L’histoire se repète. In de zomermode voor 2008 herhaalt de geschiedenis zich op meer dan één manier.

Kunst, artisanaat en fantasie. Die drie begrippen leken als tekstballonnetjes boven de catwalks van New York, Milaan en Parijs te zweven. De futuristische vibe van vorige zomer is verdampt (geen vrouw die zich eraan waagde). Voor volgend seizoen stellen de meest toonaangevende ontwerpers sprookjesachtige outfits, art-nouveauprints en artistieke invloeden voor.

Het is de tweede keer in zes jaar dat de mode zich in een bad van fantasie dompelt. ” Sweat dreams : summer escape into a fairy tale“, schreef de Britse modejournaliste Suzy Menkes op 16 oktober 2001 in de International Herald Tribune. De vallende torens van 9/11 hadden een maand eerder de modeweek in New York afgebroken, de Verenigde Staten waren net Afghanistan binnengevallen. In de modeateliers reageerde men toen op deze gruwelijkheden door alle outfits te verwijderen die van ver of dichtbij verwezen naar een militaire look. De zomermode van 2002 oogde naïef, als balsem op de ziel.

Intussen is er veel water onder de brug gevloeid. De combat chic en militaire look weerspiegelden tussen toen en nu de verharding van de samenleving. De ijskoude futuristische mode nam het vorig seizoen over, maar geen mens voelde zich daardoor aangesproken. Voor de toekomst is het duidelijk nog iets te vroeg. Escapisme, zo denken de ontwerpers, daar hebben mensen behoefte aan.

“Fantasie is wat deze snelle wereld nodig heeft”, zei Miuccia Prada over haar zomercollectie. Opnieuw slaagt de intellectuele Italiaanse ontwerpster erin om met haar collectie de woordvoerster te zijn van de tijdgeest. De dromerige outfits waren bedrukt met art-nouveauprints, de halslijnen kronkelden als een gietijzeren trapleuning van Victor Horta, zelfs de schoenhakken leken van de hand van Gaudí. Half belle époque, half seventies. Half fantasy, half dromenland. Met sprookjeselementen en eigenzinnige interpretaties van de Arts and Crafts-beweging, zoals de impressionistische textielbedrukking op de leren handtassen.

De mooie tijd

De belle époque, zo leert ons de kunstgeschiedenis, is de Franse benaming voor de periode tussen 1890 en 1914. Het was de naam die de intelligentsia na de Eerste Wereldoorlog aan die 25 jaar gaf. Getraumatiseerd door de gruwel van de oorlog groeide een nostalgisch gevoel naar de ‘onbezorgde’ tijd, toen het heersende élan vital de groeibodem was voor wetenschappelijke en culturele bloei.

Prada was niet de enige die in haar beeldentaal naar begin vorige eeuw verwees. Roberto Cavalli bijvoorbeeld, de goeroe van de sexy sirene, toonde een collectie waarin negentiende-eeuwse bloemenprints concurreerden met onschuldig witte jurken die het lichaam vrij lieten in plaats van zijn gebruikelijke klevende stijl. De meisjes leken bij momenten uit een schilderij van de prerafaëlieten te zijn gestapt. Hetzelfde kan overigens worden gezegd over de collectie van de Siciliaan Antonio Marras, die losse jurken combineerde met bloomers.

Niet toevallig. Deze Britse beweging idealiseerde halfweg de negentiende eeuw het middeleeuwse leven, beeldde etherisch lijkende vrouwen af zonder korset en is onrechtstreeks betrokken bij de latere art-nouveaubeweging.

De tussenschakel is William Morris. De schilder en designer vormde samen met een aantal artiesten, dichters, schrijvers, acteurs uit het midden van het Victoriaanse tijdperk (1870-1880) een groep die zichzelf de Estheten noemden. Samen met architect Charles Voysey ontwierp hij huizen, waarbij elk detail onder handen werd genomen. Ook het behangpapier en het meubilair. Morris ontwierp er textiel- en borduurpatronen voor die refereerden aan de natuur. Wat zagen we bij Dolce & Gabbana ? Morrisachtige prints in brokaatfluweel. Wat zagen we bij Junya Watanabe ? Libertyprints.

Morris staat overigens ook bekend als utopist, grondlegger van het fantasygenre, en geestelijke vader van de Arts and Crafts-beweging. Zijn doel was fraaie, degelijke producten maken voor de gewone man. Kunstzinnig interessant, sociaal faalde het idee, want de gewone man kon die handgemaakte producten niet meer betalen en verkoos bovendien de slechte imitaties (kitsch) die de industrie leverde, en waardoor hij zich rijker voelde. Hoe actueel !

Geloof en ongeloof

Opmerkelijk is dat de Estheten ageerden tegen de lelijke machinegedreven productie als gevolg van de industriële revolutie. Ze hadden een afkeer van lelijkheid, en vereerden de natuur en het artisanaat. Ze borduurden zonnebloemen en madeliefjes op textiel, en hielden in het bijzonder van smock : een naaitechniek die enkel met de hand mogelijk is. Hun favoriete kleuren oogden vaag en oud, vaak ook wel exotisch. De kleuren van de pauwenstaart, zeker het blauw en groen, kwamen vaak terug. En om nogmaals Dolce & Gabbana aan te halen : zij stuurden jurken op de catwalk gemaakt van manueel beschilderde stoffen. Abstracte bloemenpatronen die een artiest er op enthousiaste en Jackson Pollockachtige wijze had op geschilderd. Handgemaakt, uniek en onbetaalbaar. Een (enigszins hypocriet) antwoord op de doorgedreven industrialisering van de luxe-industrie.

De Aesthetic Movement is de directe voorloper van de jugendstil of art nouveau, zoals de beweging in België en Frankrijk werd genoemd. De kunststroming was een kort maar intens leven beschoren. Ze dook op in Europa tussen 1880 en 1914, en kreeg vele namen. Maar of het nu Modern Style (VK), Secession (Oostenrijk), Catalaanse modernisme (Spanje, denk maar aan Gaudí) of Tiffany (VS) heette, de gemeenschappelijke kenmerken waren overduidelijk : golvende ornamentele lijnen, bijvoorbeeld, die emotie moesten verbeelden. Een optimistisch wereldbeeld ook en geloof in de toekomst. Gebruik van nieuwe moderne technieken, afkeer van symmetrie, en voorkeur voor afbeeldingen van vogels (de zwaan en de pauw), planten (iris, lelie, papaver, rozenknop), libellen, wolken, water en rotsen, en slanke vrouwengestaltes.

Ann Demeulemeester voelde eerder de geest van Marcel Duchamp tijdens het ontwerpen. Zowel haar heren- als damescollectie is geïnspireerd op het dadaïsme, de kunstbeweging die tussen 1916 en 1920 de zogenaamde beschaafde wereld aan de kaak stelde. Opnieuw is dit een reactie tegen de oorlog, en de dadaïsten, onder wie de futuristische schilder Marcel Duchamp, deden dat door irrationeel te handelen en te creëren. Mijnheer en madam Dada leefden in de dolle jaren twintig, wat Demeulemeester vrij interpreteerde in androgyne pakken met streepjesvoering en minicharlestonjurken. Ook Karl Lagerfeld voelde zich voor zijn creaties voor Fendi thuis bij dada. Meer bepaald het dada van de Franse kunstenaar François Picabia, wiens tekening van de luchtballon van Montgolfier rechtstreeks terugkomt in de concentrische cirkels op de zomerjurken van Fendi.

Paradox

Rest nog de vraag hoe we deze kunsthistorische referenties moeten duiden. Het is duidelijk niet de eerste keer dat bepaalde artistieke groepen zich tegen de maatschappij keren. Alle wezen erop dat het niet verder kon zoals het toen ging. Dat is ook de taak van de kunstenaar. De modemakers bedienen zich van hun taal, omdat het vandaag salonfähig is om te stellen dat het artisanaat, om er nu één voorbeeld uit te nemen, moet worden bewaard. Paradoxaal genoeg zijn het net de grote huizen die deze technieken nog kunnen toepassen, maar zijn ze, door hun outsourcing naar landen als China, mee verantwoordelijk voor het feit dat het ambacht en zijn kennis van technieken maar moeilijk overleeft.

Op één punt lijken velen het eens te zijn. Het is tijd om de fantasie opnieuw los te weken, en te doen wat modemakers moeten doen. Dat is : de wereld een heel klein beetje mooier maken. Hopelijk heeft dit volgende zomer effect op het straatbeeld. Want iedereen kan wel een beetje balsem op de ziel gebruiken.

Door Cathérine Ongenae I Foto’s Etienne Tordoir

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content