Bekend
“Daar, daar, Keith Richards”, hoorde ik mijzelf sissen. Regelrecht hysterisch, als een godsdienstwaanzinnige die de Heiland aan zich ziet verschijnen. En ja, het was een échte Rolling Stone die ons in Dublin bij de ingang van de National Gallery passeerde. Gitzwart haar in pieken, gegroefde kop, hand in hand met een bloedmooi kind dat zijn kleindochter had kunnen zijn. Alleen, het was de foute Stone. Nu ja, Keith Richards of Ron Wood, ze zien er allebei uit als de heksen uit Macbeth tegenwoordig. Wat niet wegnam dat ik mezelf een tikkeltje onnozel voelde, ook al omdat onze Ierse gids geen spier vertrok toen de rocker haar zowat onder de voet liep. “Ach ja, de Stones, Bono, The Edge, in Dublin zijn die kind aan huis, daar kijkt geen mens meer van op”, deed ze achteloos.
Mij een raadsel waarom ik vapeurs kreeg van die ouwe Stone, want God weet dat ik niet meteen aanleg heb voor heldenverering. Welke beroemdheden interviewgewijs de diepste indruk op mij maakten, willen mensen wel eens weten, en daar moet ik dan altijd diep over nadenken. Ook al omdat ik uit ervaring weet dat je met namen van schrijvers geen hoge ogen gooit. Nochtans zijn dat door de band de interessantste mensen. Wie ik het liefst van al zou willen interviewen ? Een beetje journalist hoort blijkbaar zo’n verlanglijstje te hebben, maar ook op die standaardvraag heb ik geen pasklaar antwoord. Met Nelson Mandela of Michelle Obama zit je altijd goed, natuurlijk. Maar als ik eerlijk ben, doe mij maar Jeff Bridges, dat lijkt me nog een geschikte kerel voor een geestige babbel.
Wat is de gedragscode ten overstaan van bekende mensen ? Moeilijke kwestie. Of je nu Ivo Belet tegenkomt in Planckendael of Michael Douglas op de Croisette in Cannes, een beschaafd mens heeft de neiging om te groeten. Ook al omdat je vaak niet meteen doorhebt om wie het gaat. “Kijk, dinges, hoe heet hij alweer ? Verrek, die van Wall Street !” Dat Michael Douglas jou niet tot zijn kennissen rekent, doet niets ter zake. Sterren die hun wereld kennen, groeten trouwens terug. Of ze groeten eerst. Zoals die lange, bleke jongen met de rare ogen in de lift van het Beverly Wilshirehotel in LA. Zei vriendelijk goedendag, liet mij galant voorgaan. Pas volle twee minuten later drong het tot me door dat het Robert Pattinson was, de romantische vampier uit de Twilight-films. Ik zag nog net hoe na zijn passage een Mexicaans kamermeisje met reukzout bijgebracht moest worden.
Geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt om BV’s publiekelijk lastig te vallen. Weken aan een stuk was ik er getuige van hoe in de fitness Matthias Schoenaerts zijn spiermassa oppompte voor een rol in Rundskop. Toegegeven, ik werkte met iets meer enthousiasme aan mijn abdominalen, maar verder dan een schuchter knikje waagde ik me niet. Dat ik nog samen met zijn moeder in de klas had gezeten, leek me ook niet zo’n geweldige ijsbreker.
En ja, hoe belangrijk discretie is, mocht deze BBV (bijna bekende Vlaming, die wel met haar hoofd in een blad, maar niet op televisie komt) onlangs zelf ondervinden. Kreeg ik een mailtje van een lezeres die mij op straat herkend had : “In de ene hand had u een plant, met de andere mepte u een man op zijn achterste.” Mag ik mevrouw er langs deze weg op wijzen dat dit met instemming van de man in kwestie gebeurde ?
Linda Asselbergs
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier