Koude dagen, de vogels hebben honger. Winterfütter für Wildvögel zo heet het op de zak in mijn hand. Wildvögel, daar kan ik me van alles bij voorstellen. In het Frans zelfs nog meer : oiseaux du ciel. Dat zijn ten hemel stijgende leeuweriken, een duikvlucht schrille gierzwaluwen in de schemering. En in het Nederlands ? Buitenvogels begot. Een mus in de regen, een duif met een lamme vleugel. Of hoe prozaïsch en laag-bij-de-gronds een taal kan zijn. Maar is het misschien juist die nuchterheid, dat gebrek aan franjes van onze moerstaal dat sommige gebruikers aanzet tot fantasierijke, wat zeg ik, welhaast surrealistische beeldspraak en stijlfiguren ? Neem nu onze nationale weerpersonen. Hoe frustrerend moet het niet zijn om dag na dag neerslag en algehele mottigheid te moeten voorspellen. En dus hebben ze het over lagedrukgebieden die ter plaatse trappelen, pluviometers die op volle toeren draaien en weergoden die getemd moeten worden. En ja, hier en daar pulkt Frank Deboosere eigenhandig een opklarinkje los, waarna we opnieuw door wolkenland zeilen. Meer nog dan om erachter te komen welk weer het wordt, luister ik naar zijn voorspellingen om te weten welke meteorologische metaforen en metonymia Frank weer zal ontketenen.

Politici kennen er ook wat van. Neem nu Johan Vande Lanotte. Toegegeven, het inmiddels tot in den treure geciteerde “Je kunt het paard wel tot bij het water leiden, maar niet verplichten te drinken” is een letterlijke vertaling van een populair Engels gezegde, maar wat een waterval van beeldige varianten leverde het niet op. Bart De Wever stelde vast dat de paarden wel wilden drinken, maar zelf dronk hij liever wijn. Waarna Caroline Gennez opperde dat paarden die niet wilden drinken misschien wel ezels waren. Wat Michel Doomst, de burgemeester van Gooik ontkende, alleen was het water hem te troebel. Nu ja, in troebel water is het goed vissen, zullen we maar denken.

Ach, hoe een taalminnend mens zich kan verkneukelen in de rake typering, het pittoreske beeld. “Een dame blanche in een mantelpakje”, zo beschrijft Patrick Conrad in de thriller Perdida’s droom de romige assistente van een privédetective. Ik zie haar zo voor me. “In de werkelijk verschrikkelijke film The Tourist acteren Johnny Depp en Angelina Jolie met het charisma van koude frieten die uit een natte papieren zak proberen te kruipen”, verzint Marc Didden uit het blote hoofd. Maar mijn absolute favoriet in deze is uiteraard Hugo Camps. Hoe hij onlangs in een column Wouter Beke beschreef, iemand die hem duidelijk na aan het hart ligt : “Een geslagen poedel, een fluim van gezag, een schandknaperige jongen aan de hand van een dikbil, een regenslakje in de schommelstoel van Kris Peeters.” Die kan nogal schrijven, zeggen de mensen dan. Terecht, want dat slakje in die schommelstoel, daar zou ik nu eens nooit opkomen, zie. Maar zo gaat het nu eenmaal in deze wereld : de wijzen maken de spreuken, de dwazen herhalen ze.

Linda Asselbergs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content