Hij was het enige groen waar wij uitzicht op hadden, in een wereld van gammele garagepoorten en eternitdaken : een ranke boom met witte bast ; berken noemt men die, geloof ik. Als er wat wind stond, kon je zijn bladeren tot in onze slaapkamer horen ruisen, met een weldadigheid die sommigen ontlokken aan klankschalen. Hij was een tegengif voor de rest van ons panorama, dat bestaat uit your typical terrasjes van een paar vierkante meter waarop mensen vuilniszakken zetten, van die blauwe en ook gele, met opschriften als Schoon Gent iedereen content en andere dichterlijkheden.

Toch moet die boom zich bezondigd hebben aan een zwaar en verdoken misdrijf, want op een ochtend kwamen er mannen met snerpende kettingzagen. Ze gingen omzichtig te werk en beroofden hem eerst van zijn takken, tot hij daar stond als een zielige spriet, een zilverwitte tandenstoker die ze vervolgens de genadeslag gaven. Timber ! dacht ik somber.

Het huis waarbij de boom hoorde, was een steriel gebouw dat om redenen van winstmaximalisatie was ingedeeld in een viertal appartementen. Toen de huurders beneden er uittrokken, zag de huisbaas zijn kans schoon om de kettingzagers te noden. De boom was hem wellicht al langer een doorn in het oog wegens te vrij, te vrank en nauwelijks belegbaar bij de Rabobank. Op zulke momenten verafschuw ik artikel 544 van het Burgerlijk Wetboek, dat eigendom omschrijft als het recht om op de meest volstrekte wijze van een zaak het genot te hebben en die desgewenst naar de duivel te helpen.

“Begrijp jij dat nu,” vroeg ik aan mijn vriendin, “dat ze zo’n prachtboom omzagen ?”

“Hij zal te veel vuil gemaakt hebben”, zei ze, pragmatisch als ze kan zijn in die dingen.

“Komaan zeg, die boom was hier zowat het zuiverste in een straal van vijfhonderd meter.”

“Misschien zaten er vogels in,” opperde ze, “die uitwerpselen lieten vallen op het terras van die mensen. Zou jij dat fijn vinden, voortdurend vogelpoep van je terrastegels te moeten schrapen ?”

“Vogelpoep, vogelpoep”, bauwde ik na. “Zo dramatisch kan dat toch niet zijn ?”

“Ze zullen wel hun redens hebben”, zei ze. “Mensen hakken geen bomen om omdat ze daar plezier in scheppen.”

“Daar heb je gelijk in”, deed ik schamper. “Van het flipperkastkapitalisme tot de handel in vloeibare xtc : als er iets gebeurt, kun je er gif op innemen dat mensen daar ethisch hoogstaande motieven voor hadden. Misschien kunnen ze daar nog een garage neerpoten, naast de vijf dozijn die er al stonden.”

Ik keerde terug naar de living, vanwaar ik het slagveld nors gadesloeg. Bij de boom stond nu een grijze vrouw, de eigenaresse allicht die de hit man zijn oneervolle opdracht had gegeven. Twee kindjes zaten elkaar met takken achterna, joelend, zich niet bewust van de tragiek. Wat kunnen kinderen toch ook assholes zijn, dacht ik grimmig – en ook nog lelijker dingen, zoals : stort dat tuintje maar vol beton, verrijkt met afval van Fukushima, en rot er de komende 27.000 jaar in weg, want zo lang wellicht is de halveringstijd van je bekrompenheid.

Tegelijk zat het mij niet lekker dat ik dat dacht, want de kinderen droegen zo’n bivaksmuts die de huisvlijt is van zorgzame grootmoeders, en bij ons een parmontagne wordt genoemd. De vrouw liep met behoedzame stapjes en leek vanuit de verte op Annie M.G. Schmidt, wat mijn sympathie opwekte. Waarom moeten de dingen altijd gelaagd zijn en ingewikkeld ?

Het zag er kaal uit nu, aan de overkant. De bakstenen waren te rood en de gordijnen bekampten elkaar in fletsheid. De boom lag daar als een lijk met afgehakte ledematen. De stam was in vijf of zes stukken gezaagd, waarvan het snijvlak obsceen in mijn richting wees en al bruin begon uit te slaan. Bijna kon ik de jaarringen tellen die verrieden hoe lang de berk het had uitgehouden in ons midden.

Ik wendde mij af en besloot dat ik dringend nood had aan een eigen boom, aan een erf waar ik met een tweeloop met grofkorrelige hagel iedereen van af kon jagen die het woord ‘boom’ en ‘vuil’ in één en dezelfde zin gebruikte – behalve mijn vriendin natuurlijk, die dat maar zei om mijn geloof in de goede bedoelingen van de mens intact te houden. Haar zou ik, zo nam ik mij voor, een Japanse notenboom kopen. We zouden hem planten in volle grond en thee trekken van zijn bladeren, waaraan een heilzame werking wordt toegeschreven bij onder meer blaas- en nierproblemen, geheugenverlies, huidziekten, angst en etalagebenen.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

DE VROUW LEEK VANUIT DE VERTE OP ANNIE M.G. SCHMIDT, WAT MIJN SYMPATHIE OPWEKTE. WAAROM MOETEN DE DINGEN ALTIJD GELAAGD ZIJN EN INGEWIKKELD ?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content