Bij ‘Zie je me graag’ spontaan de benen nemen. Of in de armen van die ene alweer dromen van die andere. Bindingsangst mag dan vele gezichten hebben, een mythe lijkt het anno 2005 allesbehalve.

Carolien Roodvoets, Het monsterverbond, de aantrekkingskracht van foute mannen, Uitgeverij J.H. Gotmer/H.J.W. Becht BV, Haarlem.

Henk Noort, De moderne man, een handleiding voor de vrouw, Het Spectrum, Utrecht.

Onlangs nog, een vriend. “Ze wil samenwonen.” Hij lacht nerveus, schokschoudert even en zucht dan kelderdiep. Of hij dat dan niet wil ? “Dat zeg ik niet. Ik zie haar graag. Alleen. Sámenwonen. In één huis, weet je wel. Eén boekenkast. Eén cd-rek. Geen refuge meer. Heeft iets van een point of no return, niet ?” Heeft hij dan zin om terug te keren ? “Nee, nee. Ik ben graag bij haar. Alleen…” Alleen wat ? “Ik wéét het niet. Ik bedoel, wat dan met al de rest ? Goh. Hoor mij. Ik lijk wel… Ik heb gewoon nog wat tijd nodig. Denk ik.”

De arme jongen is niet alleen. Dezelfde paniekerige wartaal hoor ik ook bij anderen, bij wie het koude zweet ineens uitbreekt nu hun vriendin gevoelig meer boter bij de vis begint te eisen. Eén zelfs die laatst nog half verstikt van schuldgevoelens fluisterde hoe hij tijdens de zwangerschap van zijn vriendin ineens verliefd werd op elke vrouw die naar hem glimlachte, en op een dieptepunt wel eens wenste op een levensgrote reset-knop te kunnen duwen. Hij dankt de hemel dat hij die periode heelhuids is doorgesparteld en hoopt het nooit meer te hoeven meemaken.

Onschuldige speelballen lijken ze van dat grote mysterie dat onverwachts en meedogenloos toeslaat : bindingsangst. “Wanneer zal het dan toch ophouden ?” schreeuwt een wanhopige John Cusack in High Fidelity, wanneer hij zich op nieuwe vlinders betrapt terwijl zijn relatie net weer op wieltjes loopt. De film naar het gelijknamige boek van Nick Hornby toont als geen andere de kommer en kwel van een verwarde antiheld in zijn strijd tegen bindingsangst. Maar terwijl High Fidelity het bitterzoet houdt, laat Adriaan Morriën in zijn gedicht Liefde de zoetigheid achterwege : “Ik kan niet afgunstig zijn : als ik met je geslapen heb, sta ik mijn plaats af aan een ander. Ik voel me van je bevrijd. Ik kan weer dingen doen die ik niet kon doen voor ik met je sliep. Daarom ben ik je dankbaar. Maar jij begrijpt het niet.”

Vrouwen die één zwoele nacht als het begin van altijd beschouwen, terwijl die voor mannen net het einde betekent : schuilt daarin dan echt de kiem van het oermisverstand tussen mannen en vrouwen ? In zijn boek De moderne man laat de Nederlandse psycholoog Henk Noort het alvast zo uitschijnen. In dat wederzijdse onbegrip zou ook de mythe – want meer is het volgens hem meestal niet – van de bindingsangst zijn ontstaan. “Vrouwen concluderen vaak ten onrechte dat de man die een (seksuele) relatie met hen begint, ook geïnteresseerd is in een langdurige relatie”, schrijft hij. “Maar mannen willen zich over het algemeen alleen echt binden aan een vrouw die in hun ogen aantrekkelijk, leuk of interessant genoeg is.” Alleen met iemand die aan al hun torenhoge criteria beantwoordt, willen mannen dus verder gaan dan die eerste vrijblijvende fase. Vrouwen besluiten helaas iets te vlug dat zij die liefde van zijn leven zijn en sussen zichzelf dan al vlug met ‘hij heeft bindingsangst’, liever dan toe te geven dat ze dat niet zijn. Een doekje voor het bloeden, zeg maar.

Evengoed blijkt het een handig excuus dat mannen al eens opgelucht te hulp roepen. Want mannen, zo schrijft Noort, gaan in hun relaties liever zoveel mogelijk confrontaties uit de weg. Ze grijpen alles aan om maar niet te hoeven zeggen dat ze zich niet aan hun partner willen binden omdat ze onvoldoende kwaliteiten in huis heeft. Een polyvalente term dus, bindingsangst, maar in de meeste gevallen allesbehalve een vlag die de lading dekt. Althans volgens Noort.

Reëel probleem

De Nederlandse psycho- en relatietherapeute Carolien Roodvoets, die in haar boek Het monsterverbond een hoofdstuk wijdt aan de bindingsangstige man, denkt er anders over. “Goed, de term bindingsangst wordt nogal eens misbruikt door gekwetste vrouwen of onbeholpen mannen die zich eruit willen praten”, zegt ze. “En veel relationele haperingen verdwijnen tegenwoordig vaak ten onrechte in de grote pot, genaamd bindingsangst. Maar het is wel degelijk een reëel probleem, dat uiteenlopende oorzaken kan hebben. Vaak is het bijvoorbeeld een echt psychologisch probleem dat dan in principe zowel mannen als vrouwen treft.” In principe. Dat het door de band toch vooral mannen lijkt te overkomen, heeft volgens Roodvoets te maken met de psychoanalytische achtergrond. “Jongens moeten zich sterker dan meisjes losmaken van de moeder om zich met hun vader te kunnen identificeren. Makkelijk is dat natuurlijk niet : dat diepe verlangen naar afhankelijkheid moeten ze negeren en tegelijk moeten ze met vallen en opstaan op eigen benen leren te staan. Als dat om de een of andere reden een erg pijnlijk, moeizaam en verwarrend proces was, kan dat de jongen op latere leeftijd hinderen om weer intimiteit te durven beleven en zich te binden. Intimiteit roept trouwens sowieso angst op. Angst om in de steek gelaten te worden bijvoorbeeld. Of angst om je te laten kennen. Mensen met bindingsangst kiezen daarbij vaak het zekere voor het onzekere. Je niet binden doet uiteindelijk minder pijn dan gedumpt te worden.”

Er zijn er ook, de Amerikaanse historici Peter Stearns en Mark Knapp bijvoorbeeld, die een verband zien tussen mannelijke bindingsangst en de opkomst van het feminisme. Terwijl mannen zich nog in de tweede helft van de negende eeuw absoluut niet te mans vonden om hun hoofse gevoelens luidkeels en in mierzoete verpakkingen aan hun geliefde te declameren (denk Jane Austen), evolueerden ze halfweg vorige eeuw tot emotionele untouchables die seks, carrière en avontuur prompt lieten voorgaan op emotionele intimiteit. En dat alles, ocharme, uit koudwatervrees voor die “onberekenbare, slinkse en vooral gevaarlijke wezens” die vrouwen jammerlijk geworden waren.

“Dat er wat vertwijfeling is opgetreden toen de hiërarchie tussen man en vrouw herschikt werd, en dat mannen het even benauwd kregen bij de gedachte dat opvallend autonome vrouwen hen zouden overschaduwen en domineren, daar zal wel iets van aan zijn”, reageert relatietherapeut en seksuoloog aan de KU Leuven Alfons Vansteenwegen. “Maar dan hebben we het toch over een veeleer eenzijdige en weinig flatterende invulling van het woord feministe. En vooral : die schokgolf hebben mannen intussen toch al verwerkt, niet ?”

Only the best

Voor de huidige brede golf van bindingsangst zouden we de verklaring niet zozeer in feministische of zelfs psychoanalytische oorden moeten zoeken. We moeten het fenomeen, vinden ook Roodvoets en Vansteenwegen, misschien vooral linken aan de ziekte waaraan de huidige generatie twintigers en vroege dertigers nog amper kan ontsnappen : ze wil alles, behalve kiezen. De zogeheten ‘en-en-generatie’ wil geen beperkingen : én een goedbetaalde, fijne en dynamische job, én vele en verre reizen, én een brede en levendige vriendenkring, én een fantastisch herenhuis in de stad met tuin, én kinderen, én natuurlijk ook een partner die kan praten, een interessante job heeft, goed kan koken, genoeg vrijheid laat, een fantastisch lijf heeft en razend creatief is tussen de lakens. Ze willen veel, en alles moet perfect zijn.

Roodvoets doet er niet bepaald vrolijk over en heeft het ook wel over een “verwende generatie, een die opgevoed is in een vrij grote welvaart, maar die daar zelf amper iets in ruil voor heeft moeten geven. Wensen in vervulling zien gaan, ging voor hen misschien net iets te makkelijk.” Vansteenwegen beaamt. “Als kind en adolescent zo goed als alles kunnen krijgen wat je wilt, dat wil je gewoon doorzetten in je latere leven.”

Alles tegelijk dus. En daarom liever ook geen keuzes maken. Want het ene zou het andere al eens kunnen uitsluiten. Maar terwijl veel uiteenlopende opties nog nét gecombineerd kunnen worden (waarbij we een helse tijdsdruk graag voor lief nemen), is er één terrein waar een duidelijke keuze vrijwel onvermijdelijk is : de liefde. En daar heeft de en-en-generatie het knap lastig mee. Kiezen voor een vaste relatie is meer dan ooit verliezen : een hele brok vrijheid verliezen om waar ook te gaan en te staan, maar vooral ook een potentiële en misschien wel nóg betere partner die – wie zal het zeggen – volgende week het levenspad kruist. Nee, dan liever de deur op een kier houden.

Het is een bindingsangst die ook vrouwen niet spaart : één witte sok, enkele ontluikende haren op de onderrug of een niet vervangen lege rol toiletpapier en er wordt hardop gedroomd van die modebewuste, ijverige en ongetwijfeld haarloze buurman op de loopbanden in de fitness. Bovendien screenen vrouwen in hun omgeving vaak een geschikte man voor elk van hun ‘gedaanten’ : een voor de huisvrouw in hen, een voor de carrièrevrouw en misschien zelfs ook een voor de minnares. Jezelf maar beter niet te vlug vastrijden, dus. Zo liet een Engels rapport onlangs nog weten dat twaalf procent van de Britten pas van ontrouw spreekt als mensen getrouwd zijn en dat een derde het prima vindt dat je de eerste maanden van je relatie nog even ‘andere paden bewandelt’. Grondig selecteren, want alleen het beste is goed genoeg.

Iemand willen veranderen werkt niet

“Het huidige ‘alles kan en alles mag’-adagium is geen geschenk voor de jonge mens”, vindt Vansteenwegen. “Zoals filosoof Herman De Dijn het zo mooi verwoordde : hoe overleven we de vrijheid ? Er geraken wel meerderen verstrikt in dat minutieuze web van keuzes en mogelijkheden. Kiezen is verliezen ? Klopt. Maar kiezen is verliezen, wegens winst. Zorg ervoor dat je je niet blindstaart op wat je verliest en dat je op de duur niet vergeet en gaat verliezen wat je wél hebt.”

Dat we van alles zo graag het beste willen en op elk vlak ongelooflijk veeleisend zijn geworden, dat hoeft volgens Vansteenwegen op zich dan weer geen slechte zaak te zijn. “Zeker niet als het op partnerkeuze aankomt. Een leven delen doe je tenslotte niet met gelijk wie. Bindingsangst die voortvloeit uit dat verlangen naar de perfecte keuze is begrijpelijk. En terecht. Maar we mogen daarbij niet blind geloven in het concept van ‘de ware’. Die is er niet. Ik geloof niet dat hier op aarde één welbepaalde zusterziel rondloopt. Er zijn meerdere goede potentiële partners. Onderzoek heeft aangetoond dat je de meeste kans maakt op een voldoeninggevende relatie als je kiest voor iemand met veel gelijkenissen. In een relatie kun je nog een beetje veranderen door naar elkaar toe te groeien, maar die veranderingsmarge is beperkt. Iemand of jezelf helemaal willen veranderen, kan en werkt niet. Een goede basis van waaruit je kunt vertrekken, is dus onontbeerlijk.”

En wat dan als inderdaad na vijf jaar iemand in je leven opduikt waarmee het op nog meer vlakken blijkt te kloppen en te klikken ? “Dat kan altijd gebeuren. Maar vergeet niet dat datgene wat je met je partner samen opbouwt en beleeft ook betekenis krijgt. Meer betekenis wellicht dan die enkele gelijkenissen meer met die andere persoon. Een relatie máák je voor een groot stuk. Het gaat erom hoeveel je in de relatie stopt, hoeveel je terugkrijgt en of je daarmee tevreden bent. Een harde economische redenering misschien, maar uiteindelijk heeft je welbehagen in een relatie wel daarmee te maken.”

“En wellicht,” vindt Roodvoets, “wordt al eens te vaak vergeten dat je ook zelf intens moet investeren in een relatie, voor je er geluk uit kunt puren. Vlug en makkelijk de perfectie bereiken, zoals we dat toch zo graag willen, is hier niet van toepassing.”

Al hoeft die investering ook weer niet overschat te worden. Want ook dat kan al eens een sluimerende bindingsangst voeden, aldus Vansteenwegen. “Het is heel gezond om je bij het begin van een relatie vragen te stellen als ‘Zal ik erin slagen om mezelf nog te ontwikkelen bij die andere persoon ?’ Maar ‘bindingsangstigen’ houden daarbij vaak een ietwat scheefgetrokken beeld van de relatie voor ogen : een relatie is volgens hen iets waarvoor je je helemaal moet opofferen, waarvoor je een onmenselijk grote investering moet maken, en als het ware een kleine zelfvernietiging moet doorvoeren. Fout natuurlijk. Je moet je relatie wel verzorgen, maar uiteindelijk blijft het een ‘sámenleefrelatie’ waarin jij evenveel beslissingsrecht hebt.”

Nee, bindingsangst en al zeker de oorzaken ervan, vallen niet netjes af te lijnen. Waar het anno 2005 misschien in grove lijnen op neerkomt : dat we beter wat minder krampachtig die blinkende perfectie hoeven na te streven. Aan iemand kunnen zeggen : jij bent geen antwoord op al mijn vragen, en ook met jou erbij zal ik me nog heel vaak slecht en eenzaam voelen, maar ik vind het leven nu eenmaal fijner met dan zonder jou. Dat is al heel wat, zo blijkt.

Tekst Guinevere Claeys l Foto’s Guy Kokken

Vrouwen die één zwoele nacht als het begin van altijd beschouwen, terwijl die voor mannen net het einde betekent : schuilt daarin de kiem van het oermisverstand ?

“Intimiteit roept sowieso angst op. Angst om in de steek gelaten te worden bijvoorbeeld. Of angst om je te laten kennen.”

“Bindingsangst die voortvloeit uit dat verlangen naar de perfecte keuze is begrijpelijk. En terecht. Maar we mogen niet blind geloven in het concept van ‘de ware’. Die is er niet.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content