de pillen hebben of niet?” “Natuurlijk moet ik ze hebben,” gromt de vrouw, “ze zijn voor mijn vader. Hij kan niet zonder. “Oké,” zegt het meisje, “kom over een half uur terug. Next!”

Ik heb geluk. Het zalfje dat mijn dokter heeft voorgeschreven, is in voorraad en kost “maar” 25 dollar. Ook tegen mij zegt de kassierster het zinnetje dat me al jaren de muren doet opklimmen bij Amerikaanse apothekers: “Kom over een half uur terug.” Dertig minuten om een zalfje uit de kast te halen en er mijn naam en adres op te schrijven! Ik heb altijd vermoed dat het een verkooptactiek is: je doet de klant een halfuur wachten zodat hij uit pure verveling aan het kopen slaat in de rest van de winkel. Als je daar niet intrapt, kun je wachten op een van de harde plastieken stoelen tegen de muur.

Ik zet me neer en open een boek. De enige andere wachtende is de vrouw met de zieke vader. Ze heeft de dure pillen nog niet verteerd. “Kun je dat geloven,” vraagt ze mij, “twintig dollar meer dan vorige maand? Waar moet een mens dat vandaan blijven halen?” “Heeft uw vader een ziekteverzekering?” vraag ik. “Ja, hij is bij Oxford“, antwoordt ze met een van sarcasme druipende stem. “Ga nooit bij hen. Zolang je jong en gezond bent, betalen ze zonder morren. Maar eens je oud en ziek bent, behandelen ze je als rotte vis. Ze betwisten de doktersrekeningen van mijn vader voortdurend. Ofwel vinden ze dat hij een behandeling niet nodig heeft, ofwel vinden ze het te duur en willen ze maar een deel terugbetalen. Het houdt niet op.” “Ik ben ook bij Oxford”, zeg ik wat gelaten. “Ik heb nog geen problemen met hen gehad maar ik ben dan ook zelden ziek.” “Wacht maar tot je oud bent”, waarschuwt ze. “Misschien bestaat Oxford dan niet meer”, zeg ik. “Ook waar,” geeft ze me gelijk, “ze zijn bijna failliet.”

Oxford zit financieel in de puree. Dokters en ziekenhuizen klagen dat ze met veel vertraging worden terugbetaald en beginnen patiënten van Oxford te weigeren. De Oxford-aandelen tuimelden omlaag op de beurs. Van de ene dag op de andere kan de firma verdwijnen. Het overkomt steeds meer Amerikanen. In New Jersey kregen 200.000 mensen onlangs te horen dat hun verzekeringsmaatschappij HIP failliet was. Ze moesten meteen een andere zoeken, maar de 50.000 minstgegeerden, vooral bejaarden en psychiatrische patiënten, werden overal geweigerd en hebben nog niets gevonden.

Wat zal er met die mensen gebeuren? Niemand die het weet. In New York leeft al ruim 25% van de bevolking onverzekerd, in Los Angeles 39%. Wat doen die mensen als ze ziek worden? Ze behelpen zichzelf met medicijnen die ze in drugstores zoals CVS zonder voorschrift kunnen kopen, of experimenteren met kruiden en andere “wondermiddeltjes”. Als ze niet anders kunnen, gaan ze naar de spoedgevallendienst van ziekenhuizen, die verplicht zijn om iedereen te helpen maar vaak te overstelpt zijn om dat echt te kunnen. Vandaar de groeiende markt voor illegale ziekenhuisjes en apotheken, waar sloebers zonder scrupules of medische opleiding grote winst maken met de verkoop van vervallen of verboden geneesmiddelen. Onlangs nog stierf een peuter in Los Angeles na een inspuiting toegediend door de kassierster van een cadeauwinkel die tevens dienst deed als clandestiene apotheek. De politie van L.A. onderneemt voortdurend razzia’s tegen die kwakzalverijen, maar ze duiken telkens weer op, als paddestoelen na de regen.

Jacqueline Goossens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content