België – Nederland 2-2

A Fashion Week wil in de eerste plaats een modeweek voor de Benelux zijn. Logisch dus dat van de vier jonge gastontwerpers twee van Belgische en twee van Nederlandse bodem komen. Jong modetalent is echter een vrij recent begrip bij onze noorderburen.

Vraagje : kunt u zo, los uit het hoofd, een Nederlands kledingmerk opnoemen ? Hoogstwaarschijnlijk komt u niet verder dan Viktor&Rolf of Marlies Dekkers, twee van Nederlands bekendste exportproducten op modegebied. Gek toch, dat we niet eens bekend zijn met de modetalenten van onze noorderburen. Of niet ? “Zoals de Antwerpse modeontwerpers zijn geëvolueerd, dat kun je met niets vergelijken in Nederland”, zegt journalist John De Greef. Als moderedacteur van het weekblad Elsevier is hij vertrouwd met de internationale modewereld, en dus ook met de Belgische ontwerpers. “Als je toch gelijkenissen zoekt, is het in de designwereld. Nederlands design is wereldvermaard, op modegebied is België talentrijker. De Belgische ontwerpers hebben al zoveel krachtige dingen gedaan.”

Of dat verschil structureel dan wel cultureel is, over die vraag hoeft De Greef niet lang na te denken. “Op een of andere manier heerst er in Nederland geen ideaal klimaat voor modemakers”, zegt hij. “Nochtans zijn alle ingrediënten aanwezig. We hebben een erg levendig en uitgebreid cultureel aanbod. In Nederland vind je de meeste musea en de meeste fanfares. We organiseren de beste modetentoonstellingen en beschikken over een sterk uitgebouwde en zeer professionele magazinewereld. Ik denk dat het grootste verschil ligt in het feit dat de Belgen keiharde werkers zijn. Ze pakken hun collecties veel professioneler aan. Mensen als Walter van Beirendonck en Dries Van Noten, die hebben hun naam gebouwd op bloed, zweet en tranen. Ik heb het idee dat de Nederlandse namen te vaak veel aandacht krijgen in de pers, waardoor ze gaan zweven en de belofte vervolgens niet kunnen waarmaken.”

Textieleconomie in België

Helemaal afvallig zijn, dat wil John De Greef zijn landgenoten niet aandoen. “Viktor en Rolf vind ik erg goed, maar naar mijn gevoel zijn die Nederland wat ontstegen. En Marlies Dekkers is een zeer groot talent, maar lingerie is toch nog iets anders. Op wie ik trots ben, is bijvoorbeeld Alexander van Slobbe. Of Francisco van Benthum. Ook Spijkers & Spijkers is een goed ontwerpersduo. Zij showen inmiddels in Londen.”

“Jong talent, daar kunnen wij pas sinds kort over meepraten. Mensen als Daryl van Wouw en Jan Taminiau, ik vind het geweldig dat ze er zijn. Maar ze zijn er nog lang niet, als je begrijpt wat ik bedoel. Op een of andere manier blijven de Nederlandse ontwerpers altijd heel erg aan gimmicks hangen. Dat zou je van Walter Van Beirendonck ook kunnen zeggen, ware het niet dat er bij hem toch een hele wereld schuilgaat onder de opvallende details. Walter heeft een heel sterk idee over mode als communicatiemiddel.”

Omgekeerd zou je ook kunnen stellen dat de Belgen erg filosofisch en ernstig zijn. “Misschien wel,” zegt De Greef, “maar dat zorgt er wel voor dat ze een volledige wereld bedenken waaruit hun kleren ontstaan. Bij Nederlanders blijft het toch vaak gewoon bij het concept. Ze missen materiaalgevoeligheid. Die aandacht voor de kwaliteit van materialen, dat begint nu pas door te dringen.”

De Belgen hebben ook een voorsprong op technisch gebied, zegt De Greef. “Nederland heeft nooit een grote modetraditie gekend. België heeft anderzijds altijd een sterke textieleconomie gehad. De generatie van Dries Van Noten heeft nog net gebruik kunnen maken van de knowhow van de productieateliers. Die ateliers waren in Nederland zo goed als verdwenen sinds de jaren zeventig.”

“Uiteraard heeft de Gouden Spoel in België ook heel wat teweeggebracht. Het begin van de jaren negentig is zo’n unieke periode in de Belgische modegeschiedenis. Eens de eerste schapen over de dam waren, volgde de rest gemakkelijker. Dat er zoveel talent is, maakt dat de Belgen op wereldniveau een bijzondere positie innemen.”

Couture in Nederland

“Wat anderzijds wel heel sterk leeft in Nederland, is de couturetraditie. Mart Visser bijvoorbeeld, heeft grote naam en faam opgebouwd, je kunt haar vergelijken met Edouard Vermeulen van Natan. Een beetje damesachtig, niet echt bijzonder qua ontwerpen, maar wel erg mooi afgewerkt. En Percy Irausquin, een huis dat vooral avondjurken maakt, spreekt heel wat jonge vrouwen aan. Zolang Nederlandse modemensen als kunstenaar kunnen werken, lukt het wel. Maar eens de zaak een zware economische kant krijgt, als ze moeten produceren, dan gaat het vaak fout. Confectie is echt een zwakke plek.”

Wat De Greef eigenlijk bedoelt, is dat Nederland wel modetalent in huis heeft, maar dat de balans vooral overslaat naar het creatieve. Terwijl een groot ontwerper ook een zakelijke neus moet hebben. “Heel wat talent is overigens uitgeweken”, voegt hij daar nog aan toe. “Naar commerciële merken als Stills en Turnover, bijvoorbeeld. Marjan Wieger, de stichtster van Turnover, heeft intussen een nieuw label, Zengi, dat alleen via haar onlineshop wordt verdeeld. Lidewij Edelkoort, directeur van de designacademie Eindhoven en bekend trendvoorspeller, heeft ook een modeopleiding genoten. De herencollectie van Lanvin wordt getekend door Lucas Ossendrijver, de collecties van Diesel worden ontworpen door Wilbert Das. Ja, als je het in kaart zou brengen, zul je zien dat heel wat Nederlanders hoge posities innemen in de modewereld.”

“Maar”, zo besluit De Greef, “het is de traditie, de continuïteit, die ervoor zorgt dat Antwerpen met kop en schouders boven Nederland uitsteekt op modegebied.”

“Daarom reken ik Vlaanderen ook bij Groot-Nederland”, lacht hij. “Zo kunnen jullie mee profiteren van het feit dat er in Amsterdam in de zeventiende eeuw een fantastische schilderstraditie bestond, en kan ik mee trots zijn op de Vlaamse ontwerpers.”

Door Cathérine Ongenae I Foto’s Etienne Tordoir & Peter Stigter

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content