Houten chalets met gebeeldhouwde balkons, dikbesneeuwde daken, krinkelende rook, een geur van stro en hout. Châtel, het meest Zwitserse van alle Franse skistations, is een prettige uitvalsbasis voor de verkenning van het immense skigebied ‘Les Portes du Soleil’.

K rtsch, krtsch, krtsch… Alleen onze ski’s maken een krakend geluid op de bevroren sneeuw. Boven ons niets dan sterren, rondom een dichte, donkere stilte en in de diepte het als een kerstboom verlichte Châtel. In sliert glijden we met fakkels in de hand van de berghelling van de Linga naar de dorpskern. Althans, dat is de bedoeling. Maar her en der schieten donkere schaduwen van weinig gedisciplineerde skiërs door en langszij de rij. Wanorde en een lichte paniek achteraan: minder geoefende skiërs verliezen in het donker het spoor en hun zelfvertrouwen, bezeren zich bij het vallen. Een snowcat wordt ingezet om ze veilig naar beneden te brengen. In het grillige licht van de uitdovende fakkels glijdt de rest van de groep netjes achter de gids de piste af tot beneden: een onvergetelijke ervaring, na een al even uitzonderlijke skidag.

We hebben een tocht van meer dan 60 km achter de rug door het uitgestrekte skigebied van Les Portes du Soleil. Dat omvat 12 stations, aan beide kanten van de Frans-Zwitserse grens (Haute-Savoie en Wallis) en is, met zijn 650 km pistes en 212 liften, het grootste domaine skiable relié ter wereld. Gelegen in de noordelijke rand van de Alpen, en met het meer van Genève in de buurt, geniet de streek van een microklimaat met overvloedige sneeuwval in de winter en sneeuwzekerheid tot eind april. Een prachtig landschap ook, nog sterk bebost en bezaaid met van die heerlijke oude chalets, half bedolven onder de sneeuw, waar je iets warms kan drinken of kan nippen van een Zwitserse Fendant of een frisse blanc, al naargelang van de grenskant waar je je op dat moment bevindt. ” Ici, c’est encore un pays de découverte“, zegt Michel Girard. De man, geboren en getogen in de streek, is verantwoordelijk voor alle skiliften in de Portes du Soleil en kent het gebied als zijn broekzak. “Het voordeel is dat je zowel grand ski beoefenen (snelle en moeilijke afdalingen) als skiwandelingen doen. Overal langs de pistes staat bewegwijzering met zowel de naam van het skistation vanwaar je vertrokken bent als datgene waar je naartoe skiet. Er zijn ook een twaalftal ontdekkingsroutes uitgestippeld, waar je nog de echte natuur kan ontdekken en die niet door de grote massa worden platgeskied. Ze kregen elk een dier uit de bergen als symbool: Choucas, Blanchot, L’Ourson, Renne, Bouquetin… Hun sporen gidsen door het parcours dat je kiest naargelang van je skiniveau (rood of blauw) en de beschikbare tijd – een halve dag of een hele dag.”

Wij vertrekken ’s morgens vroeg vanuit het Zwitserse Morgins, op een tiental kilometer van Châtel. Via Champoussin bereiken we de Col des Portes du Soleil, de bergkam die de eerste zonnestralen doorlaat naar het Zwitserse gehucht Les Crosets, en die zijn naam gaf aan het hele omringende skigebied.

Het lijkt wel of de sneeuwmassa alle geluiden opslorpt. Jagende wolken – in een overigens staalblauwe lucht – maken grillige tekeningen op de bergflanken. De witte stilte is beroezend voor een stadsmens; het weidse uitzicht op de spitse bergketens Dents du Midi en Dents Blanches, die voeren naar het massief van de Mont Blanc, is ronduit indrukwekkend. Jean-François Vuarand van het Office du Tourisme van Châtel wijst rechts met zijn skistok: “Daar zie je de Col du Cou. In de oorlog een fameuze smokkelroute. Daarover doen nu nog heroïsche verhalen de ronde.” Met pretlichtjes in de ogen vertelt hij hoe Fransen over de bergen trokken met koeien en varkens (het geloei en geknor werd met een dosis alcohol stilgelegd) om ze te ruilen tegen Zwitserse goederen. En dan ernstig: “Er zijn hier ook heel wat joden over de grens gebracht. Ze waren bij ons ondergedoken.” Sinds mensenheugnis is deze col ook een van de belangrijkste doortochtplaatsen in Europa van trekvogels.

Terwijl we aanstalten maken om de afdaling naar Les Crosets in te zetten, vertellen onze gidsen honderduit over hun streek. Over de grillige rotsformaties, les terres maudites genoemd, die je met het blote oog kan zien en die de overgang aangeven van de voor-Alpen naar de eigenlijke Alpen met de Mont Blanc. Over het gekende Franse skistation Avoriaz dat achter de bergrug ligt en waarvan de naam in het oude dialect ‘ne vaut rien‘ betekent omdat er voor de kudden niets te grazen viel. Over Morzine en Les Gets, dat het meest mondaine oord is van Les Portes du Soleil.

Met zichtbaar plezier vertellen onze gidsen over het grote herdersfeest dat naar voorouderlijke gewoonte jaarlijks, begin juli, boven in de bergen wordt gehouden met veel accordeonmuziek. Duizenden bewoners uit de omliggende dorpen, maar tegenwoordig ook heel wat toeristen, nemen eraan deel. Het feest, dat duurt tot in de vroege uurtjes, wordt overgoten met plaatselijke wijntjes (Fendant, Ripaille, Marin…) en gevoed met alle culinaire streekspecialiteiten, van soupe des bergers, raclette tot de fameuze Berthoud. Dat laatste gerecht, dat wordt toegeschreven aan een oude eenzaat uit de streek, wordt gemaakt van de plaatselijke Abondance-kaas die gesmolten wordt in een met knoflook ingewreven pan en waaraan witte wijn en madera worden toegevoegd. Het gerecht wordt opgediend met gestoomde aardappelen en vleeswaren uit de bergen.

Een andere attractie waar Châtel prat op gaat is de Ski Memory, een groots opgezet licht- en klankspel op het slalomstadion van Le Linga dat voor de gelegenheid omgetoverd wordt tot openluchttheater. Een vijftigtal ski-acteurs, allen skileraars, geven daarbij gestalte aan 4000 jaar geschiedenis van de ski: van het skiën om te overleven, dat zijn oorsprong vond in de steppen van Klein-Azïë, tot het skiën voor de fun van vandaag. Ze doen dat met historische kostuums en materiaal en technieken van vroeger, terwijl de berg met licht en klank tot leven wordt gebracht.

Bergbewoners zien skiën, is altijd een plezier voor het oog. Zwits, zwits, zwits. Ze dansen in cadans, blijkbaar zonder moeite, op hun latten naar beneden. Wij volgen, de ene al gezwinder dan de andere. De tocht gaat verder naar Champéry via Le Grand Paradis, een bijna ongerepte, beboste vallei waar je met enig geluk de mouflons van rots naar rots ziet springen.

Het is al na de middag. Om de inwendige mens te versterken, wat hard nodig is op zo’n hoogte en na zo’n inspanning, stappen we van de ski’s de Plein Ciel binnen. Een uniek hotel-restaurant dat zich nestelt tegen de bergflank op 1800 meter hoog, in Planachaux boven Champéry. Het gaat om een voormalig telecabinestation dat in een opwelling werd gekocht door een groepje Belgen en dat omgevormd is tot een comfortabele pleisterplaats, compleet met bibliotheek, open haard, sauna en salon, en een voortreffelijke keuken. De plek heeft haar naam niet gestolen. Vanop het grote dakterras kijk je recht op de Dents du Midi die zich scherp aftekenen tegen de blauwe lucht.

Maar hoe mooi de plek ook is, de tijd dringt. Een bezoek aan Avoriaz halen we niet meer, willen we voor sluiting van de liften ter hoogte van Châtel geraken. Een heerlijke afdaling langs de Abricotine, een 7 km lange blauwe piste, zit er wel nog in. Moe maar voldaan gooien we uiteindelijk de ski’s af voor het oude chalet La Laiche, waar we een croûte au fromage voorgeschoteld krijgen en van waaruit we straks aan onze avontuurlijke fakkeltocht zullen beginnen.

Onze sterkste kant,” vertellen de gidsen, “is dat Châtel nooit zijn roots verloochend heeft. Hier is nog een authentiek dorpsleven, en de landbouw is sterk ontwikkeld. Buiten de ski heeft de streek heel wat te bieden: lokale kazen, oude ambachten, trektochten met raketten en hondensleeën, parapente, lekker eten… ’s Zomers blijven de stoeltjesliften open en bieden de mogelijkheid om met de VTT ( vélo tout terrain) de bergen af te dalen en praktisch hetzelfde parcours af te leggen als op ski’s. Een sport die een explosieve groei kent en met het jaar meer aanhangers telt. Onze verkenning van het gebied blijkt dus nog maar net begonnen.

’s Anderendaags doen we de andere kant van de vallei aan, de Super Châtel, maar het weer is omgeslagen. Hardnekkige, lage wolken verhullen de bergen, dikke sneeuwvlokken belemmeren het zicht.

praktisch

reis: Châtel ligt op zo’n 1000 km van Brussel. Met de auto makkelijk te bereiken via Parijs-Mâcon-Genève-afrit Annemasse- Thonon-Châtel. Met de trein ( TGV) via Thonon of Aigle en van daaruit per autobus. De luchthaven van Genève ligt slechts op ± 80 km. Vanuit Châtel heeft men toegang tot het hele skigebied van Les Portes du Soleil aan weerszijden van de Frans-Zwitserse grens.

logies: Wij reisden met Ski World, dat in Châtel een hotel heeft te midden van de pistes. L’Escale Blanche telt 43 twee- of meerpersoonskamers, beschikt over een eigen restaurant, bar, zwembad, sauna, fitness en disco, en werkt – zoals alle etablissementen van Ski World – met Nederlandstalig personeel. Volwassenen betalen p.p. per week in halfpension 11.900 fr. in het laagseizoen voor een tweepersoonskamer, in het hoogseizoen 21.990 fr. Voor groepen van 4/5 per kamer is dat 8790 fr. en 15.990 fr. In deze prijzen zijn geen reis, skipas of materiaal begrepen.

ski: Een skiforfait in Les Portes du Soleil, geldig in alle 12 stations van het skigebied, kost 6300 fr. voor 6 dagen (kinderen 4100 fr.).

Ski World heeft ook in andere skistations in Frankrijk, Oostenrijk, Italië en Zwitserland eigen hotels of appartementen met een goede prijs-kwaliteitverhouding en enkele ‘budget-hotels’. Speciale formules zijn voorzien met vervoer per bus of per vliegtuig (info bij de reisagent of www.skiworld.be.).

Voor meer informatie: Les Portes du Soleil, +33-450 73 38 18, fax +33-450 73 33 85, www.portesdusoleil.com,

of Maison de La France, Guldenvlieslaan 21, 1050 Brussel, Tel. 0902-88 025, fax 02-505 38 29, e-mail: info@france-toerisme.be.

Sabine Lamiroy

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content