A la limite volgt mensen die limieten overschrijden of balanceren op het scherp van de snee. Deze week een ontmoeting voorbij de grenzen van pijn en controle. Een thuisbevalling met Leen Massy, vroedvrouw en auteur van het “Bollebuikenboek”.

De nacht was te kort, verstoord door muizenissen, een wenend kind, te warm, te koud. En dan om halfacht al die rottelefoon. Leen Massy aan de lijn. “Misschien kan je straks een thuisbevalling meemaken. De weeën zijn begonnen.” Heel even denk ik: “O neen, niet vandaag”, maar dan is er plots de spanning, en natuurlijk de nieuwsgierigheid. Vier keer heb ik zelf een kind op de wereld gezet, maar nooit heb ik een vrouw zien baren.

Om halftien belt Leen Massy opnieuw. “Als je wil, mag je komen. Maar niet te lang wachten want het schiet behoorlijk op.”

Ze is een echte vroedvrouw, in hart en nieren. Liefst was ze vijftig jaar vroeger geboren, toen een vroedvrouw op haar fiets storm en ontij moest trotseren om de barende vrouwen uit het dorp bij te staan. “Ik kan me onmogelijk voorstellen dat ik er ooit mee zal stoppen. Vroedvrouw blijf je tot het einde van je leven”, legt ze me uit, en het klinkt haast als een verontschuldiging. En dan vertelt ze over haar Franse collega, madame De Béarn, een tachtigplusser die nog steeds haar beroep uitoefent, en over Jeanne De Konink, die ze onlangs in een Mechels bejaardentehuis heeft bezocht. “Ik zou het zo graag nog één keer meemaken”, had de 98-jarige haar toegefluisterd.

Leen Massy grinnikt. “Altijd opnieuw word ik geraakt door de toevalligheid van een geboorte. Zelf dank ik mijn bestaan aan het ongeluk van mijn vader die tijdens de oorlog zijn geliefde verloor. Haar huis werd getroffen door een bom, en het meisje was dood. Enkele jaren later is mijn vader met een andere vrouw getrouwd, en uit dat huwelijk ben ik geboren. Vreemd toch? Zonder die bom was ik er gewoon niet.

En dan zijn er nog die andere, soms banale voorvallen die een mensenleven in een bepaalde richting duwen. Zo had ik als klein meisje ontzettend veel oorontstekingen, maar nooit kreeg ik pijnstillers of antibiotica. Nog altijd herinner ik mij die helse pijnen en hoe ik mijn tranen probeerde weg te slikken, want huilen maakte de ellende alleen maar erger. En ik weet ook nog hoe ik op een dag, totaal onvoorbereid, begon te menstrueren. Ik was twaalf en op seksueel vlak totaal onwetend, maar intuïtief vermoedde ik dat dat plotse bloedverlies iets met vrouwzijn te maken had. En ten slotte was er nog het babysitten als jong meisje, en de verrassende ontdekking dat baby’s onvoorwaardelijk kunnen liefhebben. Als je zo’n kind maar goed verzorgt, is het perfect gelukkig, stelde ik vast. Soms denk ik dat net die ervaringen een vroedvrouw van mij hebben gemaakt.”

De voordeur staat op een kier, maar het lijkt me beter om toch maar aan te bellen aan dit vreemde huis. “Kom gerust binnen”, roept een man, en ik loop behoedzaam de trap op in de richting van de zachte muziek. “Bach,” denk ik, “de Goldbergvariaties.”

Op de tafel in de eetkamer liggen de resten van een haastig ontbijt. Traag trek ik mijn schoenen uit, voor ik nog één trapje hoger ga, naar de zithoek die tot een bevallingskwartier is omgebouwd. En het tafereel dat ik daar zie, is vreemd en toch vertrouwd, groots en toch eenvoudig. Het lijkt wel een tableau vivant. In een ronde, plastieken kuip gevuld met water, zie ik het naakte lichaam van een vrouw die strijd levert met het geweld in haar buik. Ze zit op haar knieën, haar voorhoofd tegen de rand. Haar man strijkt met zijn hand door haar haar en de vroedvrouw draait kringetjes, laag op de rug van de vrouw.

“Hallo”, mompel ik stilletjes.

Leen Massy en de man kijken even op en knikken me toe. De vrouw in het bad kreunt. “Straks”, fluistert ze zonder op te kijken. “Straks zal ik je wel begroeten.”

Ik trek me terug in een hoek van de kamer en probeer me onzichtbaar te maken, overspoeld door een weke mengeling van ontroering en medeleven.

En plots staat het me allemaal weer helder voor de geest. De barensnood. De oude vloek: “In pijn zal de vrouw haar kinderen baren.”

Ook Leen Massy had zich nooit kunnen voorstellen dat baren zo’n pijn kon doen. “Hoewel ik als vroedvrouw al heel wat bevallingen had meegemaakt, was ik bij de geboorte van mijn eerste kind compleet verrast. ‘Dit kan niet waar zijn. Dit is een vergissing. Deze pijn is niet van deze wereld’, dacht ik de hele tijd. Eerst was ik boos en verontwaardigd, maar na een poos kwam er geen woord meer over mijn lippen. Na elke wee lag ik uitgeput en met gesloten ogen te bekomen. Ik was in een andere wereld, onbewust van tijd en ruimte. Het was een roes waaruit ik slechts door de volgende wee werd wakker geschud.

Elke keer opnieuw zie ik vrouwen heel verschillend op die pijn reageren. Sommigen worden stil en verdrietig, anderen agressief of apathisch. Maar als het te erg wordt, snelt het lichaam ter hulp, en komen er flinke doses endorfines vrij die de pijn behoorlijk verlichten en een soort roes veroorzaken. Alleen als een vrouw te angstig of gespannen is, produceert ze te veel adrenaline en verhindert ze de aanmaak van die kalmerende endorfines.”

Thuis zijn is de beste pijnstiller, zegt een van de moeders in je “Bollebuikenboek”.

Leen Massy: Het gaat niet alleen om de bekende kleuren, geuren en geluiden, maar vooral om het feit dat je in je eigen huis volledig vrij bent. Je kiest zelf de beste houding om de weeën op te vangen: op handen en knieën, in kleermakerszit, voorovergeleund op een tafel, achterstevoren op een stoel, op je knieën op de grond of hangend aan de nek van je partner. Ook het deurstijlen blijkt een populaire pijnbestrijder te zijn. Open een deur, druk je onderrug tegen de ene en duw met je armen tegen de andere deurstijl. Er zijn 1001 andere manieren om de pijn op te vangen dan in de ziekenhuishouding: liggend op een bed, gekoppeld aan een monitor of een infuus.

Op het moment van de uitdrijving nemen de meeste vrouwen instinctief een verticale houding aan. De bevallingen die ik begeleid, verlopen meestal in hurkhouding. De man achter de vrouw, op een stoel; ik voor haar, in kleermakerszit. Op die manier houdt de vrouw zelf de regie in handen. Want het is zij die bevalt, hé, ik niet.

En als een vrouw de pijn niet aankan en om een epidurale verdoving vraagt?

Een ruggenprik is een technische ingreep die uitsluitend in een ziekenhuis kan en mag gebeuren. Twintig jaar geleden was er nog geen sprake van deze verdovingstechniek; nu bevallen zes vrouwen op tien met een epidurale. Tegenwoordig moet een vrouw zich haast verantwoorden als ze niet pijnloos wenst te bevallen. Weet je wat ik een collega-vroedvrouw onlangs hoorde zeggen tegen enkele moeders die in het ziekenhuis aan het infuus hun bevalling afwachtten? “Sorry, maar af en toe zal je iemand horen roepen. Dat is een vrouw die gekozen heeft om zonder epidurale verdoving te bevallen.”

Betreur jij die evolutie naar rustige, pijnloze bevallingen?

Ik heb begrip voor extreme en problematische situaties, maar ik vind het jammer dat heel wat vrouwen gewoon niet meer probéren om zonder verdoving te bevallen. Zo groot is de angst voor de pijn.

Onlangs legde een vrouw mij uit waarom ze voor een epidurale verdoving gekozen had: “Wie gaat er in deze tijd nog naar de tandarts zonder om een spuitje te vragen?” Ergens begrijp ik haar wel, en onlangs heb ik bij de tandarts ook om een verdoving gevraagd. Maar toch heb ik in mijn hele leven nooit zo’n overweldigend gevoel van verrijking gekend als toen ik mijn kind op eigen kracht op de wereld had gezet.

Ooit heb ik in Nepal een loodzware bergtocht gemaakt, en toen ik eindelijk die top bereikte, was ik doodop. Maar de ervaring om op dat hoogste punt te staan, was zonder meer fantastisch. Dat gevoel van tevredenheid en zelfvertrouwen is onbeschrijfelijk. En precies die ervaring moeten veel vrouwen tegenwoordig missen.

Als je na die helse weeën je baby in je armen krijgt, is die pijn trouwens snel vergeten. Bij een bevalling kunnen emoties op korte tijd totaal omslaan. Zo herinner ik mij nog mijn verbazing toen ik als leerling-verpleegster voor het eerst een bevalling zag. Onbegrijpelijk vond ik het dat iemand het ene moment zoveel pijn kon lijden, en het volgende moment zo voldaan zat te lachen.

De contractie trekt weg, de vrouw zucht van opluchting en draait haar hoofd naar me toe. “Hallo”, glimlacht ze. “Ik ben Leen.”

We lachen een beetje om de situatie, en om de contracties die het ritme in de kamer bepalen. Heel even nog is er tussen de weeën tijd voor een grapje en enkele woorden, maar al snel is ook die fase voorbij. De contracties volgen elkaar in een hels tempo op en de vrouw kan geen enkele afleiding meer verdragen. Haar man is lief, fluistert haar zachte woorden toe. “Goed zo. Kom, meisje. Nog even, liefje.”

“Godverdomme”, vloekt de vrouw, maar ze raakt niet in paniek.

“Zal ik bij jou in het water komen?” vraagt hij.

“Ik weet het niet,” kreunt ze verward en geërgerd, “ik weet het niet.”

“Draai je even om”, vraagt de vroedvrouw. “Dan zal ik eens voelen hoe ver je staat.”

De vrouw knikt, wacht nog even tot de wee is weggeëbd, en gaat dan met haar rug tegen de rand van het bad zitten. De donkere strepen op haar harde, gespannen buik vertellen dat het écht genoeg is geweest. Pijnlijk knijpt ze haar ogen samen als de gehandschoende vingers van de vroedvrouw tussen haar benen verdwijnen.

“Acht centimeter ontsluiting”, luidt het zacht. “Nog even werken, en dan is het achter de rug.”

Het gaat sneller, steeds sneller. Tijdsbesef gaat verloren, er wordt nog nauwelijks iets gezegd. En opnieuw herinner ik me dat razende geweld, en het verpletterende besef dat er aan een bevalling niet te ontkomen valt.

“Komaan kindje”, roept de vrouw, en ik bewonder haar want op dat punt kon mijn kind mij gestolen worden en beet ik in een hand die langs mijn wang streek.

Plots klinkt het snel, dringend, klein: “Mag ik alsjebliéf beginnen persen?”

“Ja, zachtjesaan”, zegt Leen Massy rustig, en plots wordt alles anders. De weeën verliezen hun ritme en laten de barende vrouw verward achter. Razendsnel wordt het decor herschikt. De vader verdwijnt en komt terug, met slechts een short aan. Een tweede vroedvrouw is stilletjes binnengekomen en gaat naast Leen Massy op de grond zitten. Ze leggen doeken en instrument klaar en verwijderen kiemvrije verpakkingen. Het meest bizarre voorwerp vind ik een steriel verpakt schepnetje om het badwater schoon te houden.

Tot mijn genoegen krijg ik een opdracht: heet water halen om de badtemperatuur op peil te houden. Heel gepast vind ik dat, de talloze bevallingsscènes op film en tv indachtig, waar de vroedvrouw dringend om een ketel dampend water vroeg.

En daar staan we dan, met z’n vieren rond de vrouw die met al haar kracht het kind uit haar lijf probeert te persen. En terwijl ik haar hoor roepen, lang en hard, hoor ik opnieuw mezelf, en ik weet dat het niet de pijn, maar wel iets anders is dat haar zo doet schreeuwen. Het is de intensiteit, het verschrikkelijke, maar ook verlossende oergebeuren dat zich voltrekt. Het kind scheurt zich los, en de moeder schreeuwt.

Toch een vreemd beroep, werken op zulke extreme momenten in een mensenleven.

Precies die intensiteit maakt dat het nooit routine wordt. Integendeel, dit werk heeft zelfs iets verslavends. Elke bevalling geeft mij opnieuw een kick. Zelfs al ben ik de hele nacht in de weer geweest en kruip ik pas ’s ochtends in mijn bed, als de telefoon een uur later rinkelt voor de volgende bevalling, is die spanning er weer. Alsof ik telkens zelf ook een beetje in verwachting ben. En als er zich tijdens mijn wachtperiode geen bevalling aandient, word ik vreselijk ongedurig. Natuurlijk is het vaak keihard werken – ’s nachts je bed uit, verre verplaatsingen, lang wachten, valse alarmen -, maar als die nieuwe baby er dan eindelijk is, sta ik telkens weer te glunderen en hunker ook ik naar het moment dat ik dat kind in mijn armen kan houden. Het is zo zalig een pasgeborene te voelen en te ruiken. Misschien is het een soort moederinstinct.

Hoe zit het nu eigenlijk met dat veelbesproken moederinstinct? Bestaat het of bestaat het niet?

Het bestaat ongetwijfeld, maar het is niet bij elke vrouw in dezelfde mate aanwezig. Ik merk dat sommige, vaak rationele en intelligente vrouwen wel veel over bevallen weten en gelezen hebben, maar totaal van de kaart zijn als ze zelf moeten baren, en hun pasgeboren kind opvallend onhandig en afstandelijk benaderen. Andere moeders spreiden dan weer een enorm moederinstinct tentoon. Ze hunkeren naar hun kind, houden het urenlang tegen zich aan en snuiven gretig de geur van dat lijfje op. En ten slotte zijn er ook vrouwen die dat moederinstinct totaal lijken te missen. Hen moet ik écht aanleren hoe ze een baby in hun armen moeten houden. Eén keer heeft dat gebrek aan instinct me geschokt. Het was een tweede bevalling en had ik de vrouw op het hart gedrukt mij bij de eerste weeën te verwittigen. Ik wist immers dat het weleens erg snel zou kunnen gaan. ’s Ochtends om zeven uur belde ze mij: “Ik denk dat het zover is. De weeën zijn deze nacht om twee uur begonnen.” Een beetje boos omdat ze mij pas zo laat had verwittigd, haastte ik mij naar haar toe, maar ik was nauwelijks vertrokken toen ik al een tweede telefoontje kreeg. “Het kind wordt geboren”, panikeerde haar man. “Wat moeten we in godsnaam doen?”

“Rustig maar”, praatte ik op hem in. “Blijf bij je vrouw en sla een warme handdoek om de baby. Ik kom er zo aan.”

Een kwartier later arriveerde ik en vernam ik met ontzetting hoe de bevalling was verlopen. De moeder had de hele tijd rechtop gestaan, met haar handen op de wasbak, en het kind was op de grond gevallen met een afgescheurde navelstreng. Daar was het moederinstinct ver te zoeken! Normaal probeert een vrouw instinctief haar kind beschermend op te vangen.

Het gáát niet, het gáát niet”, wanhoopt de vrouw. Ze duwt en duwt, en bij elke perswee schuift het kind wel een eindje op, maar even later trekt het zich weer terug in zijn nest.

Het duurt lang. Te lang naar de zin van de vroedvrouwen die de harttonen van het kind nauwgezet in het oog houden.

“Kom even uit het bad, op de baarstoel”, zegt Leen Massy gedecideerd. “De zwaartekracht moet een handje toesteken.”

Op trillende benen laat de vrouw zich uit het water helpen en moeizaam op een bevallingskrukje zakken. En dan begint het persen opnieuw, deze keer met meer resultaat, want al snel zie ik hoe een ronde vorm zich tegen haar schede aftekent.

“Oké”, zegt de vroedvrouw tevreden. “Stap nu maar terug het water in.”

De rest van het verhaal is opnieuw een oeroud tafereel. De man en de vrouw zitten nu samen in het bad. Hij achter haar, met zijn armen om haar heen. Met een koud washandje wrijf ik over haar hals en haar gezicht. Hem durf ik niet aanraken, hoewel ook hij rood en bezweet is.

En dan gebeurt het. Voor de laatste keer bundelt de vrouw alle kracht in haar lichaam en door de rimpels in het water zie ik een donker hoofdje naar buiten puilen. De schede van de vrouw spant zich tot het uiterste, de film vertraagt, en in één eindeloos vloeiende beweging lijkt het kind zichzelf de wereld in te zwemmen.

“En wat als het nu begint te ademen?” denk ik heel even. Maar Leen Massy houdt haar handen losjes in het water en laat het kind zelf zijn weg zoeken. Stil en glibberig komt de baby tussen de borsten van de moeder terecht, en niemand vraagt zich af of het een jongen of een meisje is, hoeveel het weegt, welke kleur van ogen het heeft of op wie het lijkt. Tranen lopen over mijn wangen. Woorden zijn er niet, de navelstreng klopt nog en het water kleurt donkerrood.

A la limite situeert een geboorte zich op de smalle grens tussen leven en dood. Soms sterft een ogenschijnlijk gezonde baby tijdens de bevalling. Houdt die beangstigende gedachte je weleens bezig?

Een doodgeboren kind is de nachtmerrie van iedereen die bevallingen begeleidt, thuis of in het ziekenhuis. Elke keer opnieuw besef ik dat ik voor twéé levens verantwoordelijk ben. Maar toch ga ik altijd zonder vrees of angst naar een bevalling. Het is de drang naar het leven die mij drijft, eerder dan de angst voor de dood.

( lacht) Misschien heb je in dit land wel een flinke dosis lef nodig om als zelfstandige vroedvrouw te werken. In Nederland, waar een stevige traditie van thuisbevallingen bestaat, ligt dat helemaal anders, maar hier werk je als vroedvrouw in een uitgesproken uitzonderingspositie. De mentaliteit is totaal niet thuisbevallingsgezind, en de kritiek is bijzonder scherp.

De tijdsgeest is duidelijk tégen jou. Gynaecologen roepen dat het waanzin is om thuis te bevallen, en steeds meer patiënten klagen de dokters aan als er iets misgaat. Is jouw positie in deze context niet erg kwetsbaar?

(droog) Ja. Als ik geen olifantenhuid had, zou ik mijn werk niet kunnen doen. Altijd opnieuw hoor ik die ene kritiek: “Het is niet veilig.” Altijd opnieuw krijg ik dezelfde vraag: “Wat als er iets misloopt?”

Soms zou ik het willen uitschreeuwen: “Mensen, denk toch niet altijd aan de dood als je over bevallingen spreekt.” (geërgerd) Welke mentaliteit is dat toch? Alles moet perfect zijn. Het leven en de dood willen wij controleren. Met die instelling moet je uiteraard niet aan een thuisbevalling beginnen. “Ik kan jullie niet verzekeren dat alles perfect zal lopen”, zeg ik altijd tegen de ouders. “Het leven valt nu eenmaal niet te plannen en te garanderen.”

Het is trouwens een illusie om te denken dat de dokters in het ziekenhuis het leven en de dood wél onder controle hebben. Wat weet een gynaecoloog tijdens de arbeid meer dan wij? Niets! Alleen de foetale harttonen kunnen hem vertellen hoe het met de baby is gesteld, en die volgen wij thuis ook op.

Maar als er tijdens of na de geboorte plots iets fout loopt, zijn er in het ziekenhuis toch meer mogelijkheden om in te grijpen?

Maar acute problemen stellen zich haast nooit bij een thuisbevalling, want er is vooraf een zeer strenge selectie gebeurd. Als vroedvrouw bewaak ik voortdurend de grens tussen normale en problematische situaties. Bij de geringste twijfel of aanwijzing van verwikkelingen stuur ik de zwangere vrouw door naar het ziekenhuis.

Maar ook daar kunnen dingen mislopen, ondanks en zelfs vaak door allerlei medische ingrepen. Het nut van heel wat technische handelingen kan je ernstig in vraag stellen. Is het wel zinvol een bevalling in te leiden in functie van de verlofplanning van de ouders of de gynaecoloog? Waarom worden er in sommige ziekenhuizen abnormaal veel keizersneden uitgevoerd? Wat is het nut van allerlei dure onderzoekstechnieken? Zo zijn er al heel wat studies verschenen over de schijnveiligheid van de echografie. Weet je dat het nog altijd niet bewezen is dat echo’s risicoloos zijn? Waarom blootleggen wat zich al duizenden jaren in het verborgene afspeelt? Vraagt iemand zich weleens af of dat ongeboren kind er baat bij heeft om al bekeken te worden nog voor het geboren is?

Enkele jaren geleden pakte de Noor Lennart Nilson uit met een film over het leven in de baarmoeder. Iedereen vond die beelden fantastisch, maar ik vond het intriest om te zien hoe dat ongeboren kind zich met zijn armpjes probeerde af te schermen van het felle licht. Verfoeid heb ik de dokter en de moeder die aan die film hebben meegewerkt!

Zelf pleit ik voor zo weinig mogelijke echografieën én voor een beperking van de duur. Want een echografie leidt altijd tot verhitting van het weefsel, en hoe jonger de vrucht, hoe gevoeliger. Op dat punt sta ik lijnrecht tegenover de ziekenhuizen die steeds meer en steeds vroegere echo’s willen nemen.

Ach ja, ik vrees dat het mijn lot is om mij altijd opnieuw te moeten verantwoorden en uit te leggen dat thuis bevallen echt wel veilig kan zijn. Maar ik maak mij geen illusies. Ik zal de weerstand blijven voelen, steeds sterker, want de medische wereld holt maar voort, en er komen steeds meer epidurale verdovingen, keizersneden en ingeleide bevallingen. Tegenwoordig heb ik vaak medelijden met al die jonge vrouwen die zich blindelings aan een gynaecoloog toevertrouwen. In het beste geval treffen zij een arts die een beetje sympathie heeft voor natuurlijk bevallen, maar meestal komen zij in een anonieme ziekenhuismolen terecht. Boeken zou ik kunnen volschrijven met de horrorverhalen van vrouwen die in het ziekenhuis zijn bevallen. En meestal realiseren zij zich pas veel later dat ze assertiever hadden moeten zijn, en dat hun bevalling op een veel mooiere manier had kunnen verlopen.

De arrogantie van het medisch personeel is soms stuitend. Onlangs was ik met een van mijn patiënten in het ziekenhuis voor een keizersnede. De anesthesiste trok haar plastieken handschoenen aan en zei, zonder mij aan te kijken, tegen de verpleegster: “Zorg dat die vrouw hier buitengaat.” Zij wilde zelfs het woord niet tot mij richten!

In je boek spot je een beetje met de bevallingsscènes in films en romans die alleen over “weeën en water” gaan, maar niets vertellen over slijm, bloed, braaksel en stoelgang.

Het fysieke aspect van een bevalling wordt tegenwoordig verdoezeld. In het ziekenhuis wordt alles onmiddellijk ontsmet. Geuren, slijmen en bloed moeten zo snel mogelijk verdwijnen. Nochtans is de geur van een geboorte heel aangenaam.

Natuurlijk komen er tijdens een bevalling lichaamsvochten vrij en wordt er gebraakt, geniesd, gesnotterd, gebloed, geplast en stoelgang gemaakt. In de eerste fase van de arbeid merk ik weleens dat een vrouw zich geneert als er in mijn bijzijn een wind ontsnapt, maar in een latere fase is er nog zelden schroom over die dingen.

Je gaat over de grenzen van de controle en de pijn en je kan gewoonweg niets meer ophouden. Bevallen is een van de weinige momenten in een mensenleven waarop alle maskers moeten vallen. Pas als alleen nog dat pure, lijfelijke oergebeuren overblijft, kan een vrouw baren.

Precies daar hebben heel wat mensen het moeilijk mee. Vaak moet ik denken aan de woorden van die oude Franse vroedvrouw, madame De Béarn: “Het zijn de domste vrouwen die het makkelijkst bevallen.” Daar zit iets in. Hoe groter het ego, hoe moeilijker de bevalling. Zolang een vrouw de pijn probeert te controleren, werkt ze het normale verloop van de bevalling tegen. Pas als ze zich, totaal gedachtenloos, aan het instinct overgeeft, kan ze ontsluiten en bevallen.

Dat is ook de reden waarom de aanwezigheid van anderen soms remmend werkt. Zolang haar man of haar kinderen de aandacht opeisen, slaagt een vrouw er niet in zich helemaal naar binnen te keren.

En de vader? Gebeurt het weleens dat je hem graag zou buitensturen?

De meeste mannen vallen ontzettend mee. Maar af en toe heb ik inderdaad wel zin om de vader bij zijn vrouw weg te sleuren. Als vroedvrouw voel je heel snel aan hoe een relatie functioneert. “Man toch”, denk ik soms. “Zie je dan niet hoe je de bevalling remt met je commentaar?” Vooral mannen die zelf veel aandacht en bevestiging nodig hebben, zijn bijzonder moeilijk te hanteren. Het komt er dan op aan die man heel voorzichtig duidelijk te maken dat dit háár moment is, niet het zijne. Maar zoiets is natuurlijk heel delicaat. Want wie ben ik? En mag ik op zo’n intiem moment wel tussenkomen in hun relatie? Misschien bemoeilijkt mijn tussenkomst de bevalling zelfs nog meer?

Begrijp me niet verkeerd, soms heb ik ook medelijden met de mannen, hoor. Machteloos kijken ze toe, aan de zijlijn, terwijl hun vrouw zelfs geen aanraking verdraagt. Het valt me ook altijd op hoe uitgeput de meeste mannen zijn als alles achter de rug is. Hun vrouw is tot het uiterste gegaan, maar blijft vaak nog een hele tijd alert en actief; hij is murw van de emoties en voelt zich de volgende dagen doodmoe, rillerig of koortsig.

“Ik was zo graag thuis bevallen, maar mijn man wilde niet”, hoor ik vrouwen vaak zeggen. “Hé, wie moet er uiteindelijk bevallen?” denk ik dan. “Jij of hij?” Is die man bang? Kijkt hij op tegen de rompslomp? Ik weet het niet. Maar als ze niet beiden voor een thuisvalling gewonnen zijn, heeft het ook geen zin.

Welke mensen kiezen voor een bevalling in hun vertrouwde omgeving?

Een eerste groep ouders is zo ontgoocheld en gefrustreerd over de vorige geboorte in het ziekenhuis, dat ze het deze keer totaal anders wil aanpakken. De tweede groep kiest bij aanvang voor een natuurlijke begeleiding, en heeft nooit de meer technische aanpak in een ziekenhuis meegemaakt. Het sociaal niveau van ons publiek is vrij hoog. Slechts zelden komen wij in contact met arbeiders- of vierdewereldgezinnen. Deze vrouwen kiezen zelden voor een thuisbevalling en zijn gewoon opgelucht als ze in het ziekenhuis even hun huishouden achter zich kunnen laten.

Na een periode waarin bevallingen bijna uitsluitend door mannelijke dokters en gynaecologen werden begeleid, geven steeds meer zwangeren de voorkeur aan een vrouw. Wordt bevallen opnieuw een vrouwenzaak?

Mannelijke collega’s zullen mij deze uitspraak niet in dank afnemen, maar bevallen is volgens mij inderdaad een vrouwenzaak. Natuurlijk zijn er ook mannelijke dokters die een goede feeling hebben, maar de interesse voor zwangerschap en verloskunde komt steeds meer uit vrouwelijke hoek. De laatste jaren is er niet alleen een opvallende toename van het aantal vrouwelijke artsen en gynaecologen, maar vooral de vroedvrouwen – 99% komt als hulpje van de dokter in een ziekenhuis terecht – snakken naar een meer natuurlijke aanpak. Weet je dat ik tijdens mijn opleiding zelfs niet geleerd heb om naald en draad te hanteren? Toen ik op zelfstandige basis wilde beginnen, ging ik in het ziekenhuis vriendelijk vragen of iemand bereid was mij te leren hechten. Maar daar was geen sprake van. Kijken mocht, doen niet. Ten slotte heb ik een dierenarts gevonden die het mij wel wilde leren. Wekenlang heb ik geoefend of sponzen, biefstukken en honden!

Kan jij leven van je vroedvrouwenpraktijk?

Neen. Zonder het inkomen van mijn man zou ik het hoofd niet boven water kunnen houden. Nochtans is het hard werken. Met Bolle Buik, ons driekoppige vroedvrouwenteam, krijgen we per jaar zo’n 60 tot 80 aanvragen voor een thuisbevalling. Omdat er bij elke geboorte steeds twee vroedvrouwen aanwezig zijn, is mijn agenda goed gevuld. Want naast de thuisbevallingen verzorgen wij ook een permanente wachtdienst, prenatale consultaties, postnatale huisbezoeken, begeleidingen van poliklinische bevallingen en een hele reeks workshops, van prenatale zang tot babymassage.

Een week later ga ik samen met Leen Massy op kraamvisite. De ouders vinden de kamer nog altijd vreemd en groot zonder het plasieken bad en raden hun beste vrienden een thuisbevalling aan. We bekijken de foto’s die ik onmiddellijk na de bevalling genomen heb. De blauwe kuip, het rode water, de vader die de navelstreng doorknipt. Het was een modelgeboorte, daar is iedereen het over eens.

“Vertel het ons,” vragen we plagend aan Leen Massy, “wat is de sleutel tot zo’n vlotte, natuurlijke bevalling?”

Ze wijst naar haar hoofd. ” C’est tout dans la tête, zou madame De Béarn zeggen. Zelf vind ik dat een beetje overdreven, want uiteindelijk spelen puur fysieke factoren ook een rol. Vrouwen met een breed bekken baren nu eenmaal gemakkelijker dan vrouwen die smaller zijn gebouwd. Maar ik durf gerust beweren dat bevallen voor drievierde in je hoofd gebeurt.”

We lachen en praten, en naast ons, in een rieten mandje, ligt een klein, roze babytje. Een meisje. 4040 gram geboortegewicht. Donkere haartjes, donkere oogjes. Silke.

Leen Massy, Bollebuikenboek. Antwerpen, EPO, oktober 1999, 898 fr.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content