Op mijn zelfportret maak ik kopje onder in de zee. Een duik naar mijn roots, want ik ben opgegroeid aan de kust en in de duinen. In die onmetelijke waterplas voel ik me altijd zo nietig. Van een volgebouwde stad kun je wel denken : wat is de mens toch geweldig. Maar als je tot je schouders in de zee staat, komt die gedachte niet in je op. Mijn gezicht staat niet op het zelfportret. Niet toevallig, want ik wil liever niet herkend worden. Veel mensen kennen wel mijn naam, maar weten niet hoe ik eruitzie. Dat is goed zo. Over mensen met een bekende kop heeft iedereen direct een mening. Ze vinden je een eikel of een toffe gast, ook al kennen ze je niet. Fotografie is gelukkig een anoniem vak, al wordt de jachtigheid en eenzaamheid ervan vaak onderschat.”

“Van nature ben ik een nostalgische zwartkijker. Mijn duister kantje komt het duidelijkst naar boven in de plekken waar ik graag rondhang voor reportages : stations-, hoeren- of achterbuurten. De zelfkant van de maatschappij trekt me ongelooflijk aan. Ik fotografeer ook graag onderwerpen die op punt staan te verdwijnen. Laatst was ik bijvoorbeeld diep ontroerd door een verweerde, stokoude muur. Er stond van alles op geschreven, in zijn verval gaf hij iets prijs van zijn verleden. Even vergankelijk zijn de flandriens, waar ik een boekje over maakte. Daarin heb ik geprobeerd de Vlaamse wielrennerij anders in beeld te brengen dan sportfotografen zouden doen. Zij schieten actiebeelden op vooraf bepaalde, exclusieve plaatsen, ik stond zoals de supporters gewoon langs het parcours. Door die ‘handicap’ was ik verplicht anders naar wielersport te kijken : ik bezocht ook de supporterscafés, portretteerde de postbode die dagelijks de Eikenberg moet beklimmen,… Het boekje is bewust in een klein formaat. Het moet betaalbaar blijven voor de modale wielerliefhebber en in zijn achterzak passen. En het is een op en top Vlaams product : bescheiden, allesbehalve opdringerig. Ik ben gehecht aan Vlaanderen en zijn mentaliteit. Tegelijk wil ik weten hoe de andere kant van de wereld eruitziet.”

“Maar verhuizen naar pakweg Parijs zie ik niet zitten. Wat zou ik daar gaan doen ? Me blauw betalen aan een klein appartement en vereenzamen, ver van familie en vrienden ? Nee, dank u. Ik stel het hier goed, ik kan hier interessante projecten doen die hopelijk bijblijven. Roem is voor mij niet belangrijk, wel respect. De kick om op de voorpagina te staan heb ik ook al lang niet meer, wel de kick om goeie foto’s te maken.”

“Ik zie mezelf nog leraar worden. Het lijkt me fantastisch studenten te motiveren om hun eigen weg op te gaan en niet op te geven. Zelf heb ik nooit zo’n mentor gehad. ‘Met reportagefotografie kun je amper overleven’ werd ons op school altijd verteld. Maar plooien voor de commercie of slaafs de laatste mode volgen is me te gemakkelijk. Ik heb een eigen stijl ontwikkeld die niet dateert en die ik niet moet bijsturen naargelang de trends of de klanten. Mijn stijl past perfect bij wie ik ben. Als kind droeg ik ’s winters en ’s zomers tijdloze blauwe zeemanspullovers zonder logo of tierlantijntjes, en nog altijd draag ik onopvallende kledij. Op mijn foto’s vermijd ik evenzeer elementen die afleiden. Al wat modieus is, schrikt me af, omdat het zo snel passé is. Ik neem graag mijn tijd, sta lang bij de dingen stil, absorbeer traag. Nu pas heb ik me een digitaal fototoestel gekocht, bijvoorbeeld. Ik zweer nog altijd bij analoge foto’s, maar de druk van buitenaf werd te groot. Akkoord, digitaal is sneller, gemakkelijker en goedkoper, maar helaas ook vaak oppervlakkiger. Je merkt het aan journalistieke foto’s : als het onderwerp er duidelijk, scherp en centraal opstaat, zijn ze goed genoeg. Echte fotografie zie ik nog nauwelijks in de populaire magazines of kranten.

Door Thijs Demeulemeester

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content